ECLI:NL:RBLIM:2022:7260

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
C/03/239304 / HA ZA 17-434
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake winst- en waarde vaststelling aandeel in VOF met benoeming deskundige voor taxatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 september 2022 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen twee partijen die betrokken zijn bij een vennootschap onder firma (VOF). De rechtbank heeft de winst van de VOF over de jaren 2017, 2018 en 2019 vastgesteld op respectievelijk € 32.621, € 9.614 en € 14.045, wat resulteert in een totaalbedrag van € 56.280. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld tussen de partijen, wat betekent dat elk van hen recht heeft op € 28.140. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van het aandeel van de eiseres in de VOF op 19 december 2019 € 23.493 bedraagt, te vermeerderen met rente van € 1.638. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om dit bedrag aan de eiseres te voldoen, samen met de rente, wat het totaal op € 25.131 brengt.

Daarnaast heeft de rechtbank een deskundige benoemd, Ralf Last RMT van LASSOO Makelaars en Financieel Adviseurs, om de waarde van twee onroerende zaken te taxeren. De deskundige moet de taxatie uitvoeren zonder geveltaxatie en de partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek. De kosten van de deskundige worden gelijkelijk verdeeld tussen de partijen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige binnen drie maanden na het wijzen van het vonnis een schriftelijk rapport moet indienen, waarin ook de opmerkingen van de partijen over het conceptrapport moeten worden verwerkt. De zaak zal na ontvangst van het definitieve deskundigenrapport opnieuw op de rol worden geplaatst voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/239304 / HA ZA 17-434
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S. Mestrini,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.M. Bäumler.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 augustus 2021
  • het deskundigenbericht van 23 februari 2022
  • de akte na deskundigenbericht van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] met producties 45 en 46
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. De rechter die het vonnis van 11 augustus 2021 heeft gewezen is met pensioen, zodat dit vonnis wordt gewezen door een andere rechter.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
Bij vonnis van 11 augustus 2021 heeft de rechtbank een onderzoek door de deskundige gelast ter beantwoording van de volgende vragen:
wat is de winst die de VOF over de jaren 2017, 2018 en 2019 (tot 19 december 2019) heeft gerealiseerd, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 18 december 2019 onder rov. 3.29 heeft overwogen?
kunt u toelichten/motiveren hoe u tot dat winstbedrag voor die jaren bent gekomen?
zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
wat is aan de hand van de maatstaf in rov. 2.8. van dit vonnis de waarde van het aandeel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de VOF op 19 december 2019, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 18 december 2019 onder rov. 3.35. en 3.43. en in dit vonnis onder rov. 2.6.2 en 2.11. heeft overwogen? Betrek hierbij het saldo van de zakelijke bankrekening met nummer [rekeningnummer] op 19 december 2019.
kunt u toelichten/motiveren hoe u tot die waarde bent gekomen?
zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.2.
In hun rapport van 23 februari 2022 komen de deskundigen - kort gezegd en voor zover thans van belang - tot de volgende conclusies.
2.2.1.
Over boekjaar 2017 moet de winst met een bedrag van € 10.620,00 worden verhoogd conform hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 18 december 2019 (rov. 3.29) overwoog. Beide vennoten komt derhalve een bedrag van € 5.310,00 extra toe over boekjaar 2017, hetgeen is opgenomen in de bijlage A van het rapport.
2.2.2.
Over de boekjaren 2017-2019 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] € 18.000,00 te weinig en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
€ 18.000,00 te veel toebedeeld gekregen. Ook dit is opgenomen in bijlage A.
2.2.3.
Voor het overige hebben de deskundigen gemotiveerd aangegeven welke bedragen ze al dan niet hebben meegenomen, een en ander bezien in het licht van hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen (pp. 2 tot en met 10).
2.2.4.
Volgens de deskundigen komt in antwoord op vragen 1 en 2 de winst op respectievelijk € 32.621 (2017), € 9.614 (2018) en € 14.045 (2019).
2.2.5.
In antwoord op vraag 3 hebben de deskundigen aangegeven de indruk te hebben dat, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot het bedrag van € 10.620 ter zake de Universiteit Maastricht, deze betaling niet zou moeten worden meegenomen bij het bepalen van de winst, omdat zij deze betaling in de kostenspecificatie noch in de “kapitaal rekening vennoten” hebben teruggezien. De winst zou dan uitkomen op € 22.001, conform de in de jaarrekening opgenomen winst gecorrigeerd voor de kosten op de SNS rekening. De boekhouder heeft de deskundigen per e-mailbericht bevestigd dat deze kosten niet in de jaarrekening zijn opgenomen.
2.2.6.
In antwoord op vragen 4 en 5 hebben de deskundigen een en ander gewaardeerd aan de hand van de vennootschapsovereenkomst. De deskundigen hebben vastgesteld dat de waarde van het aandeel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de VOF moet worden bepaald aan het (gecorrigeerd) saldo op de kapitaalrekening, waarbij rekening moet worden gehouden met eventuele stille reserves dan wel niet uit de balans blijkende bezittingen van de VOF. Rekening houdende met de overwegingen van de rechtbank komen de deskundigen tot het bedrag van € 23.493 als waarde van het aandeel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in het vermogen van de VOF, welk bedrag de VOF verschuldigd is.
2.2.7.
In antwoord op vraag 6 hebben de deskundigen aangegeven dat het aandeel in het vermogen € 5.681 (namelijk € 5.310 + € 371) lager uitvalt als er geen rekening wordt gehouden met de correctie op de winst van 2017 wat betreft de betaling aan de Universiteit Maastricht (van in totaal € 10.620).
2.2.8.
Ten slotte gaan de deskundigen op pagina’s 14 tot en met 19 gemotiveerd in op de reacties van partijen op hun conceptrapport.
2.3.
Bij akte na deskundigenbericht heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] - kort gezegd - laten weten zich te kunnen vinden in de door de deskundigen vastgestelde winst over de jaren 2017 tot en met 2019, op grond waarvan haar een bedrag van € 28.140,00 toekomt. Zij verwijst hierbij naar haar standpunt zoals ingenomen in de akte op 28 december 2020: daar had zij berekend dat haar een bedrag van € 28.159,00 toekomt. De beantwoording van vraag 3 door de deskundigen moet volgens haar buiten beschouwing worden gelaten, nu de rechtbank daarover al in haar vonnis van 18 december 2019 heeft geoordeeld. Tot op heden is haar nog geen gedeelte van de winst toegekomen. Zij verwijst dienaangaande naar productie 45, waarbij zij opmerkt dat de bedragen € 2.000,00 en € 808,00 zien op belastingaanslagen die zij ten onrechte voor haar rekening heeft genomen en die zij nadien heeft terugontvangen. Het bedrag van € 3.967,76 heeft zij overgemaakt van de zakelijke rekening naar zichzelf omdat zij in de kosten van levensonderhoud en de kosten van de kinderen moet voorzien. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft nimmer de helft van de huurinkomsten van de [adres 1] aan haar voldaan, zodat zij genoodzaakt was de achterstand aan zichzelf uit te keren. Het bedrag van € 500,00 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vanaf de zakelijke rekening aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voldaan ter voldoening van kinderalimentatie. Mocht een en ander in mindering strekken op het winstaandeel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , dan is dat een sigaar uit eigen doos, hetgeen niet de bedoeling kan zijn. Ten slotte heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een bedrag van € 246,50 van de zakelijke rekening naar zichzelf overgemaakt, wat de helft van de teruggave van de inkomstenbelasting 2016 is. Dit staat los van de winst over 2017 (zie productie 46). Deze post dient evenmin te worden betrokken bij de verdeling van de winst / dient niet te worden aangemerkt als voorschot op haar winstaandeel. Zij kan instemmen met de advies dat haar als aandeel in de VOF € 23.493,00 toekomt, naast rente van € 1.638,00. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is met de deskundigen van mening dat er geen sprake is van verrekening van een arbeidsvergoeding. Zij verwijst naar rov. 3.26 van het vonnis van
18 december 2019.
2.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan zich - kort gezegd - niet verenigen met de door de deskundigen berekende winst over de jaren 2017-2019, nu er geen rekening is gehouden met enige arbeidsvergoeding voor hem. Hij herhaalt dienaangaande wat hij al eerder heeft gesteld. Volgens hem is de rechtbank hieraan ten onrechte voorbijgegaan in het vonnis van
18 december 2019. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verzet zich tegen de correctiepost van € 10.620 (onttrekking ten behoeve van Universiteit Maastricht). Ook hier is de rechtbank ten onrechte voorbijgegaan aan zijn (al eerder aangevoerde) bezwaren. De deskundigen kunnen de betaling van € 10.620 niet terugvinden in de kostenspecificatie en/of de grootboekrekeningen. Ook de deskundigen menen dat dit bedrag niet moet worden meegenomen, waardoor de winst uitkomt op € 22.001. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onderschrijft deze bevindingen van de deskundigen en is van mening dat de winst over 2017 hooguit € 22.001 kan bedragen. Het verliesjaar 2016 is volgens hem ten onrechte niet meegenomen in de berekening van boekjaar 2017. Er had een verliesverrekening kunnen plaatsvinden, waardoor de winst in 2017 lager uitviel. Hij begrijpt niet waarom de deskundigen hier geen rekening mee hebben gehouden. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan niet instemmen met de door de deskundigen genoemde waarde van het aandeel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van € 23.493, nu die is gebaseerd op een saldo op de kapitaalrekening waarin ten onrechte een correctiepost is verwerkt (€ 10.620) én er een onjuiste winstverdeling als gevolg van de arbeidsvergoeding van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is verrekend. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moet van het door de deskundigen berekende bedrag van
€ 23.493 worden afgetrokken € 5.310 (onttrekking Universiteit Maastricht) en drie maal
€ 6.000 arbeidsloon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Uit art. 11 van de VOF-overeenkomst volgt ten slotte volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat ingeval van arbeidsongeschiktheid een vennoot recht behoudt om gedurende tenminste een jaar te delen in de winst. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt in 2017 tot en met 2019 arbeidsongeschikt te zijn geweest. Volgens de VOF-overeenkomst heeft zij recht op een deel van de winst in 2017, maar niet in 2018 en 2019.
2.5.
De rechtbank gaat voorbij aan hetgeen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (nogmaals) heeft aangevoerd met betrekking tot het boekjaar 2016, de arbeidsvergoeding en zijn stelling dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] enkel over 2017 recht heeft over een deel van de winst, nu hierover al eerder door de rechtbank is geoordeeld en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen nieuwe feiten en omstandigheden dienaangaande heeft aangevoerd, die tot een heroverweging nopen.
2.6.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 18 december 2019 (rov. 3.29.) geoordeeld dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende heeft weersproken dat hij in 2017 € 10.620,00 aan de VOF (als winst) heeft onttrokken en dit bedrag heeft overgemaakt aan de Universiteit Maastricht ten behoeve van zijn neef. De rechtbank heeft de deskundigen dan ook opgedragen dit bedrag mee te nemen bij de berekening van de winst over 2017. De deskundigen hebben dit bedrag in de kostenspecificatie noch in de “kapitaal rekening vennoten” teruggezien en de boekhouder heeft hen bevestigd deze kosten niet in de jaarrekening zijn opgenomen. Om die reden heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thans aangevoerd dat dit bedrag niet in de winst moet worden meegenomen. De rechtbank volgt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hierin niet. De kostenspecificatie en “kapitaal rekening vennoten” waar de deskundigen naar verwijzen, stonden in een eerdere stadium ook [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ter beschikking, maar hij heeft hier om hem moverende reden niets mee gedaan. Ook had [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in een eerder stadium dienaangaande een verklaring van de boekhouder dat deze kosten niet in de jaarrekening zijn opgenomen kunnen inbrengen, hetgeen hij evenmin heeft gedaan. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de stelling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] eerder gemotiveerd had kunnen en moeten weerspreken, hetgeen hij echter niet heeft gedaan, komt dit voor zijn rekening en risico. De rechtbank zal om die reden het antwoord op vraag 3 van de deskundigen buiten beschouwing laten.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundigen een duidelijke beschrijving van hun onderzoek hebben gegeven en inzichtelijk hebben gemaakt op grond waarvan zij tot hun conclusies is gekomen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de bevindingen van de deskundigen overtuigend zijn, zodat de rechtbank deze tot de hare maakt. Aldus gaat de rechtbank uit van het volgende:
- de winst over 2017 bedroeg € 32.621,00, over 2018 € 9.614,00 en over 2019 (tot
peildatum) € 14.045,00, in totaal bedragend € 56.280,00. Hiervan komt partijen ieder de helft (zijnde € 28.140,00) toe. Nu niet is gebleken dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] al enig bedrag aan winst uit de VOF heeft ontvangen, zal de rechtbank [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij eindvonnis veroordelen een bedrag van € 28.140,00 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te voldoen.
- de waarde van het aandeel van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in het vermogen van de VOF op 19 december 2019
bedroeg € 23.493,00, te vermeerderen met de rente van in totaal € 1.638,00. De rechtbank zal [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij eindvonnis veroordelen € 25.131,00 aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te voldoen.
kosten deskundigen
2.8.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft gesteld dat de kosten van de deskundigen voor rekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moeten komen. In haar akte van 30 december 2020 heeft zij gesteld dat haar € 28.159,10 als winst en als aandeel daarin toekomt (totaal € 56.318,20). Omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet openstond voor een pragmatische oplossing, is € 11.712,99 aan deskundigen uitgegeven, terwijl haar vordering slechts € 3.028,10 afwijkt van hetgeen door de deskundigen is becijferd (te weten € 28.140 winst 2017-2019) en € 23.493 (aandeel in onderneming) en € 1.638 (rente), in totaal bedragend € 53.290,10.
2.9.
De rechtbank volgt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet in haar stelling. Het feit dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet openstond voor een door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voorgestelde pragmatische oplossing, betekent niet dat hij om die reden volledig in de kosten van de deskundigen moet worden veroordeeld. Hetzelfde geldt voor de stelling dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] “slechts” enkele duizenden euro’s van hetgeen de deskundigen hebben becijferd vordert.
2.10.
De rechtbank handhaaft dan ook hetgeen zij al eerder heeft beslist met betrekking tot de kosten van de deskundigen, te weten dat deze gelijkelijk (ieder bij helfte) door partijen moeten worden gedragen (dat wil zeggen dat ieder partij € 5.856,50 voor haar rekening moet nemen), waartoe de rechtbank partijen bij eindvonnis zal veroordelen.
benoemen deskundige taxateur/makelaar
2.11.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in haar vonnis van 19 december 2018 (rov. 4.18. tot en met 4.35.) en in haar vonnis van 18 december 2019 (rov. 3.1. tot en met 3.4.) heeft overwogen, zal de rechtbank nu overgaan tot het benoemen van een deskundige (zijnde een makelaar/taxateur) om de waarde van de woning aan de [adres 2] te [plaats] en aan de [adres 1] te [plaats] te taxeren.
2.12.
Uit de eerdere vonnissen is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de deskundige de waarde van de woningen bindend zal taxeren en dat partijen beiden aanwezig zullen zijn bij de rondgang van de deskundige door de woningen, waarbij zij zich ieder door een derde zullen laten begeleiden.
2.13.
De rechtbank benadrukt dat zij al heeft geoordeeld om het voorschot op de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen te verdelen, maar dat hen vooralsnog geen voorschot wordt opgelegd nu zij procederen met een toevoeging.
2.14.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.15.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en
verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de
wederpartij te verstrekken.
2.16.
De rechtbank wijst partijen ten slotte op hetgeen zij in het vonnis van 19 december 2018 (in rov. 4.25. resp. 4.34.) al heeft overwogen en waarop partijen bij conclusie na deskundigenbericht (gemotiveerd) in dienen te gaan.
2.17.
In afwachting van het deskundigenbericht houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
met betrekking tot de woning aan de [adres 2] te [plaats]
3.1.
beveelt een onderzoek (geen geveltaxatie) door de deskundige ter beantwoording
van de volgende vragen:
1. op welke vrije verkoopwaarde, vrij van huur en/of gebruiksrechten ter zake, naar
peildatum van dit vonnis taxeert u de woning aan de [adres 2] te [plaats] ?
2. zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens
u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
met betrekking tot de woning aan de [adres 1] te [plaats]
3.2.
beveelt een onderzoek (geen geveltaxatie) door de deskundige ter beantwoording
van de volgende vragen:
3. op welke vrije verkoopwaarde,
nietvrij van huur en/of gebruiksrechten ter zake maar in de (huidige) verhuurde staat, naar peildatum van dit vonnis taxeert u de woning aan de [adres 1] te [plaats] ?
4. zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens
u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.3.
benoemt tot deskundige:
Ralf Last RMT,
LASSOO Makelaars en Financieel Adviseurs,
Valkenburgerweg 123 (geen postadres), Heerlen
Tel: 085-020 7777
GSM: 06-4103 1937
e-mail: info@lassoo.nl
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.815,00 inclusief btw,
3.5.
legt aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen voorschot op en bepaalt dat het voorschot voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen
toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad
deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met
de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te
bieden dit onderzoek bij te wonen in het bijzijn van een derde; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het
rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk
drie maandenna het wijzen van dit vonnis een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is
gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de
gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het definitieve deskundigenrapport ter griffie
op de rol zal worden geplaatst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een conclusie na deskundigenrapport te nemen, waarbij partijen in elk geval dienen in te gaan op hetgeen onder rov. 2.16. is overwogen,
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JC