Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 9
- de op voorhand overgelegde conclusie van antwoord van Bovemij
- de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022.
2.De feiten
Op 18 januari 2021 is Bovemij gebeld door u ( [eiser sub 2] vzr). U gaf aan de schoonzoon van onze verzekeringsnemer mevrouw [eiseres sub 1] te zijn en namens haar te bellen. De auto zou in parkeerstand beschadigd zijn geraakt. U dacht, maar wist dat niet zeker, dat dit op vrijdag 15 januari is gebeurd. Mevrouw [eiseres sub 1] ontdekte de schade na een bezoek aan twee supermarkten. U liet desgevraagd weten dat zij alleen was. Bij het doen van de boodschappen en bij het ontdekken van de schade. Om die reden kon de schade niet verhaald worden bij het Waarborgfonds. Onze schademedewerker adviseerde u om wel navraag te doen naar het schadebedrag om te bekijken of het zinvol is de schade te claimen en dan de gevolgen voor de premiekorting te aanvaarden.
3.Het geschil
4.De beoordeling
parkeerde. Die vraag is door [eiser sub 2] met “ja” beantwoord. De voorzieningenrechter kan niet vast stellen dat dit een onjuiste mededeling is geweest, gezien de verklaring van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dat [eiser sub 2] al was uitgestapt voordat [eiseres sub 1] de auto ging parkeren.
als ik mij niet vergis afgelopen vrijdag”. In het tweede gesprek zegt hij dat het zaterdag is. Een dergelijke aarzeling c.q. vergissing is mogelijk en hoeft niet te betekenen dat niet de waarheid wordt gesproken.
1.016,00