ECLI:NL:RBLIM:2022:702

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/03/278972 / HA ZA 20-314
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake herstelkosten dakgebreken van een woning na deskundigenbericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 januari 2022 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eisers en gedaagden over herstelkosten van gebreken aan het dak van een woning. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J.F. Geertsen, hebben gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ouarani, aangeklaagd voor de kosten van herstel van de dakbedekking van de woning die zij van gedaagden hebben gekocht. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 31 maart 2021 geoordeeld dat gedaagden gehouden zijn om deze kosten te vergoeden, maar partijen zijn het niet eens over de aard en omvang van de herstelkosten. Daarom is een deskundige, de heer L.G.M. Bremen, benoemd om de situatie te beoordelen.

De deskundige heeft op 13 juli 2021 een visuele inspectie uitgevoerd en op 7 september 2021 zijn rapport gepresenteerd. In het rapport zijn verschillende gebreken aan de dakbedekking vastgesteld, waaronder ernstige plasvorming, blaasvorming, en scheurtjes in de dakbedekking. De deskundige heeft geadviseerd welke werkzaamheden uitgevoerd moeten worden en welke materialen daarbij gebruikt dienen te worden. De rechtbank heeft de bezwaren van eisers tegen het deskundigenbericht besproken, maar heeft geconcludeerd dat de deskundige zijn antwoorden voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen aanleiding is om aan zijn conclusies te twijfelen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat gedaagden de kosten van de herstelwerkzaamheden voor de helft moeten vergoeden, en heeft een bedrag van € 12.159,00 toegewezen aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de kosten van het deskundigenonderzoek en de buitengerechtelijke kosten aan eisers toegewezen. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van gedaagden gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. V.E.J. Noelmans.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/278972 / HA ZA 20-314
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. W.J.F. Geertsen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. M. Ouarani.
Partijen zullen hierna “ [eisers] ” en “ [gedaagden] ” genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 juni 2021,
  • het deskundigenbericht van 7 september 2021 met drie bijlagen,
  • de conclusie na deskundigenbericht d.d. 13 oktober 2021 met twee bijlagen van [eisers] ,
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht d.d. 10 november 2021 van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het deskundigenrapport

2.1.
In haar tussenvonnis van 31 maart 2021 is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat [gedaagden] gehouden zijn om de kosten van herstel van de dakbedekking van de woning die [eisers] van [gedaagden] hebben gekocht aan [eisers] te vergoeden. Nu partijen twisten over de aard en de omvang van de kosten van het herstel, is bij tussenvonnis van 16 juni 2021 de heer L.G.M. Bremen tot deskundige benoemd (hierna: “de deskundige”) en zijn, na uitlating van partijen daaromtrent, de aan de deskundige voor te leggen vragen geformuleerd.
2.2.
De deskundige heeft op 13 juli 2021, in het bijzijn van partijen en hun advocaten, een visuele inspectie uitgevoerd. Na verwerking van de commentaren van partijen op het aan hen voorgelegde voorlopige rapport, heeft de deskundige op 7 september 2021 zijn rapport definitief gemaakt.
2.3.
In het rapport (hierna: “het deskundigenbericht”) zijn onder het hoofdstuk
Algemeen-bevindingenonder meer de volgende constateringen door de deskundige opgenomen:
“ (…)
Tijdens de plaatsbezichtiging op 13 juli 2021 heeft een visuele inspectie plaatsgevonden door deskundige. Tijdens de inspectie regende het hevig.
Binnen in de woning zijn alle ruimtes geïnspecteerd. Er zijn geen sporen van vocht en/of lekkages aangetroffen. De woning is geschikt voor gebruik.
In de cv-kast, onderzijde dakconstructie ter plaatse van de keldertrap en garage zijn de houten dakplaten en balklaag zichtbaar. De afmeting van de houten balken is 15x7 cm. De dakplaten bestaan uit underlayment dakplaten.
Bij de visuele inspectie van de dakbedekking (ca. 210 m2) zijn onder andere de navolgende gebreken geconstateerd:

Er is sprake van ernstige plasvorming op vele plaatsen op de daken.

Op vele plaatsen is er plooi- en blaasvorming in de dakbedekking.

Duidelijke aftekening en kromtrekken van de onderliggende isolatieplaten.

De dakbedekking is onderhevig aan craquelévorming.

Op meerdere plaatsen zijn scheurtjes aangetroffen in de bovenste laag van de dakbedekking..

De dakranden hebben een minimale opstand van ca. 5/7 cm.

De opgaande stroken zijn op diverse plaatsen niet meer volledig gekleefd tegen het opgaand metselwerk.

De overlap van de loodslabben bij het garagedak zijn onvoldoende.

De opstand van het dak van de achterbouw naar het dak van de voorbouw is losgeraakt.

In het hoogste dak is een passtuk van de dakrand verschoven.

In een van de lichtkoepels is condensvorming zichtbaar.
2.4.
Aan de deskundige zijn de hierna opgenomen vragen voorgelegd – waarbij de door de deskundige gebruikte nummering zal worden aangehouden – en deze zijn, voor zover relevant, als volgt door de deskundige beantwoord:
1. Kunt u gemotiveerd aangeven of u van mening bent dat de houten onderconstructie van het dak vervangen dient te worden? Indien u die mening toegedaan bent, geldt dit dan voor de gehele onderconstructie of slechts voor een gedeelte?

Zoals bij algemeen 1.4. aangegeven zijn geen sporen van vocht en/of schade geconstateerd aan de plafonds en daken aan de binnenzijde van de woning. Het vervangen van de houten onderconstructie (houten dakbalken en -dakplaten) is niet nodig. Het is mogelijk dat bij dakdoorvoeringen, vanwege oudere lekkages, de dakplaten in beperkte mate zijn aangetast.”
2. Kunt u gemotiveerd aangeven of voor het herstellen van het dak de dakopstand verhoogd dient te worden?

De huidige dakopstanden hebben een hoogte ca 5 á 7cm. Technisch hebben zij goed gefunctioneerd en is er geen inwatering geconstateerd.
Volgens de reguliere bouwpraktijk en goede detaillering moeten dakranden minimaal 15 cm. hoog zijn, gemeten vanaf de bovenzijde van de bovenste afwerking van het dak.”
3. A.1. Kunt u gemotiveerd toelichten welke bouwkundige- en/of dakbedekkingswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ter herstel van het dak? Welke materialen dienen daarbij te worden gebruikt om een dak dat van aard en kwaliteit vergelijkbaar is aan de in het huidige dakbedekkingspakket toegepaste materialen te realiseren?
Herstellen dak
De navolgende werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd:
1.
Omzichtig demonteren dakkappen, afvoeren en lichtkoepels en opslaan voor hergebruik
2.
Slopen en afvoeren van de bestaande dakbedekking
3.
Slopen en afvoeren van de aanwezige dakisolatie
4.
Schoonmaken, inspecteren houten dakplaten en waar noodzakelijk aanhelen en extra bevestigen aanbrengen
5.
Aanbrengen dampremmende laag 0,4 mm PE-folie, geplakt
6.
PIR-dakisolatieplaten dik 70 mm, met 2-zijdige aluminium inleg
7.
1 Bitumineuze APP onderlaag
8.
1 Bitumineuze SBS toplaag, volledig gebrand
9.
Houten keper, PU mastiekranden, hermontage dakranden
10.
Dakdoorvoeren herplaatsen
11.
Lichtkoepels hermonteren”
A.2. Dienen er op grond van de huidige wettelijke vereisten ten aanzien van bepaalde onderdelen andere materialen te worden toegepast dan welke in het huidige dakbedekkingspakket zijn toegepast?

Volgens de huidige wettelijke eisen hoeven geen andere materialen te worden toegepast voor het dak van [adres] dan welke in het huidige dakbedekkingspakket zijn toegepast.
B. Kunt u aangeven wat de (technische) levensduur is van individuele onderdelen in een dakbedekkingspakket, zoals dakbeschot, dampremmende laag, isolatie, bitumen toplaag, windveren/boeidelen etc?
Levensduur
De technische levensduur van bouwmaterialen is sterk afhankelijk van het ontwerp, de kwaliteit van de toegepaste materialen, detaillering, afschot, uitvoering, klimaatinvloeden en periodiek/regulier onderhoud.
1. Dakbeschot 75-100 jaar
2. Dampremmende laag 50 jaar
3. Isolatie 50 jaar (bij geen vochtindringing)
4. Bitumen toplaag 30 jaar (bij regulier onderhoud)
5. Windveren/boeiboorden 40 jaar (bij regulier onderhoud)
4. Wijkt u in uw calculatie en beoordeling af van de Vakrichtlijn “Gesloten Dakbedekkingssystemen”? Zo ja, kunt u gemotiveerd aangeven waarom?

Nee
5. Wat zijn de kosten van het uitvoeren van de hiervoor bedoelde werkzaamheden. Als de huidige wettelijke vereisten (zie vraag 3) tot een kostenverhoging leiden, kunt u aangeven wat dan het prijsverschil is ten opzichte van de materialen die in het huidige dakbedekkingspakket zijn toegepast?
“5.1Vernieuwen dakbedekking conform 3.A.1.
Begroting, prijspijl 2021
Code
Omschrijving
Hoeveel-
heid
Kosten
Eenheid
Totaal Kosten
1
Algemeen
1.01
Bouwplaatsinrichting/veiligheidsvoorz.
1 pst
750
1.02
Mobiele kraan/bouwlift
1 pst
500
1.03
Afvalcontainers + afvoer oude dakbed.
5 pst
400
2
Sub totaal
3.25
2
Sloopwerkzaamheden
2.01
Demonteren dakkappen/randen
85 m1
3
255
2.02
Demonteren doorvoeringen
12 st
15
180
2.03
Demonteren lichtkoepels
2 st
25
50
2.04
Slopen dakbedekkingen/isolatie
210 m2
9
1.89
Sub totaal
2.375
3
Nieuwe dakbedekking
3.01
Schoonmaken/bijwerken/bevestigen dakplaten
210 m2
2,50
525
3.02
PE folie/70 mm isolatie/dakbedekking/randen
210 m2
50
10.5
3.03
Hermontage dakkappen/randen
85 m1
9
765
3.04
Hermontage/inplakken doorvoeren
12 st
40
480
3.05
Hermontage lichtkoepel
2 st
50
100
3.06
Loodindekkingen aanpassen
15 m1
30
450
Sub totaal
12.82
Totaal exclusief btw
18.445
BTW
21%
3.873
Totaal inclusief btw
22.318
5.2
Prijsverschil
De huidige wettelijke eisen leiden niet tot een kostenverhoging.”
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

Nee

3.De verdere beoordeling

3.1.
[eisers] hebben een aantal bezwaren tegen deskundigenbericht aangevoerd. [gedaagden] stemmen in met het deskundigenbericht en hebben voornamelijk gereageerd op de bezwaren van [eisers] . De bezwaren van [eisers] zullen hierna worden besproken.
de houten onderconstructie
3.2.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de deskundige niet heeft gemotiveerd waarom hij vraag 1 ontkennend heeft beantwoord. Zij vinden het belangrijk dat het antwoord alsnog wordt gemotiveerd, omdat zij op grond van het rapport van Vebidak menen dat de onderconstructie in ieder geval gedeeltelijk vervangen zou moeten worden.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat deskundige zijn antwoord voldoende heeft gemotiveerd. Hij baseert zijn antwoord op het feit dat bij zijn onderzoek geen sporen van vocht en/of schade zijn aangetroffen. De deskundige houdt er rekening mee dat mogelijk bij dak-doorvoeringen, vanwege oudere lekkages, de dakplaten in beperkte mate zijn aangetast. In de bij het deskundigenbericht gevoegde toelichting op de reactie van [eisers] op het voorlopige rapport heeft de deskundige op vergelijkbare wijze geantwoord, met de toevoeging dat een visuele inspectie heeft plaatsgevonden van circa 21,00 m² zichtbare houten onderconstructie. Tevens heeft de deskundige in die toelichting vermeld dat in de begroting een bedrag is opgenomen voor het eventueel herstellen van aangetaste dakplaten bij dak-doorvoeringen. In de begroting is deze post immers opgenomen onder 3.01.
3.4.
[eisers] menen dat het onderzoek van de deskundige voorts te beperkt is. Uit destructief onderzoek van Vebidak zou volgens hen blijken dat de houten constructieplaten niet vlak liggen en niet aaneengesloten zijn. De rechtbank leest dit echter bij de in het rapport van Vebidak vermelde waarnemingen niet, althans niet ten aanzien van de houten onderconstructie, ook niet bij de waarnemingen op grond van de insnijdingen (productie 9 bij dagvaarding, pagina 6). Wel leest de rechtbank in het rapport van Vebidak dat de onderconstructie ter plaatse van een insnijding een lichte vorm van vervorming vertoont (productie 9 bij dagvaarding, pagina 6), maar de rechtbank neemt aan dat Vebidak daaraan geen consequenties heeft verbonden in termen van vervanging op (zeer) korte termijn. In het rapport van Vebidak staat immers vermeld dat Verbidak ervan uitgaat dat de constructie de in hoofdstuk 6 omschreven dakbedekkingsconstructie kan dragen en niet is aangetast (productie 9 bij dagvaarding, pagina 11).
3.5.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen termen aanwezig om aan de deskundige een nadere motivering van het antwoord te vragen. Er bestaat ook geen aanleiding om thans uit te gaan van een hogere stelpost dan die door de deskundige is opgenomen.
de dakopstand
3.6.
[eisers] voeren aan dat (ook) op de tweede vraag geen antwoord gegeven is. Zij hebben de indruk dat de deskundige geen rekening heeft gehouden met de door hun overgelegde foto’s, waaruit volgens hen blijkt van lekkages en op grond waarvan volgens hen kan worden geconcludeerd dat de opstanden technisch niet goed hebben gefunctioneerd.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat de deskundige in het deskundigenbericht heeft vermeld dat de aanvullende producties zijn meegenomen bij de antwoorden van de deskundige ad. 3 (deskundigenbericht, pagina 10 en 11). Naar aanleiding van de overgelegde foto’s heeft de deskundige geen aanleiding gezien om zijn conclusie aan te passen en is hij bij zijn standpunt gebleven dat er geen inwatering is vastgesteld. De overgelegde foto’s geven voor de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de deskundige. Dat heeft mede ook te gelden, omdat is gebleken dat voor hetgeen op die foto’s zichtbaar is ook andere verklaringen mogelijk zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van Vebidak , waarin wordt uitgelegd dat zich ook schijnlekkages kunnen voordoen als gevolg van het ontbreken van een dampremmende laag (productie 9 bij dagvaarding, pagina 7 en 8). Nu de deskundige tot het oordeel komt dat de dakopstanden technisch goed hebben gefunctioneerd, dat daarmee – blijkens zijn toelichting op de reactie van [eisers] – aan de belangrijkste eis van het Bouwbesluit wordt voldaan en uit zijn rapport blijkt dat de nieuw aan te brengen materialen ook geen verhoging van de dakopstand noodzakelijk maken, komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagden] niet de kosten hoeven te dragen van een verhoging van de dakopstand.
werkzaamheden en materialen
3.8.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de motivering van het antwoord op vraag 3 A.1 ontbreekt. Het is volgens hen niet duidelijk hoe de deskundige tot zijn keuze is gekomen en verder is de lijst van nog te verrichten werkzaamheden onvolledig en worden de door de deskundige benoemde gebreken niet opgelost.
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat de motivering van de keuze voor de werkzaamheden die verricht moeten worden voldoende blijkt uit hetgeen de deskundige ten aanzien van andere vragen alsmede naar aanleiding van de reactie van [eisers] op het voorlopige rapport heeft geantwoord. In het antwoord op vraag 3 A.2 is uitgebreid toegelicht wat de huidige eisen zijn en waarom op grond daarvan hier nu geen andere materialen moeten worden toegepast dan welke in het huidige pakket zijn toegepast (deskundigenbericht, pagina 8). Bij zijn opstelling is de deskundige uitgegaan van een dak dat technisch waterdicht is uitgevoerd. Daarnaast heeft hij toegevoegd dat uitgangspunt voor het materiaalgebruik materialen met een KOMO attest en/of certificaat zijn en dat voor de uitgevoerde werkzaamheden uitgangspunt is dat daar een 10-jarige garantie op wordt verstrekt. De deskundige heeft aangegeven dat de door [eisers] genoemde werkzaamheden en materialen die volgens [eisers] ontbreken in de opsomming, gebaseerd zijn op de richtlijnen van Vebidak en geen wettelijke eisen zijn (deskundigenbericht, pagina 12 en 13). Daarmee heeft hij dus aangegeven dat hij deze in het onderhavige geval niet noodzakelijk acht. Dit geldt daarmee ook voor de door [eisers] in de conclusie na deskundigenrapport ingenomen stelling dat de deskundige een inferieure PE-folie voorstelt, welke stelling overigens niet door [eisers] aan de deskundige is voorgelegd. De rechtbank volgt de deskundige in zijn standpunt dat de voorgestelde PE-folie geschikt is.
3.10.
Voor zover [eisers] stellen dat werkzaamheden als afkoppelen en opnieuw aansluiten van CV- installatie en airco-units en het aanhelen van stucwerk vergoed dienen te worden, omdat die er voor zorgen dat de woning in dezelfde staat van afwerking wordt gebracht, volgt de rechtbank hen wel. [eisers] hebben echter niet aangegeven wat de kosten van deze werkzaamheden zijn. De rechtbank zal daarom de kosten ex aequo et bono begroten op een bedrag van € 1.000,00 (incl. BTW).
afwijking Vakrichtlijn
3.11.
Ten aanzien van de stellingen van [eisers] , waarop zij baseren dat de deskundige wel afwijkt van de Vakrichtlijn “Gesloten Dakbedekkingssystemen”, verwijst de rechtbank naar hetgeen dienaangaande hiervoor reeds is overwogen.
kosten vernieuwen dakbedekking
3.12.
[eisers] wensen met betrekking tot de hoogte van de door de deskundige benoemde prijzen een bronvermelding, omdat volgens hen de deskundige niet met marktconforme, realistische en gemiddelde eenheidsprijzen rekent. De rechtbank is echter van oordeel dat een bronvermelding hier niet noodzakelijk is. Hiervoor is al vermeld welke uitgangspunten de deskundige hanteert. De deskundige heeft daarbij aangegeven dat er in de praktijk vele isolatie- en dakbedekkingsmaterialen en uitvoerende bedrijven zijn die aan de door hem genoemde eisen voldoen. Bovendien worden de door [eisers] genoemde prijzen door hen evenmin onderbouwd. Daar komt bij dat door [gedaagden] offertes overgelegd zijn, die vergelijkbaar zijn met de kostenbegroting van de deskundige. De door de deskundige gemaakte begroting zal daarom worden overgenomen.
aftrek nieuw voor oud
3.13.
[eisers] voeren opnieuw aan dat geen aftrek “nieuw voor oud” moet worden toegepast, althans subsidiair dat deze aftrek slechts 10,7% zou moeten zijn, uitgaande van een ouderdom van het dak van 8 jaar en een levensduur van (bepaalde componenten van het dak van) 75 jaar.
3.14.
Over de toepassing van een aftrek “nieuw voor oud” is door de rechtbank reeds beslist in het tussenvonnis van 31 maart 2021. Daarbij is geoordeeld dat een aftrek van 50% zal worden toegepast. In dit verband merkt de rechtbank op dat in het rapport van [naam bedrijf] concreet en gemotiveerd de stelling van Vebidak wordt weerlegd dat geen aftrek “nieuw voor oud” moet worden toegepast (productie 3 bij conclusie van antwoord, pagina 12). [naam bedrijf] geeft in dat kader aan dat wanneer de dakbedekking vastgeschroefd zit op de onderlagen, evident is dat bij het slopen van de dakbedekking ook de onderlagen beschadigd zullen worden. Weliswaar kunnen die onderlagen, zoals ook in het deskundigenbericht is opgenomen, dan wel theoretisch een langere levensduur hebben, maar dat is in het kader van de aftrek “nieuw voor oud” niet van betekenis. De rechtbank wijst er ten slotte op dat ook de deskundige aangeeft dat de technische levensduur van materialen sterk afhankelijk is van diverse factoren, zoals het ontwerp, de kwaliteit van de toegepaste materialen, de detaillering, het afschot, de uitvoering, klimaatinvloeden en de mate waarin onderhoud is gepleegd (deskundigenbericht, p. 8). De rechtbank blijft aldus bij haar eerdere beslissing dat een aftrek “nieuw voor oud” van 50% moet worden toegepast.
3.15.
De primaire vordering onder 1 zal daarom worden toegewezen tot de helft van de door de deskundige begrote kosten, zijnde (1/2 x € 22.318,00 =) € 11.159,00 + € 1.000,00 (zie rov 3.10), in totaal derhalve € 12.159,00 (incl. BTW), vermeerderd met de wettelijke rente als gevorderd.
kosten rapport Vebidak
3.16.
De kosten voor het onderzoek van Vebidak ten bedrage van € 2.116,29 (incl. BTW) zullen worden toegewezen. [eisers] hebben dit rapport immers op laten stellen, nadat [gedaagden] alle aansprakelijkheid hebben afgewezen. Hiermee hebben zij getracht de vordering verder te onderbouwen en de zaak buitengerechtelijk af te kunnen wikkelen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de factuur, zijnde 16 augustus 2019.
buitengerechtelijke incassokosten
3.17.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.277,15 zullen eveneens worden toegewezen. Uit de overgelegde producties blijkt dat voorafgaand aan de procedure is getracht tot een regeling te komen en in dat kader meer werkzaamheden zijn verricht dan de gebruikelijke aanschrijving. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank ook redelijk.
kosten van de deskundige
3.18.
De kosten van het onderzoek van de deskundige dienen door [gedaagden] , als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, te worden gedragen. Deze kosten zijn door hen al voldaan na benoeming van de deskundige.
proceskosten
3.19.
[gedaagden] zullen voorts als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 105,03
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
2.685,00(2,5 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.727,03

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen een bedrag voor vervangende schadevergoeding van € 12.159,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 28 juni 2019 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen een bedrag aan kosten van de deskundige Vebidak van € 2.116,29, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 16 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen een bedrag aan de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.277,15, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 3.727,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS