ECLI:NL:RBLIM:2022:7132
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurkorting en onvoorziene omstandigheden in de horeca tijdens de coronapandemie
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vastgoedeigenaar en Heineken Nederland B.V. over huurkorting in verband met de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in een procedure die voortvloeit uit eerdere préjudiciële vragen aan de Hoge Raad over huurkorting wegens onvoorziene omstandigheden. De eiser, die eigenaar is van een cafépand dat aan Heineken is verhuurd, vordert een verklaring voor recht dat Heineken niet bevoegd was om huurkorting door te berekenen aan hem. Heineken had in april en mei 2020 huur kwijtgescholden aan haar onderhuurders vanwege de coronamaatregelen, maar de eiser is van mening dat deze kwijtschelding niet rechtmatig was en dat hij recht heeft op terugbetaling van de huurkorting.
De kantonrechter oordeelt dat de sluiting van de horeca als gevolg van de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid is die kan leiden tot huurprijsvermindering. Echter, de rechter stelt vast dat Heineken als huurder niet voldoet aan de voorwaarden om aanspraak te maken op huurprijsvermindering, omdat zij niet direct afhankelijk is van de komst van publiek. De rechter concludeert dat de vordering van de eiser tot terugbetaling van de huurkorting toewijsbaar is, terwijl de vorderingen van Heineken in reconventie worden afgewezen. Heineken wordt veroordeeld tot betaling van de huurkorting en proceskosten aan de eiser.