De rechtbank is van oordeel dat het verzoek niet kan worden toegewezen om de volgende redenen.
Ten aanzien van de onderhavige voorgenomen onteigening zijn reeds bij de hiervoor genoemde beschikking van 1 juni 2022, een derde in de zin van artikel 20 Ow, drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd en heeft reeds een descente plaatsgevonden.
De descente als geregeld in de Onteigeningswet wordt in artikel 28 Ow omschreven als “de opneming door deskundigen van de ligging en gesteldheid der onroerende zaken waarop de onteigening betrekking heeft” en dat (blijkens artikel 27 Ow) in aanwezigheid van de rechter-commissaris vergezeld van de griffier.
De descente is derhalve gericht op het opnemen - dat wil zeggen: waarnemen en/of afbeelden - door de deskundigen en de rechter-commissaris (vergezeld van de griffier) van de te onteigenen onroerende zaak. De descente is met andere woorden gericht op het object. De wet voorziet weliswaar in (de mogelijkheid van) de aanwezigheid van de betrokken subjecten (eigenaar, rechthebbenden en derde belanghebbenden), maar hun aanwezigheid is niet noodzakelijk om de descente aan haar procedurele doel te laten voldoen en in die zin is de descente niet gericht op de betrokken subjecten. Het feit dat de huurder niet is opgeroepen voor de descente noch bij de descente aanwezig was, raakt aldus niet aan kernfunctie van de descente, die immers is gericht op de waarneming door deskundigen en de rechter-commissaris van het te onteigenen object. Dit laatste heeft feitelijk plaatsgevonden op 12 juli 2022.
Voornoemd oordeel volgt (in)direct uit de tekst van artikel 28 Ow en wel uit het eerste lid, waaruit blijkt van de gerichtheid op het object, en uit het derde en vierde lid, waaruit blijkt van de niet-gerichtheid op de betrokken rechthebbende(n) en derde belanghebbende(n).
Naar het oordeel van de rechtbank moet worden aangenomen dat het systeem van de Onteigeningswet in de weg staat aan het meermaals bepalen van een vervroegde descente ten aanzien van hetzelfde object. Dit volgt niet alleen uit de bovenstaande overwegingen, maar ook uit de aard van de in de Onteigeningswet vervatte procedurele regelingen die zijn gericht op voortvarendheid (waarin een herhaling van zetten niet past) en ook uit het bepaalde in artikel 54g Ow, dat impliceert dat niet meer dan één descente plaatsvindt. De slotsom is dat het verzoek niet kan worden toegewezen.