3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en heeft – samengevat weergegeven – als volgt verklaard. Sinds een aantal weken viel ons op dat er iedere keer in de avonduren een
scooterrijder voorbij kwam. Ik vermoed dat de scooter niet voorzien was van een
uitlaatsysteem. Ook buurtgenoten zeiden dat ze last hadden van de scooter. Op 26 juni 2021 omstreeks 23.30 uur zaten mijn vrouw [slachtoffer 2] en ik buiten in de tuin van onze woning aan de [adres] in Bingelrade. Wij hoorden dat de scooter weer langsreed. Toen kwam de scooter na een uur, omstreeks 00.30 uur terug. Ik besloot buiten te gaan kijken om de scooterrijder aan te spreken op het harde geluid dat de scooter maakte. Ik liep naar buiten en ben op de [adres] onder een lantaarnpaal gaan staan om duidelijk zichtbaar te zijn. Toen de scooter naderde, liep ik verder de weg op en deed één arm omhoog om de scooterrijder duidelijk te maken dat ik wilde dat hij stopte. Ik zag dat de scooter snelheid minderde, dat hij mij stapvoets naderde en dat hij mij wilde passeren. Vervolgens legde ik mijn hand op de schouder van de bestuurder. Ik liep vervolgens enkele passen met de scooter mee omdat de bestuurder rustig door rolde. Ik voelde weerstand op zijn schouder, liet de bestuurder los en legde mijn hand op de schouder van de bijrijder. Ik liep met de scooter mee en gaf genoeg weerstand om ervoor te zorgen dat de bijrijder afstapte. De bijrijder stapte rustig af. Vervolgens zag ik dat de bestuurder de scooter op de grond gooide en in versnelde pas in mijn richting liep. Ik zei nog doe rustig. Ik voelde dat er een confrontatie ging plaatsvinden. Ik deed beide handen omhoog ter hoogte van mijn borstkas om de bestuurder op afstand te houden. Hij liep gelijk door en ik voelde dat ik met beide handen hard geduwd werd op mijn schouders. Meteen hierna zag ik dat hij met zijn rechterhand met gebalde vuist naar mijn hoofd sloeg. Hierna ontstond een worsteling tussen de bestuurder en mij. Op een gegeven moment vielen we de struiken/heg in. We lieten elkaar los. Ik kroop uit de heg en liep weg. Toen voelde ik het warm worden bij mijn rechter borst en merkte ik dat ik gestoken was en aan het bloeden was. Ik heb zeer sterk het vermoeden dat de bijrijder mij met het mes gestoken heeft. Dit vermoeden werd extra bevestigd toen ik zag dat de bijrijder een mes in zijn rechterhand vast hield. De bijrijder en de bestuurder stonden op dat moment ongeveer 5 meter uit elkaar. Ik stond ook ongeveer 5 meter van beide mannen af. Toen zag ik dat de bestuurder weer op mij af liep. Ik werd weer aangevallen door hem en er ontstond meteen een worsteling. Toen pakte ik de bestuurder weer in een nekklem. Toen zag ik dat mijn vrouw naar buiten kwam lopen vanuit de voordeur van onze woning. Ik zag dat de bijrijder met het mes in zijn hand in de richting van mijn vrouw riep. Toen zag ik dat de bijrijder weer in mijn richting kwam lopen. Ik zag dat de bijrijder het mes in zijn rechterhand vast had en dat hij een dreigende houding aannam ten opzichte van mij. Toen heb ik de bestuurder losgelaten. Daarna zag ik dat de bijrijder en de bestuurder weer op mij af kwamen lopen. Ik kreeg een hele harde klap op en rond mijn neus. Gevoelsmatig kwam de klap van de bijrijder. Ik kreeg heel kort na die eerste harde klap een tweede klap. Ik besloot om te vluchten in de richting van Brunssum.
[slachtoffer 2] deed eveneens aangifte en heeft – samengevat weergegeven – het volgende verklaard: op 27 juni 2021 omstreeks 00:25 uur hoorden mijn man en ik weer een scooter rijden die knetterhard geluid maakte. Mijn man wilde die jongen hierop aanspreken en liep naar buiten. Ongeveer 1-2 minuten later hoorde ik tumult. Ik deed de voordeur open, rende de stoep op en zag dat mijn man aan de overkant van de weg in de struiken lag en werd aangevallen door twee mannen. Een man was lang en smal en de andere man was klein en licht getint. Ik zag dat mijn man achterover in de struiken werd geduwd. Die donkere langere jongen was op hem in aan het slaan. En die kleinere getinte jongen was ook aan mijn man aan het trekken toen hij in de struiken lag. Die lange was aan het worstelen met mijn man en hij was mijn man aan het slaan. Die kleinere stond dicht bij mijn man en die was mijn man aan het duwen. Ik schreeuwde, ‘Ga weg! Laat hem met rust!’. Toen ik begon met schreeuwen zag ik dat de kleinere jongen van mijn man wegliep en zich
omdraaide in mijn richting. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een mes had. Die kleinere keek me aan en sprintte toen rechtstreeks naar mij toe. Hij rende echt hard. Hij richtte het lemmet naar mij toe in een dreigende houding. Hij keek heel agressief uit zijn ogen. Ik dacht, hij moet mij ook hebben. Toen vreesde ik ook voor mijn veiligheid. Ik draaide me meteen om en rende richting de voordeur die ik op een kiertje had gelaten. Ik heb de deur met al mijn kracht dicht gesmeten. Op het moment dat ik de deur dichtgooide, hoorde ik dat die kleine met dat mes tegen de deur op bonkte. Ik was dus net op tijd binnengekomen.
[getuige] , wonende aan de [adres] te Bingelrade is op 27 juni 2021 tussen 00:10 uur en 1:00 uur als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij haar overbuurvrouw met gevaar voor eigen leven richting de voordeur heeft zien lopen. Zij zag de overbuurvrouw haar woning binnen rennen en zij zag dat ze de deur voor de neus van een persoon dichtdeed.
Uit de forensisch medische letselrapportage kan worden afgeleid dat er bij [slachtoffer 1] sprake was van enkele oppervlakkige huidbeschadigingen in het gelaat en in de hals. Daarnaast had [slachtoffer 1] een steekverwonding rechts aan de zijkant van de borst alsmede een steekverwonding aan de linker flank. Als gevolg van de steekverwondingen is rechts een kleine klaplong ontstaan.
Uit forensisch radiologisch onderzoek volgt dat de steekverwonding op de borst een minimale lengte heeft van circa 3,7 cm en de steekverwonding aan de linker flank een minimale lengte heeft circa van 1,7 cm. Ook volgt uit dit onderzoek dat in de nabijheid van de steekverwondingen slagaders lopen. Een letsel hieraan kan leiden tot ernstig bloedverlies, hetgeen weer kan leiden tot functiestoornissen van de longen, het hart en de hersenen. Ook hadden de steekverwondingen kunnen leiden tot een meer uitgebreide klaplong, met functiestoornissen van de longen en het hart tot gevolg. Tot slot bevindt zich in het verlengde van de steekverwonding aan de linker flank, de milt. Letsel aan de milt kan leiden tot ernstig bloedverlies in de buik, hetgeen kan leiden tot functiestoornissen van het hart en de hersenen.
De verdachte heeft ter terechtzitting – voor zover voor het bewijs relevant – het volgende verklaard: ik zat op de bewuste avond als bijrijder achterop de scooter. Toen ik van de scooter af was en naast [slachtoffer 1] stond, deed ik mijn handen in mijn zakken, pakte ik het mes en opende het. Ik zag vervolgens dat de bestuurder van de scooter aangerend kwam in de richting van [slachtoffer 1] . Nog voordat de bestuurder [slachtoffer 1] sloeg, heb ik het mes gebruikt en [slachtoffer 1] gestoken. Het klopt dat ik ook nog achter [slachtoffer 2] aangerend ben met het mes in mijn hand.
Het team Forensische Opsporing heeft onderzoek gedaan naar het door de verdachte gebruikte mes. Hieruit volgt dat het een opvouwbaar mes betrof en dat de lengte van het lemmet circa 60 millimeter was.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] tweemaal in diens bovenlichaam heeft gestoken met een mes. Op basis van de eigen verklaring van de verdachte stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer 1] de eerste keer heeft gestoken nog voordat er een worsteling ontstond tussen [slachtoffer 1] en de bestuurder van de scooter. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte zich na het ontstaan van de worsteling tussen de bestuurder en [slachtoffer 1] , heeft gemengd in deze worsteling. Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij zag dat de verdachte, toen [slachtoffer 1] en de bestuurder van de scooter in de struiken lagen, aan [slachtoffer 1] aan het trekken en duwen was. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de bestuurder en bijrijder van de scooter na de worsteling die in de struiken eindigde, weer op hem af kwamen lopen, en dat hij een klap op zijn gezicht kreeg, vermoedelijk van de bijrijder.
Feit 1 primair: poging tot doodslag
De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] wilde doden. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] pijn wilde doen en hem wilde bedreigen met het mes.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken niet is komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken omdat hij uit was op de dood van de verdachte. Van vol opzet op de dood van het slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of vastgesteld kan worden dat bij de verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer 1] – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Kort gezegd moet er een aanmerkelijke kans zijn geweest dat [slachtoffer 1] door het steken in de borst en flank zou komen te overlijden. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van deze kans en hij moet deze kans hebben aanvaard.
In de letselrapportage en het radiologisch onderzoek wordt beschreven dat bij [slachtoffer 1] sprake was van een steekverwonding rechts aan de zijkant van de borst alsmede een steekverwoning aan de linker flank. [slachtoffer 1] heeft door het steken in de borst een kleine klaplong opgelopen. Voorts wordt het steken met een mes ter hoogte van de borstregio als potentieel levensbedreigend letsel gekarakteriseerd vanwege de vitale structuren in de borstregio. De radioloog benoemt de aanwezigheid van slagaders en vitale organen in de regio waar de verdachte heeft gestoken. Het raken hiervan, had potentieel dodelijk kunnen zijn. De rechtbank stelt vast dat van deze vitale organen de longen ook zijn geraakt gelet op de klaplong die [slachtoffer 1] heeft opgelopen. De rechtbank concludeert op basis van deze gegevens dat de verdachte [slachtoffer 1] met kracht met een scherp mes heeft gestoken in het bovenlichaam (waarbij de long is geraakt).
Naar algemene ervaringsregels roept het met kracht met een mes als hier aan de orde (een lemmet van 6 cm lang) in de borstregio steken, en in dit geval meermalen steken, de aanmerkelijke kans in het leven dat iemand daardoor komt te overlijden. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft een ieder, en dus ook verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Het met kracht steken in de borstregio is bovendien naar uiterlijke verschijningsvormen zozeer gericht op het bewerkstelligen van de dood, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties daarvoor is in deze zaak niet gebleken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en kan naar het oordeel van de rechtbank de aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 2: openlijke geweldpleging
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zowel de bestuurder van de scooter als de verdachte als bijrijder, op de openbare weg geweldshandelingen hebben verricht tegen [slachtoffer 1] . Naast deze geweldshandelingen zijn de verdachte en de bestuurder ook samen meermaals dreigend in de richting van [slachtoffer 1] gelopen, waarbij de verdachte steeds het mes in zijn handen hield. De verdachte heeft door diens handelen én door het samen optrekken met de bestuurder in de richting van [slachtoffer 1] , naar het oordeel van de rechtbank niet alleen opzet gehad op zijn eigen geuite geweldshandelingen, maar ook op de overige in de tenlastelegging opgenomen geweldshandelingen en daaraan naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Dat niet is komen vast te staan wie van de verdachten precies welke geweldshandelingen hebben uitgevoerd, is onder deze omstandigheden niet relevant.
De raadsvrouw heeft gesteld dat voor zover openlijke geweldpleging al zou worden aangenomen, de handeling van de verdachte als handeling uit noodweer(exces) moet worden gezien. De rechtbank acht deze enkele opmerking onvoldoende specifiek, onvoldoende onderbouwd en onvoldoende concreet om dit als een in deze zaak gevoerd verweer te beschouwen en daarop te responderen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 3: bedreiging
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte jegens [slachtoffer 2] , van welke gedragingen zowel [slachtoffer 1] als [getuige] getuige zijn geweest, te weten het doelgericht achter [slachtoffer 2] aanrennen met een mes in zijn hand, oordeelt de rechtbank dat verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het aanjagen van de vrees bij [slachtoffer 2] dat zij het leven zou kunnen verliezen of ernstig letsel zou oplopen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.