Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2022
in de zaak tussen
de burgemeester van de gemeente Kerkrade, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Tot 1 april 2017 verhuurde [eisers sub 2] het pand aan de Roda JC Ring 89 te Kerkrade aan Simply Greek BV. Simply Greek BV is op 22 augustus 2017 failliet verklaard.
De curator heeft de rechtshandeling (voortvloeiend uit de beëindigingsovereenkomst) van verkoop van inventaris en voorzieningen op 30 augustus 2017 nietig verklaard vanwege de faillissementspauliana en vervolgens op 19 februari 2019 een minnelijke regeling getroffen met [eisers sub 2] heeft aan de curator een bedrag betaald voor de inventaris en voorzieningen.
Voorts stellen eisers dat het (wettelijk) criterium ‘het aantal gepleegde strafbare feiten’ niet kan worden ingevuld met het strafrechtelijk leerstuk van ‘voortdurend delict’. Eisers zijn verder van mening dat niet is gebleken van een zakelijk samenwerkingsverband tussen EatGreek en [eisers sub 2] . Tot slot doen eisers een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Daartoe stellen eisers dat het weigeren van de vergunning niet noodzakelijk en in ieder geval disproportioneel is.
Het oordeel van de rechtbank
Ook heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het standpunt van eisers – dat [eisers sub 2] al eigenaar was omdat er sprake was van natrekking – niet kan worden gevolgd nu uit de beëindigingsovereenkomst volgt dat zowel het inventaris als de voorzieningen aan [eisers sub 2] worden overgedragen en dat voor de voorzieningen een koopsom van € 30.000,- is overeenkomen.
€ 40.000,- terwijl deze inventaris in juli 2016 nog € 310.000 waard was. Hierdoor is [eisers sub 2] wederrechtelijk bevoordeeld en zijn andere schuldeisers benadeeld. De stelling van eisers ter zitting dat de inventaris geen € 310.000,- waard zou zijn, omdat dit specifieke inventaris voor Simply Greek BV zou zijn gemaakt is door eisers niet nader onder onderbouwd noch aannemelijk gemaakt.
19 februari 2019) onrechtmatig verwerven en voorhanden hebben van de inventaris en de voorzieningen. Daar komt ook bij dat de curator de beëindigingsovereenkomst al op
30 augustus 2017 nietig heeft verklaard en [eisers sub 2] er kennelijk (bewust) voor heeft gekozen om het inventaris en de voorzieningen niet eerder terug te geven aan de boedel. Verweerder heeft deze langdurige periode terecht op dezelfde wijze in ogenschouw genomen als het vaker plegen van (verschillende) strafbare feiten. De rechtbank verwijst in dat kader naar overweging 5.4 van de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2012 [7] waarin de Afdeling in die betreffende zaak niet alleen de meerdere delicten heeft meegewogen, maar ook de langere periode waarin deze gepleegd zijn.
Conclusie
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022