ECLI:NL:RBLIM:2022:6667

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
03/243066-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door verdachte in Geleen met DNA-bewijs

Op 31 augustus 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank achtte de verkrachting bewezen, ondanks dat de verdachte van meet af aan ontkende. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die op 30 september 2020 werd gedaan, over een incident dat plaatsvond in de nacht van 14 op 15 december 2019. Het slachtoffer verklaarde dat zij via de datingsite Tinder in contact was gekomen met de verdachte, die haar in haar woning heeft verkracht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de consistente verklaringen van het slachtoffer, die ondersteund werden door DNA-bewijs. Het DNA-profiel van de verdachte matchte met het sperma dat op het slachtoffer was aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de verkrachting. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat het DNA-bewijs overtuigend was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van het delict op haar leven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/243066-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1992,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 augustus 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde bewezen. [slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft consistent verklaard en haar verklaringen vinden voldoende steun in andere bewijsmiddelen, waaronder het DNA-bewijs. De verklaringen van de verdachte, met inbegrip van de verklaring die de verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op en in het lichaam van aangeefster, acht de officier van justitie volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig bewijs. De verdachte ontkent. De verklaring die aangeefster heeft afgelegd in het informatief gesprek zeden stemt op vele, belangrijke punten niet overeen met haar aangifte ruim 9 maanden later. Dit maakt dat haar verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Bovendien heeft de verdediging niet de mogelijkheid gehad om aangeefster te ondervragen. Deze schending van het ondervragingsrecht moet leiden tot uitsluiting van haar verklaringen van het bewijs. Zonder deze verklaringen bevat het dossier onvoldoende bewijs voor het tenlastegelegde. Van het DNA-spoor dat bij aangeefster diep vaginaal is aangetroffen, staat volgens het rapport van het TMFI niet vast dat dit van de verdachte afkomstig is. De overige DNA-sporen vormen geen bewijs voor verkrachting.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Aan de verdachte wordt verweten dat hij aangeefster heeft verkracht. De rechtbank acht dit feit bewezen en zal hierna eerst de bewijsmiddelen weergeven op grond waarvan zij dit feit bewezen acht. Daarna zal de rechtbank overwegen waarom zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en waarom zij deze verklaring gebruikt voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
Op 15 december 2019 vond er een ‘informatief gesprek zeden’ plaats met aangeefster [slachtoffer] . Zij verklaarde dat zij een jongen had ontmoet via de datingsite Tinder. Ze gaf aan dat het niet goed met haar ging en toen bood de jongen aan om in de avond van 14 december 2019 bij haar langs te komen. Nadat zij bij haar thuis met de jongen gepraat had, werd zij plotseling door de jongen op bed geduwd. Hij deed het shirt van aangeefster uit en begon aan haar borsten te friemelen. Aangeefster zei tegen hem dat zij het niet wilde en vervolgens probeerde hij haar broekje naar beneden te doen. Aangeefster zei dat hij moest ophouden maar hij ging door en zei: “Ik weet dat je het lekker vindt”. Uiteindelijk lukte het hem om de broek van aangeefster naar beneden te doen en ging hij met zijn vingers in haar vagina. De jongen trok zichzelf af en sloeg met zijn geslachtsdeel in het gezicht van aangeefster. Daarna ging hij één keer met zijn geslachtsdeel in haar vagina en moest zij hem pijpen. Hij trok haar tijdens het pijpen aan de haren en duwde zijn penis tot achter in haar keel. Aangeefster gaf meerdere keren aan dat hij moest stoppen en dan antwoordde hij “Ik weet dat je het lekker vindt”. Tijdens het pijpen zette aangeefster haar tanden in zijn geslachtsdeel en vervolgens kwam hij klaar op haar borst. Hierna heeft de jongen zijn kleren aangedaan en is hij weggegaan. Aangeefster heeft een handdoek gepakt en daarmee haar borst afgeveegd. Aangeefster had nooit eerder seks gehad. [2]
Op 30 september 2020 heeft aangeefster aangifte gedaan. Zij verklaarde dat zij in de nacht van 14 op 15 december 2019 bij haar thuis in Geleen had afgesproken met een jongen die zij had leren kennen via de datingsite Tinder. De jongen pakte haar aan haar polsen vast en gooide haar op bed, waarna aangeefster met haar rug op bed terecht kwam. Toen trok hij haar truitje en haar beha uit en begon hij eerst met de borsten van aangeefster te spelen om haar tepels stijf te krijgen. Toen trok hij haar joggingbroek en haar onderbroek omlaag. Zijn kleren waren uit. Hij zat toen naast haar met een knie op haar arm. Aangeefster zei dat ze het niet wilde, maar hij ging door. Daarna probeerde hij met zijn handen zijn lul in haar vagina te duwen, maar dat lukte niet goed. Hij ging over haar heen hangen om seks met haar te hebben. Zijn hoofd was naast haar hoofd, zijn voeten bij haar voeten en zijn buik op haar buik. Hij is één keer in haar vagina gegaan en dit deed hartstikke pijn. Vervolgens heeft hij zijn geslachtsdeel in haar mond geduwd. Hij trok haar mond open en duwde hem erin. Dit duurde enkele minuten en aangeefster had het gevoel dat ze bijna stikte en heeft toen in zijn geslachtsdeel gebeten. De jongen reageerde hierop door haar een klap in haar gezicht te geven. Vervolgens is hij masturberend klaargekomen op haar borsten, heeft hij zijn spullen gepakt en is hij weggegaan. Zij heeft toen een handdoek gepakt en daar het sperma mee afgeveegd. [3]
Op 15 december 2019 werd een forensisch medisch onderzoek verricht bij aangeefster. Hierbij werd de zedenkit afgenomen. Ook werd door aangeefster een witte handdoek overhandigd waarmee zij het sperma van de jongen zou hebben afgeveegd.
Op de handdoek werden twee spermavlekken aangetroffen, waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte.
Ook werd er sperma aangetroffen op haar borst en in de buitenste en binnenste schaamlippen van aangeefster, als ook diep vaginaal.
Het DNA-profiel dat werd aangetroffen op de binnenste schaamlippen matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Diep vaginaal werd een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker één man. De verdachte en aangeefster kunnen donor zijn, aldus het deskundigenrapport. Het DNA-profiel dat werd aangetroffen op de borst van aangeefster matcht met het DNA-profiel van de verdachte. [4]
De verdachte is aangehouden en heeft in zijn laatste verhoor en ter terechtzitting verklaard dat hij via Tinder in contact is geraakt met aangeefster en dat hij in de avond/nacht van 14 op 15 december 2019 in haar woning is geweest. Ook heeft hij verklaard dat hij in haar woning al zijn kleren heeft uitgetrokken en is klaargekomen. [5]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte aangeefster heeft verkracht. Ten aanzien van het bewijs overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende.
DNA-spoor diep vaginaal
De rechtbank stelt op grond van het rapport van het TMFI vast dat de verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster is geweest. De bevinding dat er sperma diep vaginaal is aangetroffen bij aangeefster, waarbij de verdachte donor kan zijn van het aangetroffen DNA-mengprofiel, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders opgevat worden dan dat het om sperma van de verdachte gaat. Het is, bezien in samenhang en verband met de overige (feitelijke) vaststellingen in het dossier, uiterst onwaarschijnlijk dat een ander dan de verdachte op diezelfde dag, althans kort daarvoor, seks heeft gehad met aangeefster, waarbij deze dan bovendien enkel diep vaginaal spermasporen zou hebben achtergelaten, en niet - bijvoorbeeld - ook in of op de binnenste of buitenste schaamlippen, zodat deze mogelijkheid uitgesloten moet worden geacht. In dit verband is ook van belang dat aangeefster heeft verklaard behalve met verdachte, nooit eerder seks te hebben gehad.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Zij heeft immers de dag na de nacht van het voorval in het ‘informatief gesprek zeden’ gedetailleerd verklaard over wat er zich in de nacht van 14 op 15 december 2019 in haar woning heeft afgespeeld. In haar aangifte een jaar later verklaart zij wederom in detail over de bewuste nacht. De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman niet dat deze verklaringen op belangrijke punten uiteenlopen. Integendeel: opvallend veel details komen overeen. De onderlinge verschillen laten zich verklaren door het tijdsverloop, en doen niet af aan de geloofwaardigheid van de verklaringen. Bovendien worden deze, waar zij de pijnlijke poging tot penetratie, het eenmaal volledig binnendringen en het klaarkomen op haar borst noemt, ondersteund door objectief bewijs, te weten het DNA-rapport. Hoewel de verdediging hierover geen opmerkingen heeft gemaakt, overweegt de rechtbank dat aangeefster een aannemelijke verklaring heeft gegeven over de reden waarom zij pas ruim negen maanden na het incident en het ‘informatief gesprek zeden’ aangifte heeft gedaan. Kort gezegd komt dat neer op haar zeer kwetsbare psychische gesteldheid, die niet alleen samenhing met het incident maar ook al langer speelde (zie ook hierna).
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard in de bewuste nacht wel bij aangeefster thuis te zijn geweest, en zichzelf ook wel te hebben afgetrokken, maar geen seks met haar te hebben gehad. Dit was omdat hij het huis vaan aangeefster te rommelig vond. Hij had zijn kleren uitgetrokken om zichzelf niet te bevuilen. Hij is in zijn hand klaargekomen en is naar de kraan gelopen om zijn handen te wassen. Mogelijk is daarbij wat sperma uit zijn hand gelekt. De spermavlekken op de handdoek kunnen zijn ontstaan doordat met die handdoek de gelekte sperma is opgeveegd. Mogelijk heeft aangeefster zich daarna met dezelfde handdoek afgeveegd, waarmee ook de spermasporen op haar borst en schaamlippen worden verklaard.
De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee geen voldoende concreet en verifieerbaar alternatief scenario geschetst, maar enkel gespeculeerd, en niet op gebleken feiten gebaseerd, over hoe zijn sperma op onder andere de handdoek, borst en schaamlippen van aangeefster terechtgekomen zou kunnen zijn. Deze speculatieve uitleg van de verdachte acht de rechtbank reeds op zichzelf, en ook in het licht van de overige bewijsmiddelen, waaronder het hiervoor besproken DNA-bewijs, ongeloofwaardig. De rechtbank betrekt in haar overweging hierbij dat de verdachte aanvankelijk stellig heeft verklaard dat hij aangeefster niet kende, nooit seks had gehad met iemand die hij via Tinder had leren kennen en die betreffende nacht met zekerheid niet in haar woning is geweest omdat hij met vrienden uit was en daarna thuis was gaan slapen. Eerst toen er camerabeelden bleken te zijn van het flatgebouw waar aangeefster woonde, kon de verdachte zich een en ander weer herinneren. Hij gaf zijn verklaring over de DNA-sporen pas nadat het rapport van het TMFI aan het dossier was toegevoegd. Deze tournures in de verklaringen van de verdachte tasten de geloofwaardigheid van zijn alternatieve verklaringen aan.
De schending van het ondervragingsrecht
Vaststaat dat de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen.
Bij de beantwoording van de vraag of de verklaring van aangeefster desondanks kan worden gebruikt voor het bewijs, stelt de rechtbank het beoordelingskader voorop dat volgt uit de zaken Al Khawaja en Tahery (EHRM 15 december 2011, Al Khawaja en Tahery t. Verenigd Koninkrijk, nr 26766/05 en nr 22228/06) van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Volgens deze jurisprudentie kan een verklaring van een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen, slechts onder omstandigheden worden gebruikt voor het bewijs. Voorop staat daarbij dat de procedure als geheel
fairmoet zijn. Daarbij zijn de volgende criteria van belang:
- is er een gerechtvaardigde reden voor het niet kunnen horen van de getuige op de terechtzitting?
- zou een veroordeling van de verdachte uitsluitend of in doorslaggevende mate (
sole or decisive) steunen op de verklaring van de getuige die niet kon worden ondervraagd?
- zijn er compenserende factoren (
counterbalancing factors) die maken dat de betrouwbaarheid van de verklaring op een andere wijze kan worden beoordeeld?
De antwoorden op deze vragen moeten niet afzonderlijk, maar in onderlinge samenhang worden bezien. Het gaat om een beoordeling van de
overall fairnessvan het strafproces jegens verdachte, waarbij de reden voor de inbreuk op het ondervragingsrecht, het gewicht van de betreffende bewijsmiddelen en de al dan niet geboden compensatie(s) factoren zijn die moeten worden meegewogen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Gerechtvaardigde reden
De afwijzing van de rechter-commissaris om de aangeefster als getuige te horen, is gestoeld op een advies van bij de behandeling van aangeefster betrokken deskundigen. Deze beschrijven dat de getuige langdurig verblijft op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, en dat het opnieuw afleggen van een verklaring over een door de getuige als ontzettend traumatisch ervaren gebeurtenis, vanuit behandelperspectief voor niet verstandig wordt gehouden. De raadsman heeft tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris geen bezwaarschrift ingediend. De rechtbank heeft op het ter terechtzitting herhaalde verzoek van de verdediging tot het horen van aangeefster als getuige eveneens afwijzend beslist. Zij heeft daarbij verwezen naar de redenen die door de rechter-commissaris zijn genoemd, en daaraan haar eigen waarneming (ter terechtzitting) toegevoegd van de zeer sterke emoties die de feitenbehandeling zichtbaar bij de aangeefster, die als benadeelde partij bijgestaan door twee begeleidsters en haar advocaat slechts een deel van de terechtzitting heeft kunnen bijwonen, opriep. De afwijzing kent een wettelijke grondslag in het bepaalde in artikel 288, eerste lid, aanhef en sub b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Aldus bestaat naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigde reden voor het niet kunnen horen van aangeefster door de verdediging.
Sole or decisive
De verklaring van aangeefster staat niet op zichzelf (
sole): er is immers ook DNA-bewijs.
In de zaak Schatschaschwili (EHRM 15 december 2015, Schatschaschwili t. Duitsland, nr. 9154/10 (EHRC 2016/89)) heeft het EHRM over de kwestie wanneer een verklaring als
decisivemoet worden aangemerkt, nader overwogen dat “
Where the untested evidence of a witness is supported by other corroborative evidence, the assessment of whether it is decisive will depend on the strength of the supporting evidence; the stronger the corroborative evidence, the less likely that the evidence of the absent witness will be treated as decisive”.Met inachtneming van dit juridisch kader komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster evenmin doorslaggevend (
decisive) zijn. Het onderzoek naar DNA-sporen toont immers, zo heeft de rechtbank hiervoor overwogen, niet alleen aan dat de verdachte zijn sporen heeft achtergelaten op de borst en de binnenste schaamlippen van aangeefster, maar ook diep vaginaal. Door deze bevindingen worden de verklaringen van aangeefster zeer sterk ondersteund.
Counterbalancing factors
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er voldoende compenserende factoren zijn aan de hand waarvan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster kunnen worden beoordeeld.
Naast het hiervoor onder
sole or decisivebesproken steunbewijs, is van belang dat de twee verklaringen van aangeefster, zoals eerder overwogen, ondanks een tijdverloop van ruim 9 maanden niet alleen in grote lijnen maar ook op detailniveau vrijwel geheel overeenkomen.
De verdediging had bovendien de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris op het verzoek om aangeefster als getuige te horen, door middel van een bezwaarschrift aan de rechtbank kunnen voorleggen, maar heeft hiervoor om haar moverende redenen niet gekozen. Ten slotte had de verdediging, zoals door de officier ter terechtzitting opgemerkt, de audio-opnamen van zowel het ‘informatief gesprek zeden’ als de aangifte kunnen beluisteren om zich een beeld te vormen van de persoon van aangeefster en de emoties zoals door de verbalisanten in het proces-verbaal vermeld, hetgeen de verdediging heeft nagelaten.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat voor de onmogelijkheid voor de verdediging om aangeefster als getuige te horen een gerechtvaardigde reden bestaat, dat haar verklaringen niet
decisivezijn, en voor zover dit wel al zou zijn, de procedure voldoende
counterbalancing factorsbiedt dan wel heeft geboden. Dit maakt dat de
overall fairnessvan de procedure niet in het geding is, en de verklaringen van aangeefster voor het bewijs kunnen worden gebezigd zonder dat daarmee de belangen van de verdachte ontoelaatbaar worden geschonden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 14 december 2019 tot en met 15 december 2019 te Geleen, door geweld, te weten het:
- bij de polsen vastpakken van een persoon genaamd [slachtoffer] en vervolgens
- op een bed gooien van die [slachtoffer] , waardoor deze met haar rug op het bed terecht kwam en
- uittrekken van een truitje en de bh van die [slachtoffer] en
- naar beneden trekken en/of omlaag doen van de broek en de onderbroek van die [slachtoffer] en
- toen die [slachtoffer] zei, dat zij het niet wilde en dat hij, verdachte, moest ophouden, tegen die [slachtoffer] zeggen: "Ik weet dat je het lekker vindt." en
- met zijn, verdachtes, penis slaan in het gezicht van die [slachtoffer] en
- met zijn, verdachtes, knie op een arm van die [slachtoffer] gaan en blijven zitten en
- met zijn, verdachtes, buik op de buik van die [slachtoffer] gaan liggen en
- met zijn, verdachtes, handen duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- open trekken van de mond van die [slachtoffer] en duwen van zijn, verdachtes, penis diep in de mond van die [slachtoffer] en
- trekken aan de haren van die [slachtoffer] en
- toen die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, penis beet, in het gezicht slaan van die [slachtoffer]
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
verkrachting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van drie jaren. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie gekeken naar de straffen die volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en volgens de oriëntatiepunten van de rechtbank doorgaans worden opgelegd voor een verkrachting. In strafverzwarende zin heeft de officier van justitie laten meewegen dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van een kwetsbaar slachtoffer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan dient volgens de raadsman volstaan te worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf. De raadsman vraagt mee te wegen dat de verdachte een
first offenderis, dat hij volgens het reclasseringsrapport op geen enkel leefgebied problemen heeft en het recidiverisico laag is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou bovendien ertoe leiden dat de verdachte zijn baan verliest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft via Tinder en Snapchat contact gelegd met aangeefster en haar vervolgens in haar eigen woning verkracht. De verdachte heeft door zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van aangeefster. Waar zij al psychische problemen had, zijn deze als gevolg van het door de verdachte gepleegde feit alleen maar erger geworden. Het feit heeft grote impact op aangeefster gehad. Zo voelde zij zich na dit feit onvoldoende veilig in haar woning. Zij heeft de huur opgezegd, en zij is opgenomen op een gesloten afdeling van het ziekenhuis. Zij verblijft nu, ruim 2,5 jaar later, nog steeds op een gesloten afdeling. Dat een kwetsbare vrouw, die tot dan toe min of meer in staat was zelfstandig te wonen, door toedoen van de verdachte sindsdien in klinieken moet verblijven, neemt de rechtbank de verdachte, die kennelijk slechts werd gedreven door onbeheersbare lustgevoelens, zeer kwalijk. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven daarvan nog langdurig psychisch nadelige gevolgen, waaronder een verstoorde beleving van seksualiteit, ondervinden. Naar moet worden aangenomen, geldt dit temeer voor aangeefster, voor wie deze verkrachting de eerste seksuele ervaring was. Bovendien brengen feiten zoals het onderhavige niet alleen bij de direct betrokkene angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, maar tevens in de gehele maatschappij.
Wat de rechtbank ook meeweegt, is dat de verkrachting plaatsvond in de eigen woning van aangeefster, een plek waar zij zich juist veilig en geborgen zou moeten voelen. De verdachte heeft door te volharden in een ontkennende houding geen enkel inzicht gegeven in de reden waarom hij dit feit heeft gepleegd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij berekenend te werk is gegaan door na het bezoek aan aangeefster direct de Tindermatch met haar op te heffen, zodat het spoor niet meer naar hem te herleiden zou zijn.
Gelet op de ernst van het feit en de houding van de verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur passend. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan ten voordele van de verdachte laten meewegen, dat hij een
first offenderis. Ook weegt de rechtbank de (positieve) inhoud van het reclasseringsrapport van 4 augustus 2022 mee. De reclassering beschrijft dat de verdachte zijn leefgebieden op orde heeft en er conventionele normen en waarden op na lijkt te houden. Het risico op recidive wordt laag ingeschat, en de reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen voor vergelijkbare feiten in den lande aan straffen wordt opgelegd, waarbij de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de bijzondere schadelijke gevolgen voor het slachtoffer, zoals aanzienlijk geestelijk of lichamelijk letsel, als strafverzwarend worden meegewogen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, passend. Door een deels voorwaardelijke straf op te leggen, wil de rechtbank de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, geen bijzondere voorwaarden verbonden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vordert een bedrag van € 12.072,29 ter vergoeding van materiële schade, bestaande uit € 1.122,29 aan verhuis- en ontruimingskosten en € 10.950,00 aan daggeldvergoeding voor het ziekenhuis, alsmede een bedrag van € 10.000 ter vergoeding van immateriële schade. Beide bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt gevraagd over het toe te wijzen bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter vergoeding van zowel de materiële als de immateriële schade geheel toewijsbaar is, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet-ontvankelijkverklaring moet volgen omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De raadsman betwist het causaal verband tussen het ten laste gelegde feit en de opgevoerde schadeposten. De benadeelde partij had al psychische klachten en was al suïcidaal, en het is niet duidelijk of niet ook zonder dit feit opname in een kliniek voor langere duur zou hebben plaatsgevonden. Meer subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de materiële schadeposten het causaal verband betwist, en matiging van het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert vergoeding van twee materiële schadeposten, te weten de verhuis-/ontruimingskosten en de daggeldvergoeding van het ziekenhuis.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de benadeelde partij als gevolg van het strafbare feit haar woning heeft verlaten, waardoor zij de verhuis- en ontruimingskosten heeft moeten maken. Deze kosten staan dan ook in rechtstreeks verband met het strafbare feit. Nu de kosten ook voldoende zijn onderbouwd, worden deze geheel toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde daggeldvergoeding ligt dit anders. In de vordering tot vergoeding van deze kosten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Uit het dossier komt naar voren dat zij, voordat het ten laste gelegde feit is gepleegd, al ernstige psychische problemen had. In hoeverre het ten laste gelegde feit eraan heeft bijgedragen dat zij langdurig moest worden opgenomen, en welke reeds bestaande factoren daarbij een rol hebben gespeeld, kan de rechtbank op basis van de stukken die overgelegd zijn, niet vaststellen. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid stellen om dit deel van de vordering nader inzichtelijk te maken, zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
De benadeelde partij maakt tevens aanspraak op vergoeding van immateriële schade. Dat zij als gevolg van het handelen van de verdachte in haar persoon is aangetast en ook geestelijk letsel heeft opgelopen, is voldoende onderbouwd en komt uit het dossier en uit de ter terechtzitting namens de benadeelde uitgesproken slachtofferverklaring evident naar voren. De grondslag voor vergoeding van immateriële schade en het causale verband zijn hiermee gegeven. De rechtbank is, gelet op vergelijkbare jurisprudentie en gelet op de door de benadeelde partij overgelegde stukken, van oordeel dat het gevorderde bedrag een passende en billijke vergoeding is voor de door haar geleden schade als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade wordt daarom geheel toegewezen.
Het toegewezen bedrag aan schade dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal over het toegewezen bedrag aan de verdachte tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf groot
Benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 11.122,29, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 december 2019 tot aan de dag der gehele voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit
€ 1.122,29 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade;
  • verklaart de benadeelde partij voor het meergevorderde aan materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 11.122,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening, en bij niet-betaling en verhaal te vervangen door 90 dagen, met dien verstande dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. P.W.E.C. Pulles en
mr. W.L.J. Voogt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2022.
Buiten staat
Mr. Pulles en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2019 tot en met 15 december 2019 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) aan/bij de pols(en) vastpakken en/of vasthouden van een persoon genaam [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) op een bed duwen en/of gooien van die [slachtoffer] , waardoor deze met haar rug op het bed terecht kwam en/of
- uittrekken en/of omhoog doen van een truitje en/of de bh van die [slachtoffer] en/of
- naar beneden trekken en/of omlaag doen van de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- toen die [slachtoffer] zei, dat zij het niet wilde en/of dat hij, verdachte, moest ophouden, tegen die [slachtoffer] zeggen: "Ik weet dat je het lekker vindt." en/of
- over die [slachtoffer] heen gaan en/of blijven hangen en/of
- met zijn, verdachtes, penis slaan in het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, knie op een arm van die [slachtoffer] gaan en/of blijven zitten en/of
- ( met zijn, verdachtes, buik) op (de buik van) die [slachtoffer] gaan en/of blijven liggen en/of
- met zijn, verdachtes, handen (met kracht) duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- op de borst van die [slachtoffer] gaan en/of blijven zitten en/of
- ( met kracht) open trekken en/of duwen en/of maken van de mond van die [slachtoffer] en/of (met kracht) duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis (diep en/of ver) in de mond van die [slachtoffer] en/of
- trekken aan de haren van die [slachtoffer] en/of
- toen die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, penis beet, op de wang en/of in het gezicht slaan en/of stompen van die [slachtoffer]
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche (LB), afdeling thematische opsporing (LB), team zeden, registratienummer PL2300-2019197175, gesloten d.d. 7 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 108.
2.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 4-5.
3.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 7-17.
4.Het proces-verbaal, pagina 56-58, alsmede het deskundigenrapport van het The Maastricht Forensic Institute (TMFI) d.d. 3 juni 2021, pagina 103-107.
5.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 augustus 2022.