ECLI:NL:RBLIM:2022:6757

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
ROE 21/1984
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA herbeoordeling en arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Gümüs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door P.L.E. Delahaije. De zaak betreft een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de eiser, die sinds 2016 ziek is en een WIA-uitkering ontvangt. Eiser heeft in 2020 aangegeven dat zijn gezondheid is verslechterd, waarna het UWV een herbeoordeling heeft uitgevoerd. De verzekeringsarts van het UWV concludeerde dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) nog steeds passend was en dat eiser voor 39,88% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zijn uitkering niet zou wijzigen.

Eiser was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat het UWV de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen had geschonden. Hij voerde aan dat zijn medische situatie ernstiger was dan het UWV aannam en dat de geduide functies niet passend waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser voor 39,88% arbeidsongeschikt was, en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om de conclusies van het UWV te weerleggen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. De proceskosten werden niet vergoed, aangezien eiser in het ongelijk werd gesteld. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1984

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Gümüs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: P.L.E. Delahaije).

Procesverloop

Met het besluit van 26 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd, maar de hoogte van zijn uitkering niet.
Met het besluit van 17 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skypezitting van 22 augustus 2022. Eiser en het UWV hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als productiemedewerker. Hij heeft zich op 14 september 2016 wegens psychische en lichamelijke klachten ziekgemeld voor dit werk. Per 12 november 2016 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiser per 14 november 2016 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2.Eiser ontving aansluitend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 38,75%. Eiser heeft op 11 juni 2020 gemeld dat zijn gezondheid is verslechterd. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. De verzekeringsarts vindt de functionele mogelijkhedenlijst (FML) die is opgesteld per het einde van de wachttijd nog steeds passend. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vier functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 60,05% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is 39,95%. De hoogte van de WIA-uitkering van eiser wijzigt niet.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt een extra beperking op in de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt de geduide functies nog steeds passend. Hij corrigeert wel het maatmanloon. De mate van arbeidsongeschiktheid is 39,88%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij stelt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel, in elk geval met een of meer beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter dan het UWV aanneemt. Hij voert aan dat hij meer beperkt is, ten gevolge van zijn lichamelijke en psychische klachten en zijn medicatie. Verder stelt eiser dat de geduide functies niet passend zijn, omdat niet vaststaat dat er voldoende vertredingsmogelijkheden zijn.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 39,88% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 12 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij de behandelend huisarts en psycholoog. Hij heeft beschreven dat er weinig verschillen zijn vast te stellen in vergelijking met het onderzoek per het einde van de wachttijd. Hij vindt dat de beperkingen die toen zijn aangenomen de huidige situatie van eiser ook nog ondervangen. In aanvullende rapporten van 12 en 29 november 2020 heeft de verzekeringsarts de informatie van de huisarts en psycholoog meegewogen.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 10 juni 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangevuld, omdat eiser sinds de meest recente beoordeling nieuwe medicijnen gebruikt.
10. Eiser heeft aangevoerd dat het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen rekening heeft gehouden met de informatie van psycholoog.
11. De rechtbank maakt uit het dossier op dat zowel de verzekeringsarts, in zijn aanvullende rapport van 29 november 2020, als de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in haar rapport van 10 juni 2021, de informatie van de psycholoog hebben meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft over deze informatie toegelicht dat de oorzaken voor de gestelde diagnoses niet navolgbaar zijn en dat de brief geen enkele duidelijkheid verschaft. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de psycholoog heeft overwogen en dat ze hierover een beredeneerd oordeel heeft gevormd. De rechtbank vindt dat de informatie hiermee voldoende zorgvuldig is behandeld. Het beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel slaagt niet.
12
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts is uitgegaan van de diagnoses somatoforme pijnstoornis, chondromalacia patellae, stemmingsstoornis, overige angststoornis en hernia inguinalis. Hij vindt de FML die is opgesteld per het einde van de wachttijd nog steeds passend. In de FML zijn beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. De verzekeringsarts heeft in zijn aanvullende rapport van 12 november 2020 de opgevraagde informatie van de huisarts overwogen. Hieruit blijkt geen nieuwe medische informatie die een wijziging in de vastgestelde belastbaarheid noodzakelijk maakt. In het aanvullend rapport van 29 november 2020 heeft de verzekeringsarts gereageerd op de opgevraagde informatie van de psycholoog. Hij stelt dat de beschreven klachten al bekend waren en zijn meegewogen. De diagnoses van de psycholoog, PTSS en ongecompliceerde rouw, vindt de verzekeringsarts niet onderbouwd. Hij stelt dat de eerdere diagnose van psycholoog Akkaya, ongedifferentieerde angststoornis, beter past bij het klachtenpatroon.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 juni 2021 toegelicht dat haar bevindingen grotendeels in lijn zijn met die van de verzekeringsarts. Ze stelt dat aan de lichamelijke klachten van eiser tegemoet is gekomen door fysiek lichte functies te duiden. Er zijn sinds 2018 geen nieuwe fysieke aandoeningen die leiden tot meer beperkingen. Wel gebruikt eiser een antipsychoticum, waarvoor ze de FML aanvult met een beperking voor verhoogd persoonlijk risico. Over de brief van de psycholoog stelt ze dat deze geen enkele duidelijkheid verschaft en dat de oorzaak voor de gestelde PTSS en rouwklachten niet navolgbaar zijn. Ze stelt dat er verder geen nieuwe medische feiten zijn die van invloed kunnen zijn op FML die is opgesteld per het einde van de wachttijd.
15. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte niet meer beperkingen heeft aangenomen voor zijn lichamelijke en psychische klachten en zijn medicijngebruik.
16
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
17. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (111180) Productiemedewerker industrie;
- (111190) Inpakker;
- (111220) Medewerker intern transport.
Daarnaast heeft hij nog een reservefunctie geselecteerd: (264122) Machinaal metaalbewerker.
18. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft geoordeeld dat deze functies ook gezien de in bezwaar aangepaste FML nog geschikt zijn voor eiser.
19. Eiser heeft aangevoerd dat niet vaststaat of in de functies voldoende vertredingsmogelijkheden zijn. De rechtbank constateert dat hiervoor in de FML geen beperkingen zijn opgenomen. Dit is dan ook geen voorwaarde waaraan de geduide functies moeten voldoen.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 15 juni 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 12 september 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 60,12% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als productiemedewerker, zodat eiser voor de overige 39,88% arbeidsongeschikt is.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
22. De rechtbank is niet gebleken van strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 12 september 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 39,88%.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 september 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 1 september 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.