In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, MHK Notarissen B.V. De werknemer vorderde betaling van een transitievergoeding en niet-genoten verlofuren. De werknemer was sinds 1 juli 1977 in dienst bij MHK en had zich op 4 oktober 2019 ziek gemeld. MHK had het dienstverband opgezegd per 1 mei 2022 na het verkrijgen van een ontslagvergunning van het UWV. De werknemer stelde dat MHK bij de berekening van de transitievergoeding ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn jaarlijkse variabele bonus, die volgens hem als een vaste looncomponent moest worden beschouwd. Daarnaast betwistte hij de afrekening van zijn verlofuren, waarbij MHK een aantal verlofuren in mindering had gebracht zonder de werknemer hierover te informeren.
De kantonrechter oordeelde dat de variabele bonus van de werknemer inderdaad moest worden meegenomen in de berekening van de transitievergoeding, omdat deze in de voorgaande jaren was uitgekeerd en niet als volledig voorwaardelijk kon worden beschouwd. De rechter wees de vordering van de werknemer tot aanvulling van de transitievergoeding met € 1.037,81 toe. Wat betreft de verlofuren oordeelde de kantonrechter dat MHK geen correcte verlofadministratie had bijgehouden en dat de werknemer niet was geïnformeerd over het verval van zijn vakantiedagen. Hierdoor kon MHK zich niet beroepen op het verval van de verlofuren. De kantonrechter wees ook deze vordering toe, waarbij de werknemer recht had op € 13.836,92 aan niet-genoten verlofuren, vermeerderd met een wettelijke verhoging.
De kantonrechter veroordeelde MHK tot betaling van de transitievergoeding en de verlofuren, en stelde MHK ook aansprakelijk voor de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.