7.1.Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat zijn ex-vriendin achter de meldingen zat en dat zij de drugs in de woning heeft geplaatst een verklaring van zijn ex-vriendin, [naam 1] , gedateerd 31 juli 2022, overgelegd. Deze verklaart samengevat dat zij psychische problemen heeft die na het verbreken van de relatie met verzoeker zijn teruggekomen, dat zij iemand de speed in de woning van verzoeker heeft laten plaatsen, dat verzoeker daar geen schuld aan had en dat niet eens wist, dat de meldingen afkomstig waren van zowel haar broer, [naam 4] uit [plaats] als van haar dochter. Zij verklaart verder dat zij ADHD en borderline heeft en dat dit ondoordacht en impulsief is geweest van haar en van de persoon die haar geholpen heeft. Zij stelt in die schriftelijke verklaring verder dat hopelijk voorkomen kan worden dat verzoeker zijn woning kwijtraakt.
Wat moet de voorzieningenrechter beoordelen?
8. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
9. Gelet op de aard van de zaak – een woningsluiting – en wat verzoeker hierover heeft aangevoerd, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan.
Was de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?
10. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd de woning te sluiten als in een woning hard- en/of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Venray tegen te gaan. Dit beleid is opgenomen in het “Damoclesbeleid voor woningen en lokalen 2019” (beleidsregels). Volgens de beleidsregels wordt de woning gesloten voor de duur van zes maanden als sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs.
11. De hoogste bestuursrechter in dit soort zakenheeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram of vijf hennepplanten als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden.Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd.
12. Op grond van de in de woning aangetroffen hoeveelheid harddrugs, 98,76 gram, heeft de burgemeester mogen aannemen dat de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is, en zij dus bevoegd is de woning te sluiten. De voorzieningenrechter overweegt dat voor de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet is vereist dat verzoeker kennis moet hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en/of dat hij betrokken moeten zijn geweest bij de verkoop ervan. De verklaring van de ex-vriendin doet dan ook niet af aan de bevoegdheid. De burgemeester was dan ook bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.
Was sluiting van de woning noodzakelijk?
13. Het specifieke toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet is weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak). 14. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, is uiteengezet, is bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. De Afdeling heeft in haar uitspraak van
6 juli 2022, voortbordurend op de overzichtsuitspraak, een aantal verduidelijkingen aangebracht. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, hoewel feitelijke handel niet is vastgesteld, de burgemeester heeft mogen aannemen dat er voldoende aanwijzingen zijn dat handel in harddrugs vanuit de woning heeft plaatsgevonden en dat zij daarom de sluiting voor de duur van vier maanden in redelijkheid noodzakelijk heeft kunnen vinden.