Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
;
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
schokschadeen € 2.500,00
affectieschadezijnde het niet door de verzekering vergoede deel van de
affectieschade en verdachte thans wordt veroordeeld voor een misdrijf) ontstaan door het getuige zijn van het ongeval waarbij [slachtoffer 1] zwaargewond is geraakt en het latere overlijden van [slachtoffer 1] aan de gevolgen van het ongeval.
€ 1.922,66.
schokschadeen
€ 2.500,00, zijnde het niet door de verzekering vergoede deel van de
affectieschade en verdachte thans wordt veroordeeld voor een misdrijf). Daarnaast verzoekt hij om vergoeding van zijn proceskosten voor een bedrag van € 1.922,66.
schokschadeen
affectieschade). Daarnaast verzoekt zij om vergoeding van haar proceskosten voor een bedrag van € 1.922,66.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair tot een
- veroordeelt de verdachte tot een
- bepaalt dat de het voorwaardelijke gedeelte van voormelde straffen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
wijst gedeeltelijk toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 22.532,58, te vermeerderen met de wettelijke rente
32,58te berekenen vanaf 15 augustus 2022,
20.000,-te berekenen vanaf 24 april 2020,
2.500,-te berekenen vanaf 24 april 2020
- wijst afde vordering met betrekking tot de reiskosten voor de inhoudelijke behandeling;
- veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op
€ 332,-;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van totaal €
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst gedeeltelijk toede vordering van de benadeelde partij
[naam 4]en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.500,-te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 24 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening; - verklaartde benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijk; - veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij
[naam 4], in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op
€ 332,-; - legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van totaal €
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst gedeeltelijk toede vordering van de benadeelde partij
[naam 3] ,en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 17.500,-te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 24 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening; - verklaartde benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijk; - veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij
[naam 3], in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op
€ 332,-; - legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van totaal €
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.