In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder die onder bewind staat. De verhuurder, een besloten vennootschap, heeft de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming van het gehuurde gevorderd wegens een huurachterstand van meer dan drie maanden en het veroorzaken van overlast door de huurder. De huurovereenkomst was op 5 augustus 2020 gesloten voor een zelfstandige woning, en de huurder had een huurachterstand opgebouwd van € 2.180,00 per 2 februari 2022. De verhuurder heeft de huurder in een brief van 5 januari 2022 in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf te beëindigen, maar de huurder heeft hier geen gebruik van gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde de huurachterstand erkend, maar de gestelde overlast betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand vaststaat en dat de huurder in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming is toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand en de kosten van de procedure. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.