ECLI:NL:RBLIM:2022:7070

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
03/039912-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en taakstraf voor medeplegen van drugshandel en diefstal van elektriciteit

Op 19 september 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij drugshandel en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in Brunssum, werd bijgestaan door advocaat S.J.F. van Merm. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 september 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van meerdere feiten, waaronder het bezit van heroïne en cocaïne, het telen van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne, het telen van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit, maar sprak hem vrij van het voorhanden hebben van een pistool en kogelpatronen, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap hierover. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 218 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij Enexis B.V. van € 2.102,07, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verdachte een aanzienlijke rol had gespeeld in de drugshandel, maar dat zijn betrokkenheid niet als zeer actief kon worden gekarakteriseerd. De uitspraak benadrukte de gevaren van drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/039912-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door S.J.F. van Merm, advocaat kantoorhoudende te Maastricht, die waarneemt voor zijn kantoorgenoot mr. S. Weening.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 september 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 samen met anderen opzettelijk 4552 gram heroïne en 1050 gram cocaïne heeft bewerkt en/of verwerkt, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 samen met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk 316 hennepplanten heeft geteeld, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 3:op 11 februari 2021 een pistool en 42 kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
Feit 4:in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 samen met anderen voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet heeft gepleegd door voorwerpen en stoffen bestemd voor het bereiden en bewerken van heroïne en/of cocaïne voorhanden te hebben;
Feit 5:in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 samen met anderen een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 4 en 5 en tot vrijspraak van het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van het pistool en de kogelpatronen. De verdachte heeft twee kamers van zijn woning ter beschikking gesteld aan derden en daarin is cocaïne en heroïne bewerkt met behulp van diverse daartoe bestemde voorwerpen en stoffen. De verdachte wist dat de drugs daar lagen terwijl hij in de woning verbleef, en had daarmee een rol bij het bewaren en beveiligen daarvan. Hij had ook een rol bij het bewerken van de drugs omdat hij vrije toegang had tot de bewerkingsruimtes en daar ook vaker is geweest. Daarnaast is drugs aangetroffen in verdachtes slaapkamer en op de zolder en uit berichtenverkeer afkomstig van zijn telefoon blijkt dat hij sinds mei 2020 over partijen drugs beschikte en in de wereld van de drugshandel zat. Op grond daarvan acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde opzettelijk bewerken, verwerken en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne en aan het onder feit 4 ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet.
De officier van justitie acht het onder de feiten 2 en 5 ten laste gelegde telen van hennep en diefstal van elektriciteit bewezen en heeft daarbij verwezen naar de bevindingen van de politie met betrekking tot het aantreffen van de hennepplantage en de aangetroffen situatie in de meterkast en de bekennende verklaring van de verdachte.
De officier van justitie heeft tot slot gerekwireerd tot vrijspraak voor het onder feit 3 ten laste gelegde opzettelijk voorhanden hebben van het pistool en de kogelpatronen omdat daarvoor onvoldoende bewijs is. Het is niet komen vast te staan dat de verdachte wetenschap had van het wapen en de kogels nu deze verborgen waren in een tas die zich in een doos bevond en daarop overigens ook geen DNA van de verdachte is aangetroffen..
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne, ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde telen van hennep, ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen en ten aanzien van het onder feit 5 ten laste gelegde medeplegen van diefstal van elektriciteit.
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van het verwerken van heroïne en cocaïne omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte zich daaraan als medepleger schuldig heeft gemaakt. Hij heeft enkel ruimtes daarvoor ter beschikking gesteld, wat mogelijk medeplichtigheid oplevert, maar dat is niet ten laste gelegd. De raadsman heeft daarnaast vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van het pistool en de kogelpatronen omdat de verdachte daar geen wetenschap van had. Dat blijkt uit zijn eigen verklaring, uit de omstandigheid dat het wapen en de kogels verborgen lagen en uit de omstandigheid dat het dossier geen aanwijzingen voor die wetenschap bevat. De verdachte hoefde als bewoner niet op de hoogte te zijn van het wapen omdat andere personen vaker in zijn woning kwamen en in het bezit waren van een sleutel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen feiten 1, 2, 4 en 5
Op 10 juni 2020 zijn in een pand aan de [adres 2] te Kerkrade een grote hoeveelheid harddrugs en meerdere vuurwapens aangetroffen. Uit DNA-hits met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bleek hun mogelijke betrokkenheid bij deze situatie. Vervolgens is uit onderzoek gebleken dat het voertuig van deze [medeverdachte 2] vanaf 1 februari 2021 meermaals op de [straat] in Brunssum stil heeft gestaan en de politie heeft gezien dat [medeverdachte 2] op 4 februari 2021 uit een woning aan de [adres 3] kwam en de voordeur afsloot. Op dit adres stond niemand ingeschreven. Voorts is gebleken dat de auto van voornoemde [naam medeverdachte 1] ook regelmatig op de [straat] in Brunssum heeft gestaan. Op grond van het voorgaande kreeg de politie het vermoeden dat in het pand aan de [adres 3] verdovende middelen en/of wapens aanwezig waren. [2] Vervolgens is door netbeheerder [naam 1] een netmeting uitgevoerd op een hoofdkabel van de [straat] , waarop ook huisnummer [nummer] is aangesloten, en deze bleek positief te zijn. Op de netmeting was duidelijk te zien dat er 24 uur per dag continu energie werd afgenomen. [3]
Op 11 februari 2021 is het pand [adres 3] doorzocht. De eerste slaapkamer op de eerste verdieping van de woning diende als verwerkingsruimte voor harddrugs. Daarin werden onder andere zes blenders en mixers en twee weegschalen vervuild met poederresten die positief zijn getest op de aanwezigheid van heroïne aangetroffen, vijf heroïne persmallen en ongeveer 3,8 kilo (bruto) van een materiaal bevattende coffeïne en/of paracetamol en/of cafeïne en diverse mengkommen en keukenzeven. De tafels, vloeren en goederen die in deze ruimte stonden waren bevuild met bruine poederresten. In deze ruimte is ook een asbak aangetroffen met 7 sigarettenpeuken. Deze peuken zijn bemonsterd en uit onderzoek van The Maastricht Forensic Institute is gebleken dat beide monsters een DNA-profiel bevatten dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. [4]
In de eerste slaapkamer zijn daarnaast een bal met 486 gram (bruto) bruin poeder, een zakje met 101,8 gram (bruto) bruine brokken en een zakje met 2,18 gram (bruto) beige poeder
aangetroffen dat met een indicatieve test positief is getest op de aanwezigheid van cocaïne. Voornoemd bruin poeder en brokken zijn bemonsterd en door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is vastgesteld dat beide monsters heroïne bevatten. [5]
Op de eerste verdieping was een tweede slaapkamer aanwezig die ook diende als verwerkingsruimte voor harddrugs. In deze ruimte werden onder andere een fles gevuld met aceton, twee jerrycans met vloeistof van 5 liter met op het etiket het opschrift “aceton”, een gevulde fles met op het etiket het opschrift “zwavelzuur” en een aluminium zak gevuld met ongeveer 5032,88 gram (bruto) wit poeder dat positief is getest op de aanwezigheid van Tetramisol aangetroffen. Daarnaast lag in deze ruimte een aluminium zak met 830 gram (bruto) wit poeder dat positief is getest als Epsom salt, een zak met 1016 gram (bruto) wit poeder dat positief is getest op phenacatine, een transparante zak met 1004 gram (bruto) witte kristalletjes die indicatief positief zijn getest op de aanwezigheid van boorzuur, een vacumeer machine, dan wel sealmachine en een heroïne pers. [6] In de tweede slaapkamer lag ook een bruine bol van 616,88 gram (bruto) die was verpakt in een doorzichtig zakje. De bol is bemonsterd en door het NFI is vastgesteld dat dit monster cocaïne bevat. [7]
In een derde slaapkamer die diende als garderobe is onder andere 2468,24 gram (bruto) wit poeder aangetroffen dat positief is getest op de aanwezigheid van tetramisol (versnijdingsmiddel). Daarnaast is een grijze stoffen rugzak aangetroffen met daarin een gele plastic Jumbo tas met drie bruine blokken met een totaal brutogewicht van 1.560,5 gram, een witte stoffen tas met opdruk “Action” met daarin een plastic tas van Albert Heijn waarin vier bruine brokken zaten met een totaal bruto gewicht van 1.862,34 gram. In de grijze rugzak zaten ook een bruine bol met een brutogewicht van 136,82 gram en twee bruine blokken van respectievelijk bruto 149,45 gram en 232,04 gram. Voornoemde bruine blokken en de bruine bol zijn bemonsterd en door het NFI is vervolgens vastgesteld dat al deze monsters heroïne bevatten. [8] Op de zolder van de woning zijn heroïnepers onderdelen en mallen aangetroffen en een bol van bruto 432 gram. De bol is bemonsterd en door het NFI is vastgesteld dat dit monster cocaïne bevat. [9]
In de kelder van de woning aan de [adres 3] werd een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen die bestond uit twee kweekruimtes. In de kweekruimtes stonden respectievelijk 132 en 184 hennepplanten. Door verbalisanten is op grond van hun kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, vastgesteld dat de planten in de kwekerij hennepplanten waren. De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur van de netbeheerder [naam 1] . Hierbij is geconstateerd dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat er een illegale aansluiting voor de hoofdbeveiliging was gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om liep. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest om de door [naam 1] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast te demonteren, waardoor de originele zegels zijn verbroken. [10]
De getuige [naam 2] heeft op 12 februari 2021 verklaard dat hij de overbuurman is van de woning aan de [adres 3] te Brunssum en dat hij in de afgelopen twee maanden, ongeveer sinds december 2020, veel verschillende voertuigen en mannen heeft gezien bij dat pand. De mannen gingen steeds de woning in en bleven daar vaak heel kort. [11]
De verdachte heeft op de terechtzitting van 5 september 2022 verklaard dat hij woonde in de woning aan de [adres 3] in Brunssum en dat hij vanaf midden december 2020 voor een vergoeding van € 1.000,- per maand twee kamers van die woning ter beschikking heeft gesteld aan derden. Hij wist dat die personen daar drugs zouden bewerken, verwerken en bewaren, waaronder heroïne, en zij hadden een sleutel van de woning. De verdachte is zelf enkele keren in de twee kamers geweest en heeft gezien dat daar heroïne werd gemixt.
De hennepplantage in de kelder heeft hij samen met iemand opgebouwd en hij heeft een ander opdracht gegeven om de elektriciteitsvoorziening van de plantage aan te leggen. Hij wist dat bij het aanleggen van de stroom iets in de meterkast is gedaan. Hij heeft vervolgens zelf hennepplanten gekweekt, de planten water gegeven en de toppen daarvan geknipt. Hij wist dat de stroom voor de hennepplantage illegaal werd afgenomen. De verdachte is midden december 2020 begonnen met het kweken van hennep in de plantage. [12]
Bewijsoverweging tan aanzien van de feiten 1 en 4
Aan de verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij zich als medepleger opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het bewerken en/of verwerken, dan wel het voorhanden hebben van heroïne en cocaïne. Onder feit 4 is ten laste gelegd dat de verdachte als medepleger voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet heeft begaan door voorwerpen en stoffen bestemd voor het bereiden en bewerken van heroïne en cocaïne voorhanden te hebben
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte heeft twee ruimtes op de eerste verdieping van zijn woning ter beschikking gesteld aan derden. Deze personen hebben de ruimtes gebruikt voor het opslaan (stashen), verwerken en bewerken van heroïne en cocaïne en de verdachte was, volgens zijn eigen verklaring, daarvan op de hoogte. In deze ruimtes en in andere ruimtes lagen diverse voorwerpen en stoffen bestemd voor het verwerken en bewerken van heroïne en cocaïne. De verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij enkele keren in een ruimte is geweest terwijl daar heroïne werd bewerkt, wat ook blijkt uit de omstandigheid dat zijn DNA-profiel is aangetroffen op sigarettenpeuken die in één van de ter beschikking gestelde ruimtes lagen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten bij het tenlastegelegde opzettelijk voorhanden hebben van de in de woning aangetroffen heroïne en cocaïne en van de aangetroffen voorwerpen en stoffen bestemd voor het bereiden en bewerken van heroïne en cocaïne, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het met betrekking daartoe ten laste gelegde medeplegen bewezen. De rechtbank acht medeplegen van verwerken en bewerken van cocaïne en heroïne echter niet bewezen omdat niet is komen vast te staan dat de verdachte daaraan een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 3
Aan de verdachte is onder feit 3 ten laste gelegd dat hij een pistool en 42 kogelpatronen voorhanden heeft gehad. Deze goederen zijn in de tweede slaapkamer op de eerste verdieping van verdachtes woning aangetroffen. Het dossier bevat echter geen concrete aanwijzingen dat de verdachte wist dat het wapen en de kogels in zijn woning lagen. Zij lagen immers niet in het zicht, maar waren verpakt in een plastic zak die in een afgesloten kartonnen doos zat. De verdachte heeft op de terechtzitting van 5 september 2022 verklaard dat de personen aan wie hij de twee ruimtes ter beschikking heeft gesteld aan hem hebben gevraagd of zij in de woning een vuurwapen mochten leggen, maar dat hij duidelijk heeft aangegeven dat hij dat niet wilde. Omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van het wapen en de munitie zal hij van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 2 en 5
Aan de verdachte is voorts ten laste gelegd dat hij samen met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk 316 hennepplanten heeft geteeld, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad
(feit 2)en dat hij ten behoeve daarvan samen met anderen een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen
(feit 5). Op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich als pleger schuldig heeft gemaakt aan het telen van de aangetroffen hennepplanten en het ten behoeve daarvan stelen van een hoeveelheid elektriciteit. Omdat bij de aanleg van de elektriciteitsvoorziening de door [naam 1] aangebrachte verzegeling is verbroken is ook de ten laste gelegde verbreking bewezen.
De rechtbank acht ten aanzien van zowel feit 2 als feit 5 het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen en overweegt daartoe dat de omstandigheid dat de verdachte samen met een ander de hennepplantage heeft opgebouwd en dat hij een derde opdracht heeft gegeven om de elektriciteitsvoorziening van de plantage aan te leggen onvoldoende is voor een bewezenverklaring van medeplegen. Het kweken van de hennep start immers pas na de opbouw van de hennepplantage wanneer de hennepplanten daarin aanwezig zijn. Datzelfde geldt voor de diefstal van elektriciteit nu die pas aanvangt op het moment waarop de apparatuur ten behoeve van het telen van de hennepplanten wordt ingeschakeld. De rechtbank acht evenmin bewezen dat de verdachte de hennepplanten heeft geteeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf omdat de aangetroffen hennepplantage niet voldoet aan de daarvoor geldende criteria van grootschaligheid en professionaliteit. De rechtbank komt dan ook tot partiële vrijspraak voor beide feiten ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen en ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4.552 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 1.050 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 in de gemeente Brunssum,
opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 3] een hoeveelheid van
316 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4
in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden van materialen bevattende heroïne en cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen
- twee jerrycans van 5 liter gevuld met aceton en
- een fles gevuld met aceton en
- een fles gevuld met zwavelzuur en
- ongeveer 7,5 kilo van een materiaal bevattende tetramisol en
ongeveer 3,8 kilo van een materiaal bevattende
coffeine/paracetamol/caffeïne en
- ongeveer 830 gram van een materiaal bevattende Epsom Salt en
- ongeveer 1 kilo van een materiaal bevattende Phenacatine en
- ongeveer 1 kilo van een materiaal bevattende boorzuur en
- een vacumeermachine/sealmachine en
- een heroïnepers en
- zes blenders en mixers vervuild met restanten heroïne en
- twee weegschalen vervuild met restanten heroïne en
- vijf heroïnepers mallen en
- twee heroïnepers onderdelen en mallen en
- meerdere mengkommen en zeven,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten;
feit 5
in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 februari 2021 in de gemeente Brunssum elektriciteit die aan [naam 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
feit 5
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren. Het onvoorwaardelijke deel van de gevorderde gevangenisstraf is gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waardoor de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Dat is volgens de officier van justitie van belang voor het voorkomen van recidive. Zij heeft voorts in strafverminderende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden door openheid van zaken te geven en de omstandigheid dat hij inzicht heeft getoond in de strafbaarheid van zijn handelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat dient te worden aangesloten bij de door de officier van justitie geformuleerde strafeis, inhoudende dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet overschrijdt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bezit van aanzienlijke hoeveelheden heroïne en cocaïne en aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het verwerken en bewerken van die verdovende middelen. Hij heeft daarvoor tegen betaling twee kamers in zijn woning ter beschikking gesteld aan derden en zag daarin een mogelijke oplossing voor zijn financiële problemen. De verdachte had daarin kennelijk geen actieve rol, maar hij wist wel wat er gebeurde en stond dat ook toe.
Dit handelen van de verdachte is om meerdere redenen strafwaardig. Zo is het uitermate gevaarlijk om heroïne en cocaïne te bewerken. Het zal niet de eerste keer zijn als daarbij brand ontstaat of een explosie. Dat is wellicht nog tot daaraantoe als dat gebeurt in een buitengebied, maar in dit geval werden de verdovende middelen in de woning van de verdachte bewerkt die in een woonwijk ligt. Verdachte heeft daar kennelijk geen oog voor gehad. In ieder geval heeft hem het er niet van weerhouden dat toe te staan. De verdachte is eveneens voorbij gegaan aan het voor de gezondheid en het welzijn van de gebruiker gevaarlijke karakter van heroïne en cocaïne en de zeer verslavende werking daarvan. Ook leidt het gebruik van dergelijke drugs en de productie en handel daarvan tot vele vormen van criminaliteit. Niet alleen door gebruikers die strafbare feiten plegen om aan hun drugs te kunnen komen, maar ook strafbare feiten zoals bedreigingen, afpersingen, wapenbezit, mishandelingen en zelfs liquidaties gepleegd tussen handelaren en producenten onderling. Dat blijkt eens te meer uit de omstandigheid dat in de woning van de verdachte een vuurwapen aanwezig was. Weliswaar is niet komen vast te staan dat de verdachte daarvan op de hoogte was, maar dat doet niet af aan voornoemd risico. Aan dit alles heeft de verdachte bijgedragen. En alhoewel zijn rol en inbreng wellicht beperkt in omvang waren, is dit gedrag verwerpelijk en strafwaardig.
De verdachte wordt daarnaast veroordeeld voor het telen van 316 hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. Door de hennepkweek, waarmee relatief snel veel geld verdiend kan worden, is de verdachte voorbij gegaan aan alle risico’s die hieraan verbonden zijn, waaronder de gezondheidsrisico’s voor de individuele gebruikers en de omstandigheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit. Daarnaast is er vaak (brand)gevaar voor de directe omgeving, doordat de stroom via ondeugdelijke constructies illegaal wordt afgetapt
De rechtbank zoekt in beginsel aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij het bepalen van de strafmaat. In deze oriëntatiepunten wordt voor het bestraffen van het bezit van 5.000 tot 6.000 kilo harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden als uitgangspunt genomen. Voor het telen van 100 tot 500 hennepplanten is dit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uur.
De reclassering heeft in haar reclasseringsadvies d.d. 11 maart 2022 geadviseerd om, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest, met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht en een gedragsinterventie. Daarnaast kan eventueel een taakstraf worden opgelegd. De reclassering acht het onwenselijk als de verdachte terug moet naar de gevangenis omdat hij dan zijn werk dient af te breken, waardoor hij mogelijk in financiële problemen komt, terwijl hij het ten laste gelegde heeft begaan vanuit een financieel motief. Daarnaast zal een nieuwe detentieperiode naar verwachting een negatieve impact hebben op het - destijds - aanstaande vaderschap van de verdachte. In het meest recente reclasseringsadvies van 12 augustus 2022 is de reclassering grotendeels bij voornoemd advies gebleven, maar acht zij het verbinden van bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel niet langer noodzakelijk. De verdachte heeft zijn leven op orde en hij heeft beschermingsbewind voor het aflossen van zijn schulden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank volstaan met een aanmerkelijk lagere straf dan voornoemd oriëntatiepunt. De rechtbank houdt daarbij in belangrijke mate rekening met de relatief geringe rol die de verdachte had bij het aanwezig hebben van de harddrugs en zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met de maximale taakstraf. De rechtbank acht aldus een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 218 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek, en een taakstraf van 240 uren passend en geboden. De rechtbank zal overeenkomstig het meest recente advies van de reclassering geen bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen overeenkomstig artikel 72, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering omdat aan de verdachte geen maatregel die vrijheidsbeneming medebrengt of kan medebrengen en geen vrijheidsstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het reeds ondergane voorarrest overschrijdt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 2.464,22 ter zake van feit 5, bestaande uit materiële schade. De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
  • Illegaal afgenomen elektriciteit € 975,91
  • Administratiekosten € 397,84
  • Uurtarief fraude-inspecteur € 156,00
  • Uurtarief monteur € 140,00
  • Uurtarief uitvoerder € 156,00
  • Netmeting € 362,15
  • Capaciteitstarief € 276,32
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is en dat het gevorderde bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Zij heeft in eerste termijn oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd, maar is daar bij repliek op teruggekomen in die zin dat zij van mening is dat deze niet dient te worden opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel niet dient te worden opgelegd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding, die overigens inhoudelijk niet is betwist, met uitzondering van de gevorderde schade voor de netmeting van
€ 362,15 rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade betreft en tevens voldoende is onderbouwd. De gevorderde schade die betrekking heeft op de netmeting is naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing vatbaar, omdat de meting in opdracht van de politie is gemaakt en daarom is te beschouwen als kosten van publieke opsporing. De rechtbank komt aldus tot toewijzing van een bedrag van (€ 2.464,22 - € 362,15) =
€ 2.102,07, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank zal niet de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen en overweegt daartoe dat deze maatregel in beginsel is bedoeld om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van een aan hen als benadeelde partij toegewezen schadevergoeding. De benadeelde partij [naam 1] betreft echter een professioneel bedrijf dat in staat moet worden geacht zelfstandig een toegewezen vordering te incasseren.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 3 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder de feiten 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- veroordeelt de verdachte tevens tot
een taakstraf voor de duur van 240 uren met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
De voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [naam 1]
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 2.102,07, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 februari 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Brands, voorzitter, mr. D. Osmić en
mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2022.
Buiten staat
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 11
februari 2021 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
4552 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne en/of ongeveer 1050 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 11
februari 2021 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of
bedrijf
opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd,
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in
een pand aan de [adres 3] ) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 316 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 3 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
feit 3
hij op of omstreeks 11 februari 2021 in de gemeente Brunssum, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen
van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
pistool van het merk CZ, type P-10 S, kaliber 9x19 mm (geladen met
patroonmagazijn met volmantel patronen), zijnde een vuurwapen in de
vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie
III sub 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee
patroonmagazijnen (gevuld met volmantel patronen) en/of munitie van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 42 kogelpatronen
van het kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 11
februari 2021 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of
vervoeren van (een) hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelheid van
(een) materia(a)l(en) bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne
en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- twee jerrycans (van 5 liter) gevuld met aceton en/of
- een fles gevuld met aceton en/of
- een fles gevuld met zwavelzuur en/of
- ( ongeveer) 7,5 kilo van een materiaal bevattende tetramisol en/of
- ( ongeveer) 3,8 kilo van een materiaal bevattende
coffeine/paracetamol/caffeïne en/of
- ( ongeveer) 830 gram van een materiaal bevattende Epsom Salt en/of
- ( ongeveer) 1 kilo van een materiaal bevattende Phenacatine en/of
- ( ongeveer) 1 kilo van een materiaal bevattende boorzuur en/of
- een vacuumeermachine/sealmachine en/of
- een heroinepers/drukpers en/of
- zes blenders en mixers (vervuild met restanten heroine) en/of
- twee weegschalen (vervuild met restanten heroine) en/of
- vijf heroinepers mallen en/of
- twee heroinepers onderdelen en mallen en/of
- meerdere mengkommen en zeven,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s)
wist(en) of ernstige redenen had/hadden te vermoeden dat dat/die zij
bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3
alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 5
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 11
februari 2021 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, elektriciteit, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie districtsrecherche Parkstad-Limburg, onderzoek Helden, proces-verbaalnummers PL2431-021021324, PL2431-2021021644, PL2431-2021021613, PL2431-2020074182, PL2431-2020089874, PL2431-2020090127 en PL2431-2021021329, gesloten d.d. 6 mei 2021 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1980.
2.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 februari 2021, pagina’s 1109 en 1110.
3.Het schriftelijke bescheid, zijnde een rapportage bevindingen positieve netmeting d.d. 8 februari 2021, pagina 1112, en de bijbehorende bijlagen op de pagina’s 1113 tot en met 1115.
4.Proces-verbaal doorzoeking woning [adres 3] , [postcode] Brunssum d.d. 11 februari 2021, pagina’s 1117 en 1121 tot en met 1123, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 17 februari 2021, pagina 582, en het schriftelijke bescheid, zijnde een deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 19 februari 2021, pagina 614.
5.Proces-verbaal doorzoeking woning [adres 3] , [postcode] Brunssum d.d. 11 februari 2021, pagina’s 1122 en 1123, in onderlinge samenhang bezien met het proces verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 22 februari 2021, pagina’s 1262 en 1263 en de schriftelijke bescheiden, zijnde een rapport NFiDENT d.d. 19 februari 2021, pagina 1277 en een rapport NFiDENT d.d. 19 februari 2021, pagina 1265.
6.Proces-verbaal doorzoeking woning [adres 3] , [postcode] Brunssum d.d. 11 februari 2021, pagina’s 1125 tot en met 1128, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 3] Brunssum) d.d. 9 maart 2021, pagina’s 1318 en 1319.
7.Proces-verbaal doorzoeking woning [adres 3] , [postcode] Brunssum d.d. 11 februari 2021, pagina 1125, in onderlinge samenhang bezien met het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 22 februari 2021, pagina 1257 en het schriftelijk bescheid, zijnde een zijnde een rapport NFiDENT d.d. 19 februari 2021, pagina 1265.
8.Proces-verbaal doorzoeking woning [adres 3] , [postcode] Brunssum d.d. 11 februari 2021, pagina’s 1130 en 1131, in onderlinge samenhang bezien met het Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 22 februari 2021, pagina’s 1258 tot en met 1262 en de schriftelijke bescheiden, zijnde tien rapporten NFiDENT d.d. 19 februari 2021, pagina’s 1266 tot en met 1275.
9.Proces-verbaal doorzoeking woning [adres 3] , [postcode] Brunssum d.d. 11 februari 2021, pagina 1132, in onderlinge samenhang bezien met het Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 22 februari 2021, pagina 1262 en het schriftelijke bescheid, zijnde een rapport NFiDENT d.d. 19 februari 2021, pagina 1276.
10.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 19 februari 2021, pagina’s 1368, 1369 en 1370.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 februari 2021, pagina’s 1351 en 1352.
12.Proces-verbaal van de terechtzitting van 5 september 2022.