In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een huurovereenkomst. Verzoekster, die in detentie zit, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Echt-Susteren, waarbij haar woning voor de duur van zes maanden is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde na de vondst van drugs in de woning tijdens een politieonderzoek op 18 mei 2022. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat zij op basis van een eerder vonnis van de kantonrechter al verplicht is de woning te verlaten. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ongeacht de uitkomst van de procedure over de ontbinding van de huurovereenkomst, de terugkeer naar de woning niet meer mogelijk is. Verzoekster heeft weliswaar aangegeven dat zij geen sociaal vangnet heeft en dat sluiting van de woning haar in een moeilijke positie plaatst, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.