Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen. Voor opheffing of wijziging van een getroffen voorlopige voorziening bestaat aanleiding indien er sprake is van:
a. feiten die de voorzieningenrechter ten tijde van diens uitspraak niet bekend waren en die, indien zij wel bekend waren geweest, er toe zouden hebben geleid dat geen, dan wel een andere voorlopige voorziening zou zijn getroffen; dan wel
b. gewijzigde omstandigheden op grond waarvan thans geen, dan wel een andere voorlopige voorziening moet worden getroffen.
3.Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijken naar het oordeel van de voorzieningenrechter feiten of omstandigheden zoals hiervoor onder 2.a. genoemd. Pas door de behandeling ter zitting is de voorzieningenrechter bekend geworden met alle van belang zijnde feiten en hebben partijen hun standpunten voldoende kunnen toelichten. Na kennisneming van bedoelde feiten en standpunten is de voorzieningenrechter van oordeel dat te is verwachten dat het bestreden besluit na bezwaar en eventueel beroep bij de rechtbank stand zal houden. Hij overweegt daartoe als volgt.
4. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoekers de caravan waarin zij wonen in strijd met het bestemmingsplan op de openbare weg hebben geplaatst en dat zij dit bovendien gedaan hebben zonder de daarvoor ingevolge de APV vereiste vergunning. Verweerder was dan ook in beginsel verplicht om daartegen handhavend op te treden. Daarvan zou hij slechts hebben moeten afzien als zich bijzondere omstandigheden zou voordoen, waaronder concreet zicht op legalisatie kan vallen.
5. Van concreet zicht op legalisatie is geen sprake en ook van andere bijzondere omstandigheden als zojuist bedoeld, is niet gebleken. Het feit dat door de plaatsing van de caravan geen hinder voor doorgaand verkeer optreedt, is geen bijzondere omstandigheid. Ook de reden voor hun handelwijze die verzoekers ter zitting hebben uiteengezet, is niet als bijzondere omstandigheid aan te merken. Dat zij tot 7 september 2022 als gevolg van een woningsluiting door de burgemeester de door hen gehuurde standplaats niet kunnen bewonen, komt voor hun risico en kan geen gerechtvaardigde reden vormen om op een andere plaats waar dat niet mag een caravan te plaatsen om in te gaan wonen. Ook de stelling van verzoekers dat het hen aan financiële middelen voor een andere oplossing ontbreekt ligt geheel in hun risicosfeer.
6. Verzoekers hebben, kennelijk subsidiair, betoogd dat verweerder in strijd met zijn handhavingsbeleid heeft gekozen voor een last onder bestuursdwang in plaats van een last onder dwangsom en ook dat de begunstigingstermijn van 24 uur onredelijk kort is omdat geen sprake is van een spoedeisende situatie. De voorzieningenrechter acht die betogen in het door verweerder ingediende verweerschrift en zijn toelichting daarop ter zitting afdoende weerlegd. Hij overweegt daarover nog het volgende.
7. Verweerder heeft uiteengezet waarom in dit geval een last onder bestuursdwang de voorrang heeft gekregen en reden heeft gevormd om in zoverre van het de voorkeursvolgorde van het handhavingsbeleid af te wijken. Dat is onder meer vanwege de aanzienlijke kans dat een verbeurde dwangsom niet verhaalbaar is en daardoor een onvoldoende prikkel zou vormen om de overtreding op te heffen. Verweerder heeft er daarom in redelijkheid voor mogen kiezen in dit geval een last onder bestuursdwang op te leggen.
8. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de verleende begunstigingstermijn weliswaar heel kort is, maar lang genoeg om de last uit te voeren. Voor het verwijderen en elders legaal plaatsen van de caravan zijn geen complexe of tijdrovende handelingen nodig. Daar komt bij dat verzoekers wisten, althans hadden kunnen weten, dat verweerder onmiddellijk zou ingrijpen als verzoekers, nadat hij hen had gedwongen hun eerdere illegaal ingenomen standplaats te verlaten, zich wederom illegaal zouden huisvesten. Een begunstigingtermijn van 24 uur is daarom in dit geval niet onredelijk kort.
9. Over de door verzoekers aangevoerde gronden van formele aard betreffende de gevolgde zienswijzenprocedure overweegt de voorzieningenrechter nog dat verzoekers inmiddels in voldoende mate hun standpunt naar voren hebben kunnen brengen. Deze gronden kunnen niet tot de conclusie leiden dat verweerder het bestreden besluit zou moeten herroepen.
10. Uit het voorgaande volgt dat een voorlopige beoordeling van de bezwaargronden tegen het bestreden besluit geen reden geeft voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet echter aanleiding om de bij wijze van ordemaatregel opgelegde schorsing niet met onmiddellijke ingang op te heffen maar te wijzigen in die zin dat de schorsing eindigt op 18 augustus 2022 om 15.00 uur. Omdat de begunstigingstermijn van 24 uur inmiddels is verstreken, moeten verzoekers dus voor genoemd tijdstip de last uitvoeren en, als zij dat niet doen, mag verweerder dan de bestuursdwang op de door hem aangekondigde wijze effectueren.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.