ECLI:NL:RBLIM:2022:7297

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
03.010790.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in Roermond

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 13 januari 2022 in Roermond geprobeerd een slachtoffer met een mes van het leven te beroven. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 720 dagen, waarvan 611 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij het voorwaardelijke gedeelte van de straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, verplichte ambulante behandeling en controle op het gebruik van alcohol en drugs.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 september 2022, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met opzet het slachtoffer heeft gestoken, wat leidde tot levensbedreigende verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden.

De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank benadrukte het belang van hulpverlening voor de verdachte om recidive te voorkomen, en legde een voorwaardelijke straf op om hem de kans te geven zijn leven te beteren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.010790.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 27 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1981,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 september 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair: heeft getracht [slachtoffer] met een mes van het leven te beroven;
subsidiair: heeft getracht met een mes [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft meermalen met opzet op [slachtoffer] ingestoken met een mes. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes op de plaatsen waar [slachtoffer] is gestoken een aanmerkelijke kans dat er levensbedreigende letsels ontstaan met zich brengt. Gelet op het bloedverlies had de wond aan het been hem fataal kunnen zijn. Door meermalen te steken heeft de verdachte de kans op de dood van [slachtoffer] bewust aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met opzet [slachtoffer] heeft willen doden dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt vast dat ter terechtzitting niet is betwist dat op 13 januari 2022 te Roermond een conflict tussen de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. [2] In het trappenhuis van het appartementencomplex waar de verdachte woonachtig is, vond een worsteling plaats, waarbij de verdachte een mes in zijn hand had. Tijdens de worsteling zijn de verdachte en het slachtoffer van de trap gevallen, terwijl de verdachte dit mes nog steeds vast had. [3] De verdachte heeft onderaan de trap met het mes het slachtoffer in het bovenbeen geraakt. [4] Bij de politie heeft de verdachte op twee momenten verklaard dat hij het slachtoffer meermalen heeft gestoken. [5]
Het slachtoffer is in het ziekenhuis onderzocht. Hij bleek een steekverwonding op het linker schouderblad, een huidbeschadiging aan het hoofd en een verwonding aan het rechter bovenbeen te hebben. Volgens het verplegend personeel had het slachtoffer fors bloed verloren door de verwonding aan zijn been waardoor hij in shocktoestand terecht was gekomen en medische behandeling behoefde. Zonder deze behandeling was het slachtoffer mogelijk doodgebloed. De wond aan het been was enkele centimeters diep. [6]
De rechtbank neemt hetgeen hiervoor is overwogen als uitgangspunt voor de beantwoording van de vraag of de verdachte heeft gepoogd het slachtoffer [slachtoffer] met opzet te doden met gebruikmaking van het mes.
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij door het glas van de galerijdeur zag dat er ruzie was tussen de verdachte en een onbekende man. Op enig moment, terwijl de beide mannen bovenaan de trap stonden, zag hij dat er steekbewegingen van boven naar beneden werden gemaakt met een groot mes. [7]
Getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij door het glas van de galerijdeur zag dat er gevochten werd in de galerij tussen de twee deuren van het trappengat. Hij zag dat er twee personen met elkaar aan het vechten waren. Door het glas heen zag hij duidelijk bovenhandse hakbewegingen. De getuige opende de deur en zag dat de verdachte en de man die achteraf het slachtoffer met de steekwond bleek te zijn, aan het vechten waren. De verdachte viel en hij probeerde die man nog te grijpen. De man probeerde de verdachte ook te grijpen. Daardoor vielen ze allebei van de trap af. De getuige was vervolgens naar beneden gelopen op de positie waar de gestoken man eerst stond en toen zag hij dat die gestoken man op het onderste deel van de trap naar beneden stond. Hij zag dat de man aan zijn rechter bovenbeen bloedde. [8]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte de deur van de galerij opentrok en op hem begon in te steken. De verdachte raakte aangever op zijn hoofd. De tweede keer stak de verdachte in de linker schouder van aangever. Beneden aan de trap stak de verdachte met het mes met kracht in het been van aangever. Het complete mes was ongeveer 30 centimeter. [9]
Poging doodslag
De rechtbank concludeert aan de hand van de bewijsmiddelen dat de verdachte bovenaan de trap het letsel aan het hoofd en de linker schouder van het slachtoffer met een mes heeft toegebracht. De verdachte heeft immers verklaard dat hij het mes in zijn hand had toen hij met het slachtoffer bovenaan de trap stond en dat nog steeds had toen hij met het slachtoffer van de trap viel. De getuigen hebben hakkende bewegingen bovenaan de trap waargenomen en het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte op hem instak nadat hij de deur van de galerij had opengetrokken. Na de val heeft de verdachte het slachtoffer onder aan de trap in het been gestoken. Ter terechtzitting heeft de verdachte ontkend het slachtoffer bewust te hebben gestoken, hij zou zich enkel (onderaan de trap) met het mes hebben afgeweerd. Deze laatste verklaring is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanige aard dat die afdoet aan de verklaringen die de verdachte eerder bij de politie heeft afgelegd en waaruit volgt dat hij meermalen heeft gestoken.
Vaststaat dat de verdachte het slachtoffer in de linker schouder en het rechter bovenbeen met een groot mes heeft gestoken en in het hoofd heeft gesneden, met een steekverwonding van centimeters diep in het bovenbeen, een steekverwonding in de linkerschouder en huidbeschadiging aan het hoofd tot gevolg.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte, te weten het kennelijk op een onbesuisde manier meermalen insteken met een groot mes op het slachtoffer waarbij het slachtoffer is geraakt in het bovenlichaam, het been en het hoofd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam diverse vitale organen bevinden en in het bovenbeen een beenslagader. Door aldus te handelen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door zijn handelen gedood zou worden, bewust aanvaard. De primair ten laste gelegde poging tot doodslag wordt dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair:
op 13 januari 2022 te Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] met een mes in het bovenbeen en de linkerschouder heeft gestoken en in het hoofd heeft gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij poging tot doodslag als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar hanteert. De officier van justitie ziet weinig reden om van dat uitgangspunt af te wijken. Hoewel het positief is dat het beter gaat met de verdachte, twijfelt de officier van justitie of de verdachte wel echt wil stoppen met zijn alcoholgebruik. Hij ziet het recidiverisico dan ook als hoog. De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van het voorarrest en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en het meewerken aan middelencontrole
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij een bewezenverklaring kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf kan als stok achter de deur gelden. Naast de gevangenisstraf kan een taakstraf worden opgelegd.
Wanneer een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van behoorlijke duur wordt opgelegd, zullen alle inmiddels ingezette hulptrajecten dienen te worden afgebroken en de verdachte zal dan zeker zijn huis kwijt zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft met een mes steekbewegingen in de richting van het slachtoffer gemaakt waarbij hij het slachtoffer [slachtoffer] in de linker schouder en het rechter bovenbeen heeft gestoken en in het hoofd heeft gesneden. Door aldus te handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bewust het risico genomen dat het slachtoffer dodelijk geraakt zou worden. Blijkens de medische informatie was de verwonding aan het bovenbeen van het slachtoffer en het daarmee gepaard gaande bloedverlies bovendien potentieel levensbedreigend. Hoe het nu met het slachtoffer gaat is ongewis; daarvoor ontbreekt in het dossier actuele informatie.
Het feit is gepleegd in een trappenhuis van een flat. Meerdere personen waren getuige van de geweldsuitbarsting. Het is van algemene bekendheid dat feiten als het onderhavige maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaken.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat generale preventie in dit soort zaken in het algemeen van groot belang is en deze daarom moeten worden afgedaan met een forse gevangenisstraf.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de door de officier van justitie uiteengezette strafeis vanwege enerzijds de ernst van het delict en anderzijds de (actuele) zorgen over de verdachte, acht de rechtbank in de onderhavige zaak – gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de stukken en ter terechtzitting is gebleken – een straf waarbij de verdachte niet opnieuw detentie hoeft te ondergaan passend en geboden. Wel zal de rechtbank, om de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan te benadrukken, een langer voorwaardelijk strafdeel opleggen.
De rechtbank hecht grote waarde aan de inhoud van het reclasseringsadvies van 27 juni 2022 waaruit blijkt dat de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis zich goed heeft gehouden aan de gemaakte afspraken en deel heeft genomen aan de uitgezette en nog steeds lopende hulptrajecten voor zijn verslavingsproblematiek en traumaverwerking. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel baat heeft bij de hulp en begeleiding die hem nu worden geboden. De rechtbank leest naast de positieve kanten van het advies ook dat het alcoholgebruik van de verdachte nog immer fors is. In combinatie met de ADHD-problematiek van de verdachte blijft het recidiverisico daardoor hoog.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte ter terechtzitting inzicht heeft getoond in zijn rol bij het conflict tussen hem en het slachtoffer, die zich in het conflict overigens evenmin onberoerd heeft gelaten en aan wie zelfs een initiërende rol kan worden toegeschreven. De rechtbank is van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de reeds eerder positief geduide ontwikkeling van de verdachte zal doorkruisen en daarmee juist een groot recidivegevaar met zich zou meebrengen. De verdachte is gebaat bij hulp om het recidiverisico te beperken en niet gebaat bij een langdurige opsluiting. Het is van belang dat hij voortgaat op de ingeslagen weg.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor geweldsdelicten. Daar deze feiten een behoorlijk aantal jaren geleden hebben plaatsgevonden, zal de rechtbank daar bij de straftoemeting geen rekening mee houden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 720 dagen, waarvan 611 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de genoemde, aan meergenoemd reclasseringsadvies van 27 juni 2022 ontleende bijzondere voorwaarden. De rechtbank merkt hierbij op dat de voorwaarde waarbij de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname wordt geadviseerd, is aangepast naar aanleiding van de recente jurisprudentie van de Hoge Raad. Het door de verdachte reeds ondergane voorarrest zal op het onvoorwaardelijke deel van de straf in mindering worden gebracht.

7.Het beslag

De rechtbank zal van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen de teruggave aan de rechthebbende gelasten. De rechtbank merkt hierbij in het bijzonder op dat niet is vastgesteld dat één van de in beslag genomen messen is gelinkt aan het bewezen verklaarde feit. Evenmin is het bezit van de messen in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
  • Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Limburg op het adres Laurentiusplein 10, Roermond. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • Veroordeelde laat zich behandelen door Rooyse Wissel Ambulant Behandelen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling; indien daartoe aanleiding is - zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld - kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal na rechterlijke goedkeuring de verdachte zich op laten nemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
  • 1 vleesmes (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477177, metaal)
  • 1 vleesmes, kleur: zwart (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477178)
  • 1 schilmes (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477179)
  • 1 paar schoenen (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477078)
  • 2 sokken (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477079)
  • 1 broek (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477080)
  • 1 vest (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477081)
  • 1 telefoontoestel (omschrijving: PL2300-2022006642-G1477124, zwart, merk: Nokia).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. drs. E.C.M. Hurkens en mr. A.H. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2022.
Buiten staat
Mr. M.J. Dijkhoff, griffier, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 13 januari 2022 te Roermond
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)been en/of de (linker)schouder en/of het hoofd, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2022 te Roermond
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in
het (boven)been en/of de (linker)schouder en/of het hoofd, althans in
het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB1R022004, gesloten d.d. 2 februari 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 161.
2.Proces-verbaal van verdenking d.d. 14 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 16-18.
3.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022.
4.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 14-15 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 131-134.
6.Deskundigenrapport, zijnde de letselrapportage opgemaakt door [naam 3] , forensisch arts, doorgenummerde dossierpagina’s 54-59, d.d. 14 januari 2022.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 105-106 en proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 108-113.
8.Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [naam 2] d.d. 14 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 118 t/m 120.
9.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 21 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina 144.