ECLI:NL:RBLIM:2022:6623

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
C/03/307838 / BZ RK 22/1465
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van artikel 8:17 Wvggz als tijdelijke stopzetting van zorgmachtiging

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 16 augustus 2022, wordt een verzoek behandeld van verzoekster, die beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de klachtencommissie van 25 juli 2022. Verzoekster, die onder verplichte zorg staat, verzoekt de rechtbank om de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen en om tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg toe te staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, aangezien dit binnen de gestelde termijn is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de klachtencommissie op goede gronden heeft besloten tot afwijzing van de klachten over de tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg. De rechtbank legt uit dat artikel 8:17 Wvggz niet de juiste grondslag is voor het verzoek, omdat dit artikel betrekking heeft op de tijdelijke beëindiging van de gehele zorgmachtiging en niet op een deel daarvan. De rechtbank verwijst naar eerdere beslissingen en concludeert dat de verplichte zorg noodzakelijk blijft, gezien de ernstige toestand van verzoekster. De rechtbank verklaart het beroep tegen de beslissing van de klachtencommissie ongegrond en wijst het verzoek voor het overige af. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter C.M.J. van den Acker, bijgestaan door griffier M.T. Wolters.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/307838 / BZ RK 22/1465
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Beschikking van
16 augustus 2022van de rechtbank Limburg op het ingediende verzoekschrift van
[verzoekster] ,
hierna te noemen: verzoekster,
geboren te [geboorteplaats] , thans gemeente [plaats] op [geboortedatum] ,
wonend te [woonplaats] ,
verblijvende te Mondriaan, [naam locatie] ,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen,
tegen
[verweerder] ,
hierna te noemen: verweerder en/of Mondriaan.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 juli 2022, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de beslissing van de klachtencommissie van 25 juli 2022.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • beslissing van de klachtencommissie d.d. 25 juli 2022;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater 1] , van 20 januari 2021;
  • de beschikkingen van de burgemeester van de gemeente Heerlen van 20 januari 2021 en 10 mei 2021
  • de beslissingen tot het verlenen van verplichte zorg van 20 januari 2021, 10 mei 2021, 4 november 2021 en 24 januari 2021;
  • de beschikking beroep tegen een crisismaatregel van de rechtbank Limburg van 10 februari 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater 2] van 10 mei 2021;
  • het behandelplan van 17 augustus 2021 met bijbehorende evaluaties en aanvullende rapportages;
  • de beschikking instelling mentorschap van de rechtbank Limburg van 11 juni 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater 3] van 12 oktober 2021;
  • het zorgplan van 18 oktober 2021 en 15 maart 2022,
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater 1] van 16 maart 2022;
  • de beschikkingen tot het verlenen van verplichte zorg van de rechtbank Limburg van 3 november 2021 en 31 maart 2022;
  • de beschikking verlenen verplichte zorg van de rechtbank Limburg van 31 maart 2022;
  • een arrest van de Hoge Raad d.d. 22 april 2022;
  • de beschikking voortzetting crisismaatregel van de rechtbank Limburg van 12 mei 2022;
  • een eigen plan van aanpak met bijlagen d.d. 20 mei 2022;
  • het plan van aanpak d.d. 8 juni 2022;
  • het verzoekschrift beëindigen verplichte zorg d.d. 10 juni 2022;
  • het besluit geneesheer directeur beëindiging verplichte zorg d.d. 24 juni 2022;
  • reactie op het besluit van de geneesheer directeur d.d. 4 juli 2022;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater 4] van 8 juli 2022.
  • klaagschrift aan de Regionale Klachtencommissie met bijlagen d.d. 8 juli 2022;
  • het verweerschrift van de genees heer directeur d.d. 15 juli 2022 en 1 augustus 2022;
  • de aanvullende gronden met bijlagen van mr. Dreessen d.d. 29 juli 2022;
  • de aanvullende gronden klacht met bijlagen van mr. Dreessen d.d. 3 augustus 2022;
Verder zijn ter griffie ontvangen:
- het verweerschrift van Mondriaan van 3 augustus 2022;
- de pleitnota van mr. Dreessen d.d. 4 augustus 2022;
- het aanvullend verweerschrift van Mondriaan d.d. 8 augustus 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek stond gepland op 4 augustus 2022. De rechtbank heeft de volgende personen uitgenodigd die ook aanwezig waren om gehoord te worden:
  • mevrouw [naam psycholoog] , psycholoog, tevens zorgverantwoordelijke;
  • mevrouw [naam juridisch stafadviseur] , juridisch stafadviseur, tevens gevolmachtigde van de geneesheer directeur;
  • mevrouw [naam mentor] , mentor en bewindvoerder van verzoekster;
  • de heer [naam paralegal] , paralegal (juridisch assistent) van mr. Dreessen.
Vóór aanvang van de zitting blijkt dat de advocaat vanwege overmacht niet aanwezig kan zijn bij de hoorzitting. De advocaat heeft haar pleitnota ter beschikking gesteld via een mail aan de griffie van de rechtbank, waarbij de advocaat heeft verzocht de zaak op de stukken af te doen.
Eerder is door de advocaat verzocht de zaak buiten aanwezigheid van verzoekster af te doen gelet op de psychische belasting die dit voor verzoekster oplevert. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad hieromtrent was de rechtbank voornemens verzoekster te bevragen of dit ook is wat verzoekster wenst. Omdat de advocaat vanwege overmacht niet aanwezig kon zijn op de zitting en heeft verzocht de zaak op de stukken af te doen, was de rechtbank genoodzaakt naar verzoekster toe te gaan om te vragen of ze alsnog een zitting wenste. Verzoekster lag in bed en wilde met niemand spreken, ook niet met een advocaat.
Verzoekster kwam op de rechter niet over als iemand die op dat moment in staat was een afgewogen oordeel te geven.
De rechtbank zal, mede gelet hierop, de zaak op de stukken afdoen, nadat Mondriaan en de mentor de mogelijkheid hebben gehad te reageren op de pleitnota van de advocaat. Van Mondriaan is een aanvullend verweerschrift ontvangen als weergeven bij de processtukken. Van de mentor heeft de rechtbank geen reactie meer ontvangen.
De rechtbank is ambtshalve bekend met het feit dat in de procedure onder nummer
C/03/307328/ BZ RK 22/1359 door verzoekster een oordeel is gevraagd over de beëindiging van de verplichte zorg waarvan de beslissing is gegeven op 8 augustus 2022. De dossiers in beide zaken vertonen veel overlap. De rechtbank zal in onderhavige beschikking enkel de verzoeken bespreken die niet zijn meegenomen in de reeds genomen beschikking.

2.Feiten

2.1.
Aan verzoekster wordt door Mondriaan verplichte zorg verleend op grond van de beschikking ‘machtiging tot het verlenen van verplichte zorg’ van deze rechtbank van
31 maart 2022, geldend tot en met uiterlijk 31 maart 2023. In de beschikking zijn de volgende vormen van toe te passen verplichte zorg opgenomen:
  • het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel
  • vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.2.
Verzoekster heeft bij het klachtenformulier van de Regionale Klachtencommissie Wvggz Limburg met bijlagen van 8 juli 2022 een klacht ingediend tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke ter zake beëindigen verplichte zorg en tijdelijke onderbreking verplichte zorg.
2.3.
Verweerder heeft op 15 juli 2022 een verweerschrift ingediend bij de klachtencommissie.
2.4.
Verzoeker en verweerder zijn op 18 juli 2022 gehoord door de klachtencommissie.
2.5.
De klachtencommissie heeft op 25 juli 2022 de klacht ongegrond verklaard en het verzoek afgewezen.
2.6.
Bij beroepschrift – bij de griffie ontvangen op 28 juli 2022 – heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de uitspraak van de klachtencommissie.
2.7.
Verzoekster verzoekt de rechtbank het beroep tegen de uitspraak van de klachtencommissie alsnog gegrond te verklaren en de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Door en namens verzoekster is, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Door verzoekster is een verzoek tot beëindiging verplichte zorg ex. artikel 8:18 lid 1 Wvggz opname in een accommodatie en tijdelijke onderbreking verplichte zorg ex artikel 8:17 lid 1 Wvggz ingediend. Tevens is verzocht– in opmaat naar een ontslag uit de instelling – om verlof (met evaluaties) uit de instelling. In artikel 8:17 lid 5 Wvggz wordt de mogelijkheid geboden om voorwaarden en/of beperkingen te stellen aan de tijdelijke onderbreking. De systematiek van de Wvggz gaat er immers van uit dat er binnen de lopende termijn van de zorgmachtiging kan worden op- en afgeschaald tussen zorgvormen en tussen verplichte zorg in een accommodatie en ambulante behandeling. Verzoekster lijdt vreselijk onder de gedwongen opname en het onmenselijk zware regime van de instelling, zonder enig uitzicht op verbetering en of perspectief. Verzoekster acht haar insluiting in de accommodatie (zonder voldoende vrije uitgang en verlof) niet doelmatig en disproportioneel. Het opsluiten van verzoekster binnen de accommodatie, zonder dat zij zicht heeft op (uitbreiding van) uitgang is een schending van de artikelen 3, 5, 8 en 13 EVRM. Inmiddels is er informeel een aantal keren vrije uitgang onder adequate begeleiding gegund, echter zonder formeel en concreet plan en zonder terugkoppeling naar de advocaat van verzoekster. De verhouding van verzoekster met het behandelteam is zeer slecht. Het behandelteam treedt zelfs onwelwillend op jegens de advocaat en de dochter van verzoekster. Verzoekster is van mening dat artikel 13 EVRM jegens haar wordt geschonden, nu het middel dat haar wettelijk gezien tot haar beschikking staat om verandering in haar situatie te brengen een wassen neus is gebleken.
Verzoekster verzoekt de rechtbank de bestreden beslissing te vernietigen en te bepalen dat aan verzoekster voorlopig 2 x per week 1 uur vrije uitgang wordt verleend. Waarna de tweede week 4 x 1 uur vrije uitgang wordt verleend en dat deze uitgangsmomenten op nader te bepalen tijdstippen zullen worden geëvalueerd met de zorgverantwoordelijke en het behandelteam teneinde verdere uitbreiding van vrije uitgang, al dan niet onder voorwaarden te verlenen.
3.2.
Door verweerder is het volgende aangevoerd.
Bij verzoekster is er sprake van een ernstige depressie met nihilistische en paranoïde wanen. Er is tevens sprake van een zeer kwetsbare somatische situatie waarbij patiënte ernstig ondergewicht heeft, zeer beperkt mobiel is met een hoog valrisico, vatbaar is voor infecties en op alle levensgebieden waaronder de dagelijkse zelfzorg volledig afhankelijk van 24- uurs medische en verpleegkundige klinische zorg. Daarbij is er ernstige systeem problematiek. Met name het contact met de dochter verloopt problematisch. Tijdens de opname is herhaaldelijk geobserveerd dat dochter haar moeder tijdens bezoek op de afdeling onder druk zet en haar verbaal agressief bejegent. Verzoekster raakt hierdoor overprikkeld, gespannen, achterdochtig en vaak meer psychotisch. Contact met de dochter is wel belangrijk voor verzoekster en zij wil dit ook, maar het is noodzakelijk om de frequentie en de duur te beperken en voldoende toezicht te bieden om psychische schade te voorkomen.
Dankzij de opname en verleende verplichte zorg is er wel enige verbetering van het psychiatrisch toestandsbeeld. Achterdocht en psychotische belevingen zijn minder ernstig en meer wisselend aanwezig, zij nemen echter toe bij overprikkeling en sociale stressoren. De lichamelijke gezondheidstoestand blijft fragiel maar dankzij geboden zorg wordt acuut levensgevaar door ondervoeding en valrisico afgewend. Met de geboden zorg wordt verdere ontregeling en toename van ernstig nadeel zoveel mogelijk voorkomen. Hierdoor wordt voldaan aan de criteria van doelmatigheid en proportionaliteit. Betrokkene is sterk afhankelijk van 24- uurs zorg die alleen binnen de accommodatie geboden kan worden. Die zorg kan met inzet van thuiszorg niet geboden worden. Bovendien is bij ontslag het risico groot dat betrokkene zich onder invloed van de dochter aan de zorg zal onttrekken. Om die reden is ook tijdelijke onderbreking van verplichte zorg niet verantwoord. Een minder ingrijpend alternatief voor verplichte opname is dan ook niet aanwezig. Overigens betekent dit niet dat kortdurend verlof (enkele uren) onder adequate begeleiding (bijvoorbeeld van de zoon) niet mogelijk zou zijn, maar het is aan het behandelteam om te beoordelen of dit verantwoord is. Overigens maakt verzoekster inmiddels gebruik van vrijheden en wordt het gebruik van deze vrijheden ook door de behandelaren stelselmatig geëvalueerd. Op dit moment is er nog immer sprake van ernstig nadeel dat voortkomt uit een psychiatrische stoornis. Zes medische verklaringen van verschillende onafhankelijke psychiaters onderbouwen de noodzaak tot verplichte zorg, waaronder opname in de accommodatie, met beschrijvingen van ernstig nadeel, diagnostiek en verwijzen naar de criteria van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Tevens wordt hier verwezen naar de verschillende zorgplannen en de beschrijvende diagnose. Er is geen reden aan de deskundigheid van het eigen behandelteam, de geneesheer-directeur of van de onafhankelijk psychiaters te twijfelen, en dit is ook verder niet onderbouwd door verzoekster. Toetsing aan de wettelijke criteria vindt zeer regelmatig plaats. De verplichte zorg, waaronder de opname in de accommodatie, zoals opgenomen in de zorgmachtiging van 31 maart 2022 is naar overtuiging van verweerder noodzakelijk, subsidiair, proportioneel en doelmatig.
Verweerders verzoeken tot ongegrondverklaring van de klacht en de verzoeken af te wijzen.

4.Standpunten van partijen

4.1.
Verwezen wordt naar de producties die bekend worden verondersteld en waar de rechtbank zo nodig in haar beoordeling op zal ingaan.
4.2.
Van de mentor is geen reactie ontvangen maar, zoals onbetwist gesteld in het verweerschrift van Mondriaan, is de mentor het inhoudelijk niet eens met het beroep van verzoekster.

5.Beoordeling

5.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, aangezien haar verzoekschrift binnen de in artikel 10:7 lid 2 Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de klachtencommissie weloverwogen en op goede gronden heeft geconcludeerd tot afwijzing van de klachten betreffende de tijdelijke onderbreking van verplichte zorg en neemt deze beslissing en hetgeen daartoe is overwogen over. Al hetgeen bij verzoekschrift, de nader ingediende stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen maakt dit niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 8:17 Wvggz niet de juiste grondslag is voor het verzoek aangezien dit artikel ziet op de tijdelijke beëindiging van de gehele zorgmachtiging, zoals ook blijkt uit de Memorie van Toelichting bij wetsvoorstel 32399 en niet, zoals door verzoekster aangedragen, enkel voor een deel van de verplichte zorg, in dit geval de opname in een accommodatie.
Nu enkel een wijziging van de mogelijkheden van uitgang worden gevraagd, ziet de rechtbank dit als een klacht op grond van artikel 9:5 Wvggz betreffende de behandeling waarbij met name de opname ter discussie wordt gesteld en verzocht wordt toe te werken naar een thuisplaatsing van verzoekster.
Als eerder aangegeven is de rechtbank ambtshalve bekend met de beslissing die is genomen op 8 augustus 2022 met betrekking tot het verzoek tot beëindiging van de zorgmachtiging. Dit verzoek is afgewezen.
Verzoekster verzoekt in de huidige procedure een einde van de opname. Ze is wel bereid om medicatie te blijven nemen. Feitelijk vraag verzoekster dan ook de (verplichte) zorgmachtiging te beëindigen. Dit zo zijnde kan de rechtbank niet anders beslissen dan in de procedure onder nummer C/03/307328/ BZ RK 22/1359 gedaan. Zij verwijst hiertoe dan ook naar de overwegingen die tot deze beschikking hebben geleid welke zij overneemt en tot de hare maakt. Daarbij verwijst de rechtbank met name naar de overweging onder 2.5 waaruit blijkt dat het gedrag van verzoekster als gevolg van haar stoornis nog steeds leidt tot ernstig nadeel als bedoeld in artikel 1:1 lid 2 Wvggz en dat het noodzakelijk is dat verzoekster verplichte zorg krijgt die thans voldoet aan de eisen van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit zoals door de wet vereist. Dat geldt ook ten aanzien van de opname en uitgang als in deze procedure aan de orde.
Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de klachtcommissie ongegrond wordt verklaard.
Verzoekster heeft tevens verzocht uitgang toe te kennen aan verzoekster op de door haar aangegeven wijze. Met de klachtencommissie is de rechtbank van oordeel dat een verzoek als door verzoekster gedaan haar competentie te buiten gaat en zij zal dat verzoek dan ook afwijzen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien van de opmerking van verweerder dat sprake is van een dubbele pet bij de advocaat van verzoekster omdat zij ook advocaat is van de dochter van verzoekster overweegt de rechtbank als volgt.
Juridisch gezien is dit geen kwestie omdat de rechtbank iedere zaak op haar eigen merites moet beoordelen en daarbij onafhankelijk moet oordelen. Dat dit mogelijk naar buiten toe een ander beeld geeft is daarbij niet relevant.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de uitspraak van de klachtencommissie tegen de op 11 juli 2022 ingediende klacht van verzoekster ongegrond;
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. van den Acker, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door M.T. Wolters, griffier, op 16 augustus 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.