Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
7.De maatregel tot kostenvergoeding ex artikel 13d van de Opiumwet
a. de maatregel, bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd;
b. de maatregel, bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, had kunnen worden opgelegd maar waarvan door de veroordeelde afstand is gedaan op de wijze, bedoeld in artikel 116, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering; of
c. een machtiging tot vernietiging als bedoeld in artikel 117, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, is verleend voor zover het voorwerpen betreft die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
- de officier van justitie, door uit te gaan van de gemiddelde kosten van een ruiming van een hennepkwekerij in Nederland in 2022, niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de daadwerkelijke kosten zijn voor de vernietiging van de hennepstekkerij in deze zaak;
- de officier van justitie de rechtbank heeft gevraagd om een schatting te maken van de organisatie-/personele kosten, terwijl uit de Memorie van Toelichting blijkt dat dit niet kan;
- de officier van justitie onder de organisatie-/personele kosten bovendien werkzaamheden schaart die niet direct met de vernietiging van de hennepstekkerij samenhangen.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1a, 1b en 2 tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1a, 1b en 2 tot een taakstraf voor de duur van 220 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 110 dagen.
hij op of omstreeks 6 juli 2022 te Hoensbroek, gemeente [plaats]
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Hoofdstraat 253) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4213 hennepstekken en/of 76
(moeder)hennepplanten, althans een groot aantal hennepstekken en/of
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2022 tot en met 6 juli 2022 te Hoensbroek,
gemeente [plaats] ,
elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [energie maatschappij] BV, in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.