ECLI:NL:RBLIM:2022:6779

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
ROE 22/1726
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet na aantreffen van hennep en hennepplanten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Maastricht. De burgemeester had op 12 augustus 2022 besloten om de bovenverdieping van de woning van de verzoeker voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er bij een politieonderzoek op 21 juli 2022 een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hennepplanten was aangetroffen. De verzoeker, die de woning onderhuurde, voerde aan dat hij de hennep voor eigen gebruik had en dat de sluiting onevenredig was, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet in staat was om snel alternatieve woonruimte te vinden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs en de kwetsbare omgeving waarin de woning zich bevond. De rechter benadrukte dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting een herstelsanctie was die ook het algemeen belang diende. De verzoeker kon niet worden gevolgd in zijn betoog dat een waarschuwing voldoende zou zijn geweest, aangezien de sluiting een belangrijk signaal afgeeft in de strijd tegen drugscriminaliteit.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester niet had hoeven afzien van sluiting, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker. De inbreuk op de openbare orde en de ernst van de overtreding wogen zwaarder dan het belang van de verzoeker bij het behoud van zijn woning. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, wat betekent dat de verzoeker de behandeling van zijn bezwaar moest afwachten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1726

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

30 augustus 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en

de burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigden van partijen.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 12 augustus 2022.
1.1.
Met het besluit van 12 augustus 2022 heeft de burgemeester gelast dat de bovenverdieping van de woning aan [adres] op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor drie maanden wordt gesloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die inhoud dat het bestreden besluit wordt geschorst in afwachting van de beslissing van de burgemeester op het bezwaar. Verzoeker wil dat de woning open blijft, omdat hij niet in staat is om binnen een redelijke termijn passende woonruimte te vinden.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Verzoeker is bewoner en onderhuurder van de bovenverdieping van de woning op de woonboot aan [adres] . Uit de bestuurlijke rapportage van
22 juni 2022 blijkt dat de politie naar aanleiding van een onderzoek op 21 juli 2022 op de bovenverdieping in een kluis op de slaapkamer twee grijze zakken met totaal 242 gram hennep en drie doorzichtige zakken met totaal 66 gram hennep heeft aangetroffen. Tevens werd aan de waterzijde van de boot een kartonnen doos met 57 kleine hennepplanten aangetroffen en onder het bed een plastic zak met 858 gram hennep. Verzoeker heeft verklaard dat hij dagelijks 10 gram hennep gebruikt en de hennep in de kluis voor eigen gebruik was. De hennepplanten en de plastic zak met hennep onder het bed waren van iemand anders.
2.1.
De burgemeester heeft op grond van deze bevindingen verzoeker per brief van
7 juli 2022 in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning voor drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet en het Damoclesbeleid Lokalen en woningen 2019. Verzoeker heeft hierop een zienswijze ingediend. Met het besluit van
12 augustus 2022 heeft de burgemeester vervolgens bepaald dat de bovenverdieping van de woning drie maanden wordt gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Onverwijlde spoed / karakter oordeel voorzieningenrechter
3. Omdat de woning op korte termijn wordt gesloten als uitvoering wordt gegeven aan het bestreden besluit, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van ‘onverwijlde spoed’ in de zin van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter zal daarom een inhoudelijk oordeel over de zaak geven. Hierbij moet echter bedacht worden dat die beoordeling voorlopig van aard is en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden is.
Is de burgemeester bevoegd?
4. De burgemeester is op grond van artikel 13b van de Opiumwet en het Damoclesbeleid Lokalen en woningen 2019 bevoegd een woning te sluiten als in een woning als hard- en/of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Onbetwist is dat in de woning in totaal 1166 gram hennep en 57 hennepplanten zijn aangetroffen en de burgemeester reeds daarom bevoegd is de woning te sluiten. [1]
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
5. Verzoeker betoogt dat de burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing. De hennep in de kluis was voor eigen gebruik. Verzoeker gebruikt een flinke hoeveelheid softdrugs vanwege de psychische problemen en stress die hij de laatste jaren heeft ervaren. Hij heeft een juwelierszaak moeten sluiten, is failliet verklaard en zit in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Mede vanwege zijn psychische problemen kon hij geen nee zeggen toen hem werd gevraagd de overige softdrugs tegen een kleine financiële vergoeding korte tijd te bewaren. Achteraf gezien realiseert hij zich dat hij nee had moeten verkopen. Daarbij volgt uit het feit dat de woning niet bekend staat als drugspand dat sprake is geweest van een eenmalige situatie. In de woning zijn ook geen andere voorwerpen aangetroffen, waarvan gesteld kan worden dat sprake is van de handel in verdovende middelen.
5.1.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
5.2.
Uit vaste rechtspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van een dergelijke woning door de burgemeester voor bij die woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen. [3] Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat in een grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval sprake is van een geval waarin sluiting noodzakelijk is. Reeds op grond van de aangetroffen hoeveelheid softdrugs (1166 gram hennep en 57 hennepplanten) heeft de burgemeester in aanmerking kunnen nemen dat de woning een rol vervult in het criminele circuit en bekend staat als drugspand. Daarbij heeft de burgemeester kunnen meewegen dat woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving en dat door de aanwezigheid van een grote hoeveelheid softdrugs gevaar bestaat op ripdeals. Daarnaast is de sluiting een herstelsanctie die betrekking heeft op de woning en de bekendheid van deze woning als drugspand in het drugscircuit, en in mindere mate op de daarbij betrokken personen: naast het belang van verzoeker is ook het algemeen belang en het belang van de omgeving van de woning aan de orde. [4] Verzoeker kan niet worden gevolgd in het betoog dat volstaan zou kunnen worden met een waarschuwing. Daarmee zou niet een signaal uitgaan dat even sterk is als van sluiting van het woningdeel van verzoeker.
Evenredigheid
6. Als de sluiting van de woning noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens de overzichtsuitspraak [5] van de Afdeling van 28 augustus 2019 in een geval als dit de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Verzoeker heeft immers willens en wetens de softdrugs in de woning genomen – zoals gesteld – deels voor eigen gebruik en deels voor derden.
6.2.
In de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 is overwogen dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 februari 2022 [6] daaraan toegevoegd dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de (onder)huurder door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie, als gevolg waarvan deze (onder)huurder – al dan niet voor een bepaalde periode – geen andere sociale huurwoning in de regio toegewezen krijgt.
6.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die maken dat de sluiting van de woning onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De burgemeester heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat verzoeker weliswaar heeft gesteld dat hij geen financiële middelen heeft om elders woonruimte te vinden, maar hij heeft dit niet onderbouwd. In dat verband is ook van belang dat verzoeker werkt en dus inkomsten heeft en niet gebleken is t verzoeker tijdelijk niet elders woonruimte kan vinden dan wel bij vrienden en/of familie kan verblijven. Daarbij is ook niet gebleken van signalen van de onderverhuurder dat verzoeker na de sluiting van drie maanden niet meer in de woning terug kan keren.
6.4.
De omstandigheid dat verzoeker zijn woning tijdelijk verliest, afgezet tegen de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de met de sluiting te dienen algemene belangen, heeft de burgemeester dan ook niet zodanig zwaarwegend hoeven te vinden dat hij van sluiting moet afzien. De burgemeester heeft de inbreuk op de openbare orde belangrijker mogen vinden dan het belang van verzoeker bij niet-sluiting van de bovenverdieping van woning.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker de behandeling van het bezwaar moet afwachten en dat er, gelet op de belangen over en weer, geen reden is om tot die tijd een voorlopige voorziening te treffen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2022 door
mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 5 september 2022

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.