ECLI:NL:RBLIM:2022:6682

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
C/03/302411 / JE RK 22-354
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 16 augustus 2022, is het verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de ouders aan alle gestelde voorwaarden hebben voldaan en dat er onvoldoende onderbouwing is voor het verzoek tot verlenging. De ouders hebben zich actief ingezet en de contacten met de minderjarige zijn goed verlopen. De kinderrechter merkt op dat de GI verzuimd heeft om de ouders te informeren over de voorwaarden voor thuisplaatsing en dat er geen noodzaak is voor verdere uithuisplaatsing. De kinderrechter benadrukt dat de uithuisplaatsing altijd gericht moet zijn op thuisplaatsing en dat de GI hierin een actieve rol moet spelen. De beschikking van 15 april 2022, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd, heeft de GI de gelegenheid gegeven om de omgang tussen de ouders en de minderjarige uit te breiden. De kinderrechter concludeert dat de huidige situatie, waarin onduidelijkheid bestaat over de toekomst van de minderjarige, niet in zijn belang is. De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af en stelt dat de ouders en pleegouders samen goede afspraken moeten maken voor de terugkeer van de minderjarige naar huis.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/302411 / JE RK 22-354
Datum uitspraak: 16 augustus 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P. Winkens, kantoorhoudend te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. L.N. Hermans, kantoorhoudend te Kerkrade.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
en
[de pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
hierna samen ook te noemen: de pleegouders, beiden wonend te [woonplaats 3] .
Bij beschikking van 15 april 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar met ingang van 16 april 2022 tot 16 april 2023 verlengd en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 16 april 2022 tot 30 augustus 2022 verlengd. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de resterende verzochte termijn voor de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij schrijven, binnengekomen op 21 juli 2022 en 1 augustus 2022 heeft de GI aanvullende informatie/producties overgelegd.
1.2.
Op 16 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. L.N. Hermans;
- de moeder, bijgestaan door mr. R.P.F. Rober, waarnemend voor mr. P. Winkens;
- de pleegouders;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.

2.Het verzoek

De GI heeft het verzoek tot het verlengen van een machtiging uithuisplaatsing voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling gehandhaafd.
Volgens de GI zijn de contacten tussen [minderjarige] en de ouders uitgebreid en die contacten zijn goed verlopen. De ouders doen hun best en zijn betrokken. De ouders laten zien over opvoedvaardigheden te beschikken en zij zijn er voor [minderjarige] . De omgangsverslagen van Cessio geven geen reden tot zorgen. [minderjarige] laat echter bij de pleegouders reactief gedrag en een duidelijke terugval zien. Het is niet duidelijk waar dit gedrag vandaan komt; mogelijk heeft [minderjarige] last van de onduidelijkheid over waar hij mag zijn, of zijn de kind signalen een gevolg van het contact met de ouders. Er moet nog onderzocht worden waar het perspectief van [minderjarige] ligt. Het gaat goed met [minderjarige] bij de ouders, maar gezien de regressie die [minderjarige] bij de pleegouders heeft laten zien is het nog te vroeg om te beslissen dat hij terug kan naar de ouders. De komende tijd zal verder beoordeeld moeten worden of terugplaatsing bij de ouders in het belang van [minderjarige] is. Dat kan aan de hand van uitbreiding van de omgang en logeermomenten.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging is in het verleden de reden geweest voor het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing. Er moet dan ook zorgvuldig worden toegewerkt naar een terugkeer naar de ouders. Er is omgangsbegeleiding geregeld tot 15 augustus 2022. Hoe het daarna verder gaat is niet bekend.

3.Het standpunt van belanghebbenden

3.1.
De ouders hebben aangegeven dat [minderjarige] naar huis kan komen. De therapie van de moeder start op 9 december 2022. De ouders begrijpen dat [minderjarige] niet stante pede permanent terug kan naar de ouders, maar dat hij daar goed op voorbereid moet worden. Hij zal na thuisplaatsing ook nog begeleiding nodig hebben. De ouders willen daar zeker aan meewerken en zij willen ook meewerken aan de instandhouding van het contact tussen [minderjarige] en de pleegouders. De ouders zijn de pleegouders heel dankbaar voor hun inzet en goede zorgen voor [minderjarige] . Het is duidelijk dat [minderjarige] en de pleegouders aan elkaar gehecht zijn.
3.2.
De pleegouders zijn van mening dat er snel duidelijkheid moet komen voor [minderjarige] . Als duidelijk is per wanneer [minderjarige] teruggaat naar de ouders kunnen de pleegouders de resterende termijn benutten om [minderjarige] daarop voor te bereiden.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De kinderrechter verwijst naar hetgeen is overwogen en beslist in voormelde beschikking. De kinderrechter kan ingevolge artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de duur van de uithuisplaatsing telkens met ten hoogste één jaar, doch niet langer dan de duur van de ondertoezichtstelling, verlengen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
4.2.
Uit de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting is de kinderrechter niet gebleken dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nog noodzakelijk is in het belang van [minderjarige] .
De beslissing op het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling is bij de beschikking van 15 april 2022 aangehouden om de GI de gelegenheid te geven de omgang tussen de ouders en [minderjarige] uit te breiden om zo zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de ouders. Daarbij zijn door de kinderrechter aan de ouders de volgende voorwaarden gesteld:
“De ouders dienen eenmaal per maand, te beginnen in april 2022, aan de GI een urinetest te laten zien, waaruit blijkt dat zij geen drugs/verdovende middelen gebruiken.
De ouders dienen alle omgangsafspraken na te komen; tijdens de contacten met [minderjarige] dienen zij de adviezen en aanwijzingen van de omgangsbegeleider op te volgen.
De ouders dienen op regelmatige basis informatie over [minderjarige] in te winnen bij de school, zo mogelijk bij de pleegouders en bij de GI, zodat zij weten hoe de ontwikkeling van [minderjarige] verloopt en hoe zij daarop moeten aansluiten.
De ouders dienen alle afspraken met hulpverleners en GI na te komen; zij dienen twee weken voor de mondelinge behandeling een verslag van hun persoonlijke behandelaars over te leggen, waaruit de voortgang van hun behandeling/therapie blijkt en waaruit blijkt wat het doel van hun behandeling is”.
Uit het door de GI overgelegde verslag van de omgangsbegeleiding en uit de verklaringen ter zitting blijkt dat de ouders aan alle gestelde voorwaarden hebben voldaan.
Ook heeft de kinderrechter in voormelde beschikking duidelijk gemaakt wat zij van de GI verwacht:
“De GI zal de contactregeling dienen uit te breiden op een zodanige manier, en uiteraard in overleg met de pleegouders, dat inzicht in de opvoedingsvaardigheden van de ouders kan worden verkregen. Daarnaast zal de GI schriftelijk aan de ouders kenbaar moeten maken aan welke voorwaarden de ouders moeten voldoen om tot thuisplaatsing van [minderjarige] te komen. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij twee weken voor de mondelinge behandeling schriftelijk verslag uitbrengt van de voortgangsgesprekken met de ouders en daarnaast een verslag van de omgangsbegeleiders van Anacare overlegt. Uit deze verslaglegging van Anacare dient duidelijk te blijken hoe de contacten verlopen, of de ouders voldoende opvoedingsvaardigheden hebben en hoe zij de adviezen en aanwijzingen opvolgen.”
De GI heeft de contactregeling uitgebreid en heeft verslagen van de omgangsbegeleider overgelegd. Uit het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat de GI niet schriftelijk (en ook niet mondeling) aan de ouders heeft kenbaar gemaakt wat de ouders moeten doen om tot thuisplaatsing van [minderjarige] te komen. De GI heeft schriftelijk noch mondeling verslag gedaan van de voortgangsgesprekken.
Uit de door de GI ingediende verslagen van de omgangsbegeleiding is gebleken dat de ouders betrokken zijn op [minderjarige] en goed aansluiten bij zijn behoeftes. Ook blijkt daaruit dat sprake is van voldoende opvoedvaardigheden en dat de ouders leerbaar zijn en de adviezen aannemen. Uit het gegeven dat het contract met Cessio over de omgangsbegeleiding per 15 augustus 2022 afliep en niet is verlengd door de GI leidt de kinderrechter af dat ook de GI er blijkbaar vanuit gaat dat de ouders voldoende opvoedingsvaardig zijn.
Het had daarom op de weg van de GI gelegen om, gelet ook op de overweging van de kinderrechter in de beschikking van 15 april 2022 (
“De kinderrechter overweegt dat een uithuisplaatsing altijd gericht moet zijn op thuisplaatsing”), in overleg te gaan met de ouders en met de pleegouders om een traject van thuisplaatsing in te zetten. Thuisplaatsing is immers het doel waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt moet worden. Dit heeft de GI nagelaten. De GI volhardt nu bij haar verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing tot het einde van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelt dat de onderbouwing van dat verzoek volstrekt onvoldoende is. De kinderrechter ziet in het gegeven dat de ouders na de thuisplaatsing van [minderjarige] nog begeleiding nodig zullen hebben onvoldoende grond om de uithuisplaatsing te laten voortduren. Evenmin kan de stelling van de GI dat nog onderzocht moet worden waar het reactieve gedrag van [minderjarige] vandaan komt leiden tot de conclusie dat uithuisplaatsing nodig blijft. Gebleken is dat [minderjarige] zowel met de ouders als met de pleegouders een goede warme band heeft. Zowel pleegouders als ouders geven aan dat de huidige situatie, waarin zij noch [minderjarige] weten waaraan zij toe zijn, zeker niet in het belang van [minderjarige] is.
Dat alles betekent dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] dient te eindigen.
De kinderrechter overweegt dat de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] nog loopt tot 30 augustus 2022 en dat die periode benut dient te worden om [minderjarige] voor te bereiden op de definitieve thuisplaatsing bij de ouders. Ter zitting hebben de pleegouders en de ouders aangegeven dat zij samen hierover goede afspraken zullen maken, waarbij ook van belang is dat de ouders hebben uitgesproken dat zij ook na de thuisplaatsing van [minderjarige] nog hulpverlening nodig hebben en dat zij contacten tussen [minderjarige] en de pleegouders willen onderhouden in het belang van [minderjarige] . In het kader van de ondertoezichtstelling is het aan de GI om de ouders te ondersteunen waar nodig.
Uit het voorgaande volgt dat de kinderrechter het verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende termijn van de ondertoezichtstelling zal afwijzen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de resterende termijn van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022 en op schrift gesteld op 25 augustus 2022.
MK
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.