7.1.Het verzoek tot vernietiging van de erkenning
7.1.1.Doordat deze zaak een internationaal karakter draagt, dient de rechtbank eerst ambtshalve te beoordelen welk recht van toepassing is op het verzoek tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door [naam] .
7.1.2.Op grond van artikel 10:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) wordt de vraag of en op welke wijze een erkenning kan worden tenietgedaan, wat betreft de bevoegdheid van de persoon die het kind heeft erkend en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het ingevolge artikel 10:95 lid 1 BW toegepaste recht.
7.1.3.Op grond van de eerste trede van de in artikel 10:95 lid 1 BW vermelde verwijzingsladder wordt de vraag of erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wat betreft de bevoegdheid van die persoon en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit. Volgens lid 4 van dit artikel is bepalend het tijdstip van de erkenning.
7.1.4.Nu [naam] ten tijde van de erkenning van [minderjarige] de Surinaamse nationaliteit had, betekent dat dat bij de erkenning van [minderjarige] door [naam] voor wat betreft de bevoegdheid van [naam] en de voorwaarden voor de erkenning Surinaams recht is toegepast. Dat Surinaams recht is toegepast, blijkt ook uit de aan de geboorteakte van [minderjarige] toegevoegde latere vermelding betreffende de erkenning. Daarmee is Surinaams recht ook van toepassing op de verzochte tenietdoening van de erkenning van [minderjarige] door [naam] .
7.1.5.Tussen partijen is discussie geweest over de toepasselijkheid van het huidige Surinaams Burgerlijk Wetboek of het nog in te voeren Surinaams Burgerlijk Wetboek. Nu het nieuwe Surinaams Burgerlijk Wetboek nog niet in werking is getreden en onbekend is per wanneer dit in werking zal treden, zal de rechtbank aansluiten bij het huidige Surinaams Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: SBW).
7.1.6.Op grond van artikel 340 SBW kan een erkenning worden betwist door iedere belanghebbende.
7.1.7.De rechtbank dient eerst te beoordelen of de man als belanghebbende in de zin van artikel 340 SBW kan worden aangemerkt. Ook daarover bestaat tussen partijen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de man dient te worden aangemerkt als belanghebbende. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de man de biologische vader van [minderjarige] is. Ook staat niet ter discussie dat de man sinds haar geboorte, zij het onregelmatig, contact heeft gehad met [minderjarige] . De man is jarenlang als vader in het leven van [minderjarige] betrokken geweest, totdat de relatie tussen partijen werd verbroken. De moeder is kort daarna in Suriname gehuwd met [naam] en heeft op diezelfde dag toestemming gegeven aan [naam] voor de erkenning van [minderjarige] . De man was hiervan niet op de hoogte, terwijl hij tot kort daarvoor wel betrokken was in het leven van [minderjarige] . De moeder voert aan dat de man in de afgelopen jaren niet betrokken is geweest en nooit een grote rol heeft gespeeld in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , maar dat doet er niet aan af dat de man de biologische vader van [minderjarige] is en dat hij jarenlang wel een rol in het leven van [minderjarige] heeft gespeeld. Daar komt nog bij dat tijdens het gesprek tussen [minderjarige] en de rechter is gebleken dat [minderjarige] de man ‘papa’ noemt, waaruit volgt dat [minderjarige] de man als vader beschouwt. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de man dient te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 340 SBW. Dat betekent dat de weg open ligt voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek houdende betwisting, althans vernietiging van de erkenning.
7.1.8.Op grond van artikel 336 lid 1 sub a SBW is een erkenning nietig indien zij het gevolg is van dwang, dwaling of bedrog. Niet gesteld of gebleken is dat hiervan in deze zaak sprake is. Ook is niet gebleken dat sprake is van een van de andere limitatieve gronden als genoemd in artikel 336 lid 1 SBW op grond waarvan de erkenning van [minderjarige] door [naam] nietig zou zijn. Het ontbreken van de gronden voor nietigheid staat de vernietiging van de erkenning echter niet in de weg. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van het kantongerecht Eerste Kanton in Suriname van 23 mei 2018 (SRU-K1-2018-3), waarin evenmin sprake was van een nietige erkenning, maar waarin de kantonrechter na een belangenafweging tot het oordeel komt dat vernietiging van de erkenning gerechtvaardigd is.
7.1.9.De rechtbank zal daarom de betrokken belangen afwegen en op basis daarvan oordelen of de erkenning van [minderjarige] door [naam] moet worden vernietigd. Volgens de bijzondere curator en de moeder is het in het belang van [minderjarige] dat de huidige situatie wordt gecontinueerd, omdat, kort gezegd, [minderjarige] gewend is aan de huidige situatie, geen contact meer heeft met de man en al geruime tijd de geslachtsnaam van [naam] draagt. De rechtbank overweegt dat [minderjarige] echter ook belang erbij heeft om te weten wie haar vader is en om met hem in familierechtelijke betrekking te staan. Dan is er nog het belang van de man om in familierechtelijke betrekking met [minderjarige] te komen staan. De man is de biologische vader van [minderjarige] en is jarenlang ook als vader in het leven van [minderjarige] betrokken geweest. [minderjarige] noemt de man ‘papa’. De man heeft sinds de geboorte van [minderjarige] tot halverwege 2018 regelmatig contact gehad met [minderjarige] . Die contacten vonden weliswaar niet plaats in het kader van een vastomlijnde omgangsregeling, maar dat kon ook niet omdat de man veelvuldig in Suriname verbleef. Dat was ook al het geval toen de moeder van [minderjarige] zwanger raakte. De moeder wist al tijdens de zwangerschap dat de man nooit een traditionele vaderrol in het leven van [minderjarige] zou vervullen. De moeder stelt dat de man nooit heeft aangegeven dat hij [minderjarige] wilde erkennen. Dat wordt door de man betwist. De man stelt dat de moeder en de man juist hadden afgesproken dat de man [minderjarige] niet zou erkennen zodat de moeder gemakkelijker met [minderjarige] kon reizen vanwege dezelfde geslachtsnaam. Deze stelling wordt door de vrouw betwist. Hoe het ook zij: [minderjarige] weet al jarenlang dat de man haar biologische vader is en de man heeft deze rol ook jarenlang uitgeoefend, zij het wellicht niet op de manier die de moeder graag had gewild. Ook na de beëindiging van de relatie tussen de moeder en de man had de man nog contact met [minderjarige] . Zo was hij aanwezig op het communiefeest van [minderjarige] . De betrokkenheid van de man in het leven van [minderjarige] is toen echter abrupt door de moeder beëindigd, omdat de man tijdens dit communiefeest voodoo over de moeder zou hebben uitgesproken. Dat laatste is door de man nadrukkelijk betwist.
7.1.10.Kort na de beëindiging van de relatie tussen de moeder en de man, is de moeder op 19 januari 2019 in Suriname gehuwd met [naam] , waarbij [naam] [minderjarige] op dezelfde dag heeft erkend. Daarvan was de man op dat moment niet op de hoogte. Het had op de weg van de moeder gelegen om de man over de aanstaande erkenning te informeren, aangezien de man de biologische vader van [minderjarige] is en vanaf haar geboorte in die hoedanigheid betrokken is geweest in het leven van [minderjarige] . Bovendien was het niet de keuze van de man om plots uit het leven van [minderjarige] te moeten verdwijnen.
7.1.11.De moeder heeft [minderjarige] willens en wetens, zonder dit vooraf met de biologische vader te bespreken, laten erkennen door [naam] . [naam] woont in Suriname en heeft nauwelijks contact met [minderjarige] . De moeder wil de erkenning door [naam] in stand houden, zodat [minderjarige] de geslachtsnaam van [naam] blijft dragen. De moeder wil volgens eigen zeggen in de toekomst nog een kind en zij wil als gezin dan één naam dragen, omdat zij niet wil dat [minderjarige] zich buitengesloten gaat voelen. Het belang van het dragen van dezelfde geslachtsnaam door alle (toekomstige) leden van het gezin mag echter niet ten koste gaan van het recht van [minderjarige] om te weten wie haar vader is én om in een familierechtelijke betrekking tot hem te staan. Voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] , die de man ‘papa’ noemt en hem dus als haar vader beschouwt, is het van cruciaal belang dat de biologische werkelijkheid, die inhoudt dat [naam] niet haar biologische vader is, in overeenstemming wordt gebracht met de juridische werkelijkheid. Ook het belang van de man om in een familierechtelijke betrekking met [minderjarige] te staan weegt zwaarder dan het belang van het dragen van dezelfde geslachtsnaam door (toekomstige) leden van het gezin van de moeder.
7.1.12.De rechtbank acht daarom de betwisting van de erkenning gegrond en zal het verzoek tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door [naam] toewijzen. De aard van de zaak verzet zich ertegen dat deze beslissing in zoverre uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Door de vernietiging van de erkenning vervalt, gelet op artikel 325 SBW, de grond voor de wettiging van [minderjarige] door het huwelijk van de moeder met [naam] .
7.1.13.De rechtbank zal bepalen dat de griffier op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1, BW niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Sittard-Geleen in wiens registers zich de geboorteakte van [minderjarige] bevindt. Tevens zal de griffier een afschrift van deze beschikking doen toekomen aan het centrale gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.