Beslissing
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,-- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,-- aan proceskosten aan verzoeker.
De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Tot het treffen van een voorlopige voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan, indien op grond van de beschikbare gegevens moet worden geoordeeld dat zonder die voorziening het voor de indiener van een verzoek uit een besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang. Daarbij gaat het om een afweging van de belangen van de indiener van het verzoek bij een onverwijlde voorziening tegen de belangen die zijn gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard en niet bindend in de bodemprocedure.
2. Op 31 mei 2022 werd in de kelder van de woning een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Ten tijde van het binnentreden was de woning onbewoond. Sinds 21 juni 2022 staat de echtgenote van verzoeker ingeschreven op het adres van de woning. In totaal werden 19 hennepplanten aangetroffen. Voorts werd aangetroffen:
- 3 aangesloten assimilatielampen;
- 1 niet-aangesloten assimilatielamp;
- 7 aangesloten LED-lampen;
- 5 koper transformatoren;
- 1 aluminium transformator;
- 9 kunststof ventilatoren;
- 4 hygro-ph/ec en thermometers.
Uit het onderzoek door de politie blijkt tevens dat de stroom illegaal werd afgetapt.
Het voorgaande, in combinatie met het gegeven dat uit de in de woning
aangetroffen omstandigheden en feiten blijkt dat de woning geen of slechts een
ondergeschikte woonfunctie heeft, is voor verweerder aanleiding geweest om verzoeker als
belanghebbende bij brief van 11 augustus 2022 op de hoogte te stellen van zijn
voornemen om tot sluiting van de woning aan de [adres] over te gaan. Verzoeker heeft zijn zienswijze op 30 augustus 2022 telefonisch kenbaar gemaakt. Verzoekers zienswijze heeft geen verandering gebracht in verweerders voornemen de woning voor de duur van zes maanden te sluiten. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
3. Uit telefonisch contact tussen verweerder en de rechtbank vlak voor de zitting én ter zitting ook door verzoeker aangegeven, is gebleken dat de door verweerder in eerste instantie overgelegde foto’s van de woning/hennepplantage geen betrekking hebben op de hier in geding zijnde woning aan de [adres] ; deze foto’s betreffen een andere woning en de aldaar aangetroffen hennepkwekerij. Verweerder heeft ter zitting alsnog foto’s van de woning/aangetroffen hennepplantage overgelegd. Voorts kon verweerder ter zitting niet bevestigen dat de in het besluit genoemde lijst van aan hennep gerelateerde attributen, betrekking hebben op de aangetroffen hennepkwekerij in de woning. Ter zitting is ten aanzien van de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk door verzoeker aangegeven dat de aan de ligging verbonden conclusie is gebaseerd op een cirkel met een straal van 600 meter. Bij een geringere straal zou de conclusie wel eens anders kunnen luiden. Daarbij blijkt uit de mail van 26 augustus 2022 van de heer [naam 2] , analist veiligheid, dat uit de politiecijfers qua registratie overlast drank/drugs geen bijzonderheden op de [betreffende straat] zijn vermeld. Hetzelfde geldt voor meldingen hieromtrent bij de gemeente.
4. Tijdens het onderzoek ter zitting is over de grondslag van het primaire besluit zoveel twijfel gerezen dat de vraag is of dit besluit na bezwaar stand zal houden. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting blijft onduidelijkheid bestaan over de overtreding van de Opiumwet en over de verwijtbaarheid van verzoeker.
Verweerder zal in het te nemen besluit op bezwaar ten aanzien van de ligging van de woning een standpunt moeten innemen over hoe het zit met de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk indien wordt uitgegaan van een straal van minder dan de in het primaire besluit gehanteerde 600 meter. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de hoeveelheid aangetroffen planten (19) een relatief geringe hoeveelheid is die niet meteen duidt op een professionele aanpak van hennepteelt met een daaraan verbonden hoge opbrengst. De vraag dient dan ook te worden beantwoord of de duur van de sluiting evenredig is in verhouding tot de omvang van de overtreding.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. Schrammen, griffier.
De griffier is verhinderd te tekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 september 2022