In deze zaak vordert de eisende partij, een werknemer, betaling van een bedrag van € 1.763,64 dat door de gedaagde partij, TOTALPLAST B.V., is ingehouden op de eindafrekening in verband met een tekort aan vakantiedagen. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd per 11 februari 2022 door middel van een vaststellingsovereenkomst, waarin is opgenomen dat de werknemer tot het einde van de arbeidsovereenkomst geen werkzaamheden meer hoefde te verrichten. De werknemer stelt dat zij geen verlof heeft genomen en dat de ingehouden bedragen onterecht zijn. De gedaagde partij betwist de vordering en stelt dat de werknemer onbetaald verlof heeft aangevraagd, wat heeft geleid tot de inhouding op de eindafrekening. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de vordering van de werknemer moet worden toegewezen. De kantonrechter veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van het ingehouden bedrag, de wettelijke verhoging, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Tevens wordt de gedaagde partij veroordeeld tot het verstrekken van salarisspecificaties op straffe van een dwangsom.