ECLI:NL:RBLIM:2022:7128

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
ROE 22 /1759
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 20 september 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die geconfronteerd werd met een last onder bestuursdwang. Deze last, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Heerlen, verplichtte de verzoeker om zijn woning te sluiten vanwege de aanwezigheid van drugs. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dakloos te worden. Tijdens de zitting op 14 september 2022 werd duidelijk dat de verzoeker de huurovereenkomst had opgezegd en dat deze eindigde per eind september 2022. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat de woning al gesloten was en de verzoeker inmiddels was vertrokken naar een andere gemeente. Bovendien was het onduidelijk of de verzoeker de opzegging van de huurovereenkomst ongedaan kon maken, gezien het zero tolerance-beleid van de verhuurder ten aanzien van drugs. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet kon terugkeren naar de woning en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1759
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.J.J. Schins),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van
artikel 13b van de Opiumwet aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd die
ertoe strekt dat hij met ingang van 16 augustus 2022 de woning gelegen aan [adres]
(hierna: de woning) moet sluiten en voor
twaalf maanden gesloten moet houden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2022. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoeker huurt de woning aan [adres] . Tijdens een onderzoek van de politie op 16 juni 2022 werden in deze woning op
en naast de woonkamertafel 89 gripzakjes inhoudende 233 gram (netto) hennep aangetroffen, zijnde softdrugs als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet. Tevens werden op de woonkamertafel 46 sealtjes (met Pablo Escobar logo) inhoudende 17,3 gram (netto) cocaïne (Rybal en NFident test positief) en op de tafel in de slaapkamer één gripzakje inhoudende 2,46 gram (netto) MDMA (Marquis en NFident test positief) aangetroffen, zijnde harddrugs als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet. Voorts zijn tijdens het onderzoek door de politie aan drugshandel gerelateerde attributen aangetroffen. Zo werden op de woonkamertafel een weegschaal met residu, vermoedelijk van harddrugs aangetroffen en diverse verpakkingsmaterialen, waaronder verschillende maten gripzakjes en lege ongebruikte cocaïne-sealtjes. Verweerder heeft daarop met het primaire besluit gelast, conform het Damocles-beleid Heerlen, vastgesteld op 17 december 2019, de woning met ingang van 16 augustus 2022 voor de duur van twaalf maanden te sluiten en gesloten te houden.
3. Verzoeker heeft tegen het besluit van verweerder van 4 augustus 2022 bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Voordat de voorzieningenrechter kan overgaan tot een (voorlopige) inhoudelijke beoordeling van besluit, dient vastgesteld te worden of verzoeker een spoedeisend belang heeft in deze procedure. Namens verzoeker wordt ten aanzien van het spoedeisend belang naar voren gebracht dat, in het geval de woning daadwerkelijk wordt gesloten, hij letterlijk op straat staat. Verzoeker staat tevens onder bewind en heeft derhalve geen eigen middelen. Daarnaast wordt verzoeker nu gedwongen om in de vrije sector te huren, omdat de woningbouwverenigingen verzoeker weigeren. En alhoewel verzoeker onderdak had gezocht is hij thans dakloos omdat de hoofdbewoner van het nieuwe adres alsnog onderdak moest weigeren omdat haar eigen uitkering in gevaar kwam.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er, mede op basis van het verhandelde ter zitting, geen sprake is van een spoedeisend belang. Hij overweegt daartoe als volgt.
5. De voorzieningenrechter stelt vooraleerst vast dat de daadwerkelijke sluiting van de woning reeds heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2022 en verzoeker de woning inmiddels heeft moeten verlaten. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat uit het bezwaarschrift blijkt dat verzoeker, om, naar eigen zeggen, verdere schade te voorkomen, de huurovereenkomst heeft opgezegd en deze eindigt per einde september 2022. En alhoewel ter zitting door de gemachtigde van verzoeker naar voren is gebracht dat getracht wordt om de opzegging van de huurovereenkomst ongedaan te maken, neemt dat niet weg dat nu onduidelijk is of dit resultaat ook daadwerkelijk bereikt zal worden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat door verweerder ter zitting naar voren is gebracht dat uit de basisregistratie personen is gebleken dat verzoeker niet meer ingeschreven staat in verweerders gemeente en vertrokken is naar [plaats] . Voorts heeft verweerder naar voren gebracht het niet aannemelijk te achten dat de opzegging van de huurovereenkomst ongedaan gemaakt zal worden. De verhuurder, Stichting Woonpunt, hanteert namelijk ten aanzien van de aanwezigheid en/of handel in drugs in en/of vanuit een woning een zero tolerance-beleid. Dat betekent dat, los van welk voorlopig inhoudelijk oordeel in onderhavige procedure door de voorzieningenrechter zou worden gegeven, ten tijde van dit geding vaststaat dat een terugkeer naar deze woning niet (meer) mogelijk is. Overigens geldt dat als de opzegging van de huurovereenkomst wel ongedaan gemaakt wordt, er juridisch een nieuwe situatie ontstaat. Dan kan in de procedure over de sluiting een nieuw verzoek om voorlopige voorziening worden ingediend.
Conclusie
7. Gelet op het vorenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.M.H. Simonis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 september 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.