6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van het slachtoffer [slachtoffer] met een mes. De verdachte heeft het mes meegenomen naar school, aan een medeleerling – deze [slachtoffer] - op bedreigende wijze getoond en hier in de klas vergaande uitspraken over gedaan. Als de verdachte door twee verbalisanten wordt aangesproken, scheldt de verdachte hen op beledigende wijze uit met de woorden ‘kankerlijers’ en ‘kankerjoden’. Dit gedrag van de nog zeer jonge verdachte baart de rechtbank ernstige zorgen. Scholieren moeten zich op school veilig kunnen voelen, zonder dat zij door andere scholieren worden bedreigd, al zeker niet met een mes. Het nog heel jonge slachtoffer kwam pas later tot besef van wat er allemaal had kunnen gebeuren, is tot op de dag van vandaag bang, voelt zich onveilig en heeft het gevoel dat hij steeds over zijn schouder moet kijken. Dit gevoel heeft invloed gehad op zijn schoolresultaten.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 augustus 2022 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het hiervoor genoemde psychologisch onderzoek Pro Justitia van drs. [naam 6] , GZ-psycholoog, waaruit blijkt dat bij de verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een depressieve stoornis en een andere gespecificeerde psychotrauma- of stress gerelateerde stoornis Dit speelde ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte.
De deskundige stelt dat stoornissen een wezenlijke invloed hebben gehad op de gedragingen en mogelijkheden van de verdachte. De gedragingen zijn (deels) beïnvloed door de gestelde stoornissen. De realiteitsbeleving is echter nooit volledig noch deels afwezig geweest. De verdachte was zich bewust van zijn strafbare handelingen.
De deskundige adviseert de rechtbank om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen
.Het risico op recidive wordt door de deskundige als hoog getaxeerd.
De deskundige adviseert de rechtbank, gelet op de combinatie van de gestelde stoornissen en de problemen van de verdachte, een (poli)klinische behandeling op te leggen, die zich in eerste instantie richt op het (vroegkinderlijk)trauma en de daaruit ontstane hechtingsproblemen (c.q. bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken). Een interventie die zich richt op de combinatie van deze problemen is (forensische) schematherapie. Dit wordt binnen verschillende poliklinische GGZ-instellingen geboden. Het is daarnaast belangrijk dat de verdachte in een trauma-sensitief en tevens begrenzende en structurerende (gedragstherapeutische) setting verblijft waarbij duidelijke regels en afspraken gelden. Het eerste om tegemoet te komen aan de therapeutische doelen, het tweede om de ingezette antisociale ontwikkeling te kunnen ombuigen.
De deskundige adviseert de geïndiceerde interventie als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 maart 2022. De Raad adviseert de rechtbank, met inachtneming van het rapport van de GZ-psycholoog om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte meewerkt aan een plaatsing in een (poli)klinische behandelsetting zoals de Catamaran of de MiKX of een soortgelijke instelling;
- dat de minderjarige meewerkt aan de nodig geachte hulpverlening.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het briefrapport van de jeugdreclassering van 5 september 2022. De jeugdreclassering rapporteert dat de geplande behandeling binnen De Catamaran niet tot stand is gekomen omdat de verdachte zich daaraan onttrok. Met de verdachte en met instemming van moeder is vervolgens gekeken naar een ambulante behandeling, waarvoor de verdachte nu wel gemotiveerd is. Er heeft een kennismakingsgesprek met een begeleider/behandelaar plaatsgevonden en de behandeling kan op korte termijn gestart worden. De jeugdreclassering adviseert de rechtbank, anders dan de Raad, om aan de verdachte als bijzondere voorwaarde op te leggen dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en dat de verdachte mee moet werken aan de behandeling en woonsetting zoals de jeugdreclassering nodig acht.
De jeugdreclassering heeft op de zitting nog aangevoerd dat de verdachte naar een normale school wil. In Heerlen kan dat echter niet. Tegen de verdachte wordt wel gezegd dat hij weer snel naar school moet gaan. De behandeling van de verdachte wordt gedaan door een behandelaar van Hilzijn. Daarnaast zal, als stok achter de deur, een civielrechtelijke voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg worden aangevraagd. Ook moet als bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat de verdachte meewerkt aan Multiple Systeem Therapie (MST). Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van het ITB-HKA traject wenselijk.
De straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met verschillende belangen die een rol spelen. Aan de ene kant moet recht worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en aan de andere kant moet rekening worden gehouden met de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat de verdachte opnieuw de fout in gaat.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), zoals die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank zal, alles overwegend, aan de verdachte opleggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal het advies van de jeugdreclassering over de in te zetten hulpverlening volgen en zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de werkstraf als bijzondere voorwaarde opleggen, dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. De rechtbank is van oordeel dat de begeleiding vanuit jeugdreclassering gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd intensief moet zijn en om die reden plaats moet vinden in het kader van het ITB-HKA traject. De rechtbank vindt het in het belang van een goede verdere ontwikkeling van de verdachte, dat hij de door de jeugdreclassering geadviseerde hulp krijgt en zal daarom als bijzondere voorwaarden opleggen, dat de verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan MST en meewerkt aan een ambulante behandeling bij Hilzijn, of een soortgelijke instelling. Indien de jeugdreclassering van mening is dat een andersoortige ambulante behandeling voor de verdachte noodzakelijk is, zal de verdachte daar ook aan mee moeten werken.