In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een zorgverlener, aangeduid als [verzoeker], en de curator van een gehandicapte werkgever, aangeduid als [verweerder sub 2]. De zorgverlener was in dienst van de gehandicapte werkgever en had een arbeidsovereenkomst die op 1 mei 2019 was ingegaan. De curator heeft de zorgverlener op 23 april 2022 op staande voet ontslagen, omdat zij een urendeclaratie rechtstreeks naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) had gestuurd, wat volgens de curator frauduleus was. De zorgverlener heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om betaling van diverse vergoedingen, waaronder een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de curator de zorgverlener ten onrechte op staande voet heeft ontslagen. De rechter oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat de zorgverlener niet opzettelijk heeft geprobeerd om onrechtmatig geld te onttrekken aan het persoonsgebonden budget van de werkgever. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de zorgverlener recht heeft op een transitievergoeding van € 1.681,26 en een gefixeerde vergoeding van € 2.026,67. Daarnaast is de curator veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over deze bedragen en tot het verstrekken van een deugdelijke netto/bruto specificatie.
De rechter heeft ook de verzoeken van de zorgverlener om een billijke vergoeding en om vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat de curator niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en de financiële gevolgen van het ontslag voor de zorgverlener gering waren. De proceskosten zijn toegewezen aan de zorgverlener, die in het gelijk is gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.