ECLI:NL:RBLIM:2022:6674

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
ROE 21/2462
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over proceskostenvergoeding in bezwaar bij jeugdhulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr.drs. R. Imkamp, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Roestenberg. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder over de toekenning van jeugdhulp aan eiser, die autisme en angststoornissen heeft. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primair besluit van 30 juni 2020, waarin alleen begeleiding door BOBA Levensloopbegeleiding werd toegekend. In het bestreden besluit van 30 juli 2021 werd dit bezwaar ongegrond verklaard, maar werd er wel een aanvullende voorziening voor begeleiding door de zus van eiser toegekend.

De rechtbank heeft op 19 juli 2022 de zaak behandeld en vastgesteld dat er een compromis was gesloten over het aantal uren begeleiding door de zus van eiser. De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een wijziging van de rechtsgevolgen van het primair besluit, omdat de toekenning van alleen begeleiding door BOBA onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte geen proceskostenvergoeding in bezwaar had toegekend, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de vergoeding van de proceskosten in bezwaar betreft en stelde de proceskostenvergoeding vast op € 1.352,50. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 1.518,- en moest het griffierecht van € 49,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2462

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] ,

eiser,
(gemachtigde: mr.drs. R. Imkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder,
(gemachtigde: mr. A.J.M. Roestenberg).

Inleiding

Bij besluit van 30 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder op grond van de Jeugdwet (Jw) over de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 ten behoeve van eiser een voorziening voor jeugdhulp verstrekt bestaande uit begeleiding individueel door BOBA Levensloopbegeleiding in de vorm van zorg in natura (ZIN).
Bij besluit van 30 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het tegen het primair besluit gerichte bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Wel heeft verweerder aan eiser naast de voorziening van begeleiding individueel door BOBA Levensloopbegeleiding over de periode van 1 januari 2020 tot 18 november 2021 een voorziening voor jeugdhulp verstrekt bestaande uit begeleiding individueel door de zus van eiser voor 3 tot 4 uur per week.
De begeleiding wordt toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Eiser heeft beroep ingediend tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, [moeder eiser] (de moeder van eiser), [zus eiser] (de zus en begeleider van eiser) en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft autisme en angststoornissen.
1.2.
Op 11 november 2019 heeft zijn zus een aanvraag voor een nieuwe herindicatie ingediend. Op 9 juni 2020 heeft er een regieteamoverleg plaatsgevonden.
1.3.
Verweerder heeft bij het primair besluit op grond van de Jw over de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 ten behoeve van eiser een voorziening voor jeugdhulp verstrekt bestaande uit begeleiding individueel door BOBA Levensloopbegeleiding in de vorm van ZIN.
1.4.
Bij een ander besluit van eveneens 30 juni 2020 heeft verweerder op grond van de Jw over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 ten behoeve van eiser een voorziening voor jeugdhulp verstrekt bestaande uit logeren bij zijn zus voor twee etmalen per 14 dagen. Dit ter ontlasting van de moeder. Voor het jaar 2020 bedraagt dit een bedrag van € 4.680,-. Het bezwaar tegen dit besluit is ingetrokken.
1.5.
Bij een derde besluit van 30 juni 2020 heeft verweerder op grond van de Jw over de periode van 6 januari 2020 tot en met 5 januari 2021 ten behoeve van eiser een voorziening voor jeugdhulp verstrekt bestaande uit behandeling individueel door ACDA Coaching in de vorm van ZIN. Ook het bezwaar tegen dit besluit is ingetrokken.
1.6.
Op 2 november 2020 heeft de eerste hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden.
1.7.
Naar aanleiding van een tussenadvies van de commissie voor bezwaarschriften heeft verweerder Sozastar ingeschakeld voor een onafhankelijk medisch onderzoek naar de te bieden zorg en begeleiding van eiser in de thuissituatie.
1.8.
Op 17 maart 2021 heeft Sozastar aan verweerder advies uitgebracht.
1.9.
Op 19 juli 2021 heeft de tweede hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden.
1.10.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het tegen het primair besluit gerichte bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Wel heeft verweerder aan eiser naast de voorziening van begeleiding individueel door BOBA Levensloopbegeleiding over de periode van 1 januari 2020 tot 18 november 2021 een voorziening voor jeugdhulp verstrekt bestaande uit begeleiding individueel door de zus van eiser voor 3 tot 4 uur per week.
De begeleiding wordt toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Voor het jaar 2020 bedraagt dit een bedrag van € 5.040,- en voor het jaar 2021 € 4.410,-.
Ten aanzien van de hulpvraag van de moeder van eiser is verweerder van mening dat zij voldoende ontlast wordt in haar taak als ouder door de toegekende indicaties voor logeren, voor begeleiding door BOBA Levensloopbegeleiding en door de zus van eiser. In bezwaar is niet gesteld dat moeder onvoldoende ontlast wordt in haar taak als ouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen hebben op de zitting een compromis gesloten over het aantal uren begeleiding individueel door de zus van eiser.
Voor de periode van 1 januari 2020 tot 1 juli 2020 geldt de oude indicatie ambulante begeleiding door de zus in arrangement 8 (6 tot 8 uur per week).
Voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 juli 2021 geldt een indicatie ambulante begeleiding door de zus eveneens in arrangement 8 (6 tot 8 uur per week).
Voor de periode van 1 augustus 2021 tot en met 18 november 2021 geldt een indicatie ambulante begeleiding door de zus in arrangement 5 (3 tot 4 uur per week).
3. De inhoudelijke argumenten tegen de afbouw van het aantal uren in begeleiding door de zus van eiser heeft eiser nadrukkelijk niet prijs gegeven. Die kunnen in de nog lopende bezwaarprocedure tegen een nieuw besluit op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 worden aangevoerd.
4.1.
Dan hoeft de rechtbank in deze zaak enkel nog een beslissing te nemen over de beroepsgrond over de niet toegekende proceskostenvergoeding in bezwaar.
Eiser is hierover van mening dat verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond had moeten verklaren en ook een proceskostenvergoeding had moeten toekennen.
Volgens verweerder heeft eiser geen recht op een proceskostenveroordeling in bezwaar, omdat het primaire besluit niet is herroepen. Het primaire besluit is in stand gelaten. Er is enkel bepaald dat er naast de indicatie ten behoeve van BOBA ook een indicatie voor begeleiding door de zus dient te worden toegekend, aldus verweerder.
4.2.
Wat betreft het niet toekennen van een proceskostenvergoeding in bezwaar overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 23 augustus 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY8044) is van herroepen in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb alleen sprake indien het besluit, waartegen het bezwaar is gericht, wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde of geweigerde rechtsgevolg.
4.3.
In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk sprake van een wijziging van de rechtsgevolgen van het primair besluit. In het primair besluit heeft verweerder eiser alleen begeleiding individueel toegekend door BOBA Levensloopbegeleiding in de vorm van ZIN. In bezwaar is gebleken dat hiermee niet kan worden volstaan, en alleen deze toekenning onrechtmatig zou zijn. Daarnaast dient immers begeleiding individueel door de zus van eiser te worden toegekend. Dat verweerder dit niet in de beslissing op bezwaar zelf (het bestreden besluit) heeft opgenomen, maar in een afzonderlijk besluit, is niet relevant. Relevant is dat verweerder voor eiser de rechtsgevolgen van het primair besluit heeft gewijzigd.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verweerder ten onrechte geen proceskostenvergoeding in bezwaar heeft toegekend. Hieruit volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking voor zover het de vergoeding van de proceskosten in bezwaar betreft. De rechtbank zal op dit punt zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
De rechtbank stelt de proceskosten in bezwaar vast op een bedrag van € 1.352,50
(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1).
6. De rechtbank ziet verder aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. Deze kosten worden begroot op een bedrag van € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
7. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond wordt verklaard, volgt uit artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dat verweerder het griffierecht aan eiser zal dienen te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover aan eiser geen vergoeding voor de proceskosten in bezwaar is toegekend;
- stelt de proceskostenvergoeding in bezwaar op grond van artikel 7:15 van de Awb vast op € 1.352,50 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 1.518,-
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens, voorzitter, en
mr. M.M.T. Coenegracht en mr. E.B.A. Ferwerda, leden, allen kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
31 augustus 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
31 augustus 2022

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.