ECLI:NL:RBLIM:2022:774

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
03/009403-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en diefstal onder bedreiging van geweld wegens gebrek aan bewijs

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing en diefstal onder bedreiging van geweld. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander de aangever, [slachtoffer], had gedwongen om een bedrag van 10.000 euro af te geven, dan wel dit bedrag had gestolen. Tijdens de zitting op 19 januari 2022 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken.

De officier van justitie heeft gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, waarbij hij verwees naar verklaringen van de aangever en andere bewijsmiddelen, zoals sms-berichten en observaties. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De raadsvrouw voerde aan dat de verklaringen van de aangever inconsistent en onbetrouwbaar waren, en dat er geen bewijs was dat de aangever daadwerkelijk het geldbedrag had afgegeven.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de aangever in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk een geldbedrag van 10.000 euro had afgegeven. De rechtbank concludeerde dat de tenlastelegging enkel voltooide delicten betrof, terwijl er in werkelijkheid slechts sprake was van een poging. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens is de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet was veroordeeld voor het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/009403-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 02 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K. Bruns, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 januari 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met een ander door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen om 10.000 euro af te geven dan wel onder bedreiging met geweld die 10.000 euro van genoemde [slachtoffer] heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Daarbij heeft de officier van justitie – zoals vervat in het overgelegde schriftelijke requisitoir – met betrekking tot het bewijs verwezen naar de verklaringen van aangever [slachtoffer] , welke op essentiële punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals het berichtenverkeer op 10 januari 2019, de observatie voorafgaand aan de aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte] , de bescheiden betreffende de hennepteelt in de woning van [slachtoffer] alsmede de door hem in de zomer van 2018 afgesloten lening van 6.000 euro. De officier van justitie wijst voor de betrokkenheid van de verdachte in het bijzonder op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] waaruit blijkt dat hij de helft van het door aangever eerder betaalde bedrag van 6.000 euro aan de verdachte heeft gegeven, de sms-berichten van 10 januari 2019 en de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] na de contacten met aangever op 10 januari 2019 contact heeft met de verdachte en met hem bespreekt dat aangever bang is en wil afspreken, waarop de verdachte aangeeft: “Hij ( [slachtoffer] ) denkt ons te slim af te zijn”.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsvrouw – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – primair aangevoerd dat de verdenking enkel is gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer] en steunbewijs afkomstig uit een andere bron ontbreekt, waardoor niet wordt voldaan aan het bewijsminimum. Het dossier bevat uitsluitend bewijs afkomstig – direct of indirect – van [slachtoffer] . De gesprekken en berichten van 10 januari 2019 zijn onvoldoende concreet om tot steunbewijs te dienen. De overige bewijsmiddelen waarnaar de officier van justitie verwijst, zijn allen afkomstig van [slachtoffer] . Voorts verklaart [slachtoffer] inconsistent en onbetrouwbaar en kan uit zijn verklaringen de betrokkenheid van de verdachte niet worden afgeleid.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk een geldbedrag van 10.000 euro of enig een (ander) goed heeft afgegeven,. Immers, de 10 euro die blijkens de stukken door medeverdachte [medeverdachte] uit de auto van aangever zou zijn gehaald, behoorde toe aan de politie en niet aan aangever. Er is hoe dan ook geen sprake van een voltooide afpersing dan wel een voltooide diefstal van 10.000 euro. Een poging tot het plegen van deze delicten is echter niet aan verdachte ten laste gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet is gebleken dat aangever [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode daadwerkelijk een geldbedrag van 10.000 euro heeft afgegeven aan de verdachte of de medeverdachte. Integendeel, dit is voorkomen door het ingrijpen van de politie. Immers, de politie heeft, nadat aangever zich tot hen wendde, een bedrag van 10 euro in een enveloppe gedaan en heeft die enveloppe in de auto van [slachtoffer] geplaatst. Vervolgens heeft [slachtoffer] een afspraak gemaakt met medeverdachte [medeverdachte] waarna deze de enveloppe uit de kofferbak van de auto van aangever heeft gepakt. Deze 10 euro behoorde echter niet toe aan [slachtoffer] , maar aan de politie. Dat betekent dat de ten laste gelegde delicten van afpersing dan wel diefstal met geweld niet zijn voltooid, maar het bij een poging daartoe is gebleven. Nu het ten laste gelegde alleen de voltooide delicten betreft (en niet de poging) kan het ten laste gelegde dan ook niet worden bewezen en kan de rechtbank niet anders dan de verdachte hiervan vrijspreken.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van 4.852,52 euro en de immateriële schade op een bedrag van 900 euro gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[slachtoffer] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld worden in de kosten, door de verdachte gemaakt. Nu niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering, zal de rechtbank deze kosten vaststellen op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 02 februari 2022.
Mr. dr. D.L.F. de Vocht en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2018 tot en met 10 januari 2019 in de gemeente(n) Maastricht en/of Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van € 10.000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, door op dreigende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Je moet doorgaan met de hennepteelt of je moet € 10.000,- betalen want anders sla ik je de intensive care in en wanneer je hier weer uit komt dan sla ik je opnieuw het ziekenhuis in", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2018 tot en met 10 januari 2019 in de gemeente(n) Maastricht en/of Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen € 10.000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door op dreigende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Je moet doorgaan met de hennepteelt of je moet € 10.000,- betalen want anders sla ik je de intensive care in en wanneer je hier weer uit komt dan sla ik je opnieuw het ziekenhuis in", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;