ECLI:NL:RBLIM:2022:7171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
C/03/307524 FT.HO 22.264
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van een akkoord in het kader van de faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 september 2022 een vonnis gewezen inzake de homologatie van een akkoord op basis van artikel 384 van de Faillissementswet (Fw). De vennootschap onder firma (VOF) en haar vennoten hebben een verzoek ingediend tot homologatie van een akkoord dat is aangeboden aan hun schuldeisers. Dit akkoord is bedoeld om de schulden van de VOF te saneren en is tot stand gekomen na overleg met de schuldeisers, die in verschillende klassen zijn ingedeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot homologatie moet worden toegewezen, omdat geen van de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw van toepassing is. De rechtbank heeft ook bevestigd dat de rechtsmacht toekomt ten aanzien van de verzoeken op grond van Titel IV Fw en dat de schuldeisers op de juiste wijze zijn geïnformeerd over het akkoord. Het vonnis concludeert dat het akkoord, dat op 11 juli 2022 in stemming is gebracht, door alle klassen van schuldeisers is goedgekeurd, met uitzondering van twee schuldeisers die zich hebben onthouden van stemming of tegen hebben gestemd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de nakoming van het akkoord voldoende is gewaarborgd en dat er geen andere redenen zijn om de homologatie af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Toezicht / insolventies
rekestnummers: C/03/307524 FT.HO 22.264
uitspraakdatum: 9 september 2022
Vonnis homologatie akkoord ex artikel 384 Faillissementswet (Fw) in de zaak van:
de vennootschap onder firma [verzoekster sub 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna ook: ‘de VOF’,
alsmede haar beide vennoten
[verzoeker sub 2] ,
en
[verzoekster sub 3] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna ook: ‘de vennoten’,
advocaat mr. F.H.I. Hundscheid, kantoorhoudende te Sittard,

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 23 augustus 2022 ex artikel 383 lid 4 Fw,
- de brief met bijlagen namens verzoekers van 23 augustus 2022.
1.2.
De behandeling in de raadkamer heeft digitaal plaatsgevonden op 31 augustus 2022. Namens verzoekers is verschenen [verzoeker sub 2] , bijgestaan door mr. Hundscheid voornoemd. Het verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 Fw is tijdens de behandeling in raadkamer door verzoekers ingetrokken.

2.De relevante feiten

2.1.
De VOF exploiteert een slagerij. Namens verzoekers zijn de schuldeisers van de VOF benaderd voor overleg over het saneren van de schulden van de VOF middels een akkoord dat op de voet van artikel 384 Fw zou moeten worden gehomologeerd. De schuldeisers van de VOF zijn in dat kader door verzoekers ingedeeld in klassen als bedoeld in artikel 374 Fw. De Belastingdienst is als enige preferente schuldeiser in een eigen klasse ingedeeld. Daarnaast zijn de zogenoemde niet-MKB crediteuren en de MKB crediteuren in verschillende klassen ingedeeld. Tot slot is in een aparte klasse ingedeeld de schuldeiser uit hoofde van geldlening, aan wie een recht van tweede hypotheek is verleend op een onroerende zaak van de vennoten.
2.2.
Het uiteindelijk aan de betrokken schuldeisers aangeboden akkoord houdt - kort gezegd - in dat aan de schuldeisers tegen finale kwijting betaling van een deel van hun vordering wordt aangeboden. Deze betaling wordt gefinancierd met de opbrengst van de verkoop van een tweetal onroerende zaken van de vennoten, nadat de eerste hypotheekhouder is voldaan. Er is daartoe al een overeenkomst met een koper gesloten. De in een aparte klasse ingedeelde tweede hypotheekhouder op een van de onroerende zaken, de moeder van een van de vennoten, doet afstand van haar hypotheekrecht en stelt haar vordering achter bij die van de andere schuldeisers, onder de voorwaarde dat het akkoord wordt gehomologeerd.
2.3.
Het definitieve voorstel namens verzoekers is op 11 juli 2022 in stemming gebracht. Het stemverslag vermeldt dat alle schuldeisers op twee na hebben ingestemd met het akkoord. Van de twee overige schuldeiser heeft er volgens het verslag één tegengestemd en heeft de ander zich onthouden van stemming. Daarmee hebben alle klassen ingestemd met het akkoord.

3.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

3.1.
Verzoekers verzoeken op de voet van artikel 383 lid 1 Fw homologatie van het door haar aangeboden akkoord. Zij voeren daartoe - samengevat - het volgende aan.
3.2.
Op enig moment is de door de VOF gedreven onderneming ook diensten op het gebied van catering gaan aanbieden. De omzet van die activiteit groeide ieder jaar en het leek alsof de catering op termijn inderdaad de gouden greep zou kunnen zijn. Pas in de loop van 2019, nadat een nieuwe boekhouder was aangezocht, bleek echter dat de catering in feite de positieve resultaten van de andere activiteiten - de slagerij en de winkel - volledig teniet deed. Vervolgens zijn de cateringactiviteiten gestopt en is er, met gespecialiseerde hulp, aan gewerkt om de onderneming weer winstgevend te maken. Er is bezuinigd op kosten van personeel en een nieuwe afzetmarkt gevonden: een groeiend aantal restaurants neemt vlees van de slagerij af. Dit heeft geleid tot in een in beginsel levensvatbare onderneming. De huidige schulden kunnen, gelet op de omvang daarvan, echter niet geheel worden voldaan. Indien de schuldeisers volledige betaling zouden eisen, zou een faillissement onontkoombaar zijn.
3.3.
Ingeval van faillissement zouden de schuldeisers aan wie het aanbod is gedaan, geen betaling ontvangen. De inventaris van de onderneming is verouderd en vertegenwoordigt geen te gelde te maken waarde. Bovendien is de inventaris deels verpand aan de bank. Andere activa zijn er niet.
3.4.
Alle klassen hebben ingestemd met akkoord.

4.De beoordeling

4.1.
In de beschikking van 21 juni 2022, naar aanleiding van het een verzoek van verzoekers op grond van artikel 378 Fw, heeft de rechtbank al vastgesteld dat haar rechtsmacht toekomt ten aanzien van de verzoeken op grond van Titel IV Fw. Ook is daarin vastgesteld dat door verzoekers is gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
4.2.
Bij de verdere beoordeling stelt de rechtbank voorop dat uit artikel 384 lid 1 Fw volgt dat het verzoek tot homologatie wordt toegewezen tenzij blijkt dat zich een van de in lid 2 genoemde afwijzingsgronden voordoet of een stemgerechtigde schuldeiser met succes een beroep doet op een van de afwijzingsgronden die zijn opgenomen in de leden 3 en 4.
4.3.
Geen van de stemgerechtigde schuldeisers heeft een beroep gedaan op (een van) de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 3 en 4 Fw.
4.4.
De afwijzingsgronden van artikel 382 lid 2 Fw zien op de vraag of het besluitvormingsproces rondom het akkoord zuiver is geweest. Toegespitst op het hier voorliggende verzoek zal de rechtbank in dat kader moeten beoordelen of:
- de onderneming van verzoekers in de toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan (artikel 384 lid 2 sub a jo. artikel 370 lid 1 Fw);
- alle schuldeisers op wie het akkoord betrekking heeft, tijdig voorafgaand aan de stemming daarvan in kennis zijn gesteld en op de juiste wijze op de hoogte zijn gebracht van de behandeling van het homologatieverzoek (artikel 384 lid 2 sub b jo. artikel 381 lid 1 en artikel 383 lid 5 Fw);
- de informatie die in het akkoord en de bijlagen is opgenomen toereikend was en de stemming correct is uitgevoerd (artikel 384 lid 2 sub c jo. artikel 375 en artikel 381 Fw);
- de schuldeisers op een correcte wijze zijn onderverdeeld in klassen (artikel 384 lid 2 sub c jo artikel 374 Fw);
- de schuldeisers voor het juiste bedrag tot de stemming zijn toegelaten (artikel 384 lid 2 sub d Fw);
- de nakoming van het akkoord voldoende is gewaarborgd (artikel 384 lid 2 sub e Fw);
- er andere redenen zijn om de homologatie af te wijzen (artikel 384 lid 2 sub i Fw).
4.5.
Op basis van de inhoud van het verzoekschrift, de nader toegezonden stukken en de tijdens de behandeling in raadkamer gegeven toelichting, komt de rechtbank tot het oordeel dat geen van de afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw van toepassing is. Dit betekent dat het verzoek tot homologatie zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
homologeert het door verzoekers aangeboden en op 11 juli 2022 in stemming gebrachte akkoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, voorzitter, mr. M.C. Bosch en
mr. K.G. van de Streek, rechters, en in het openbaar uitgesproken door
mr. B.R.M. de Bruijn, op 9 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.