ECLI:NL:RBLIM:2022:653

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
C/03/300391 / KG ZA 21-473
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van woonruimte en taxatie van nalatenschap

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een kort geding tussen Bureau Inkomens Beheer B.V. (hierna: Bib) en een gedaagde partij. Bib, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Zoroufi Azar, is de bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde], die bij testament is benoemd tot executeur. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.E.V. Sweebe, woont in de woning die deel uitmaakt van de nalatenschap van de overleden [erflater]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de woning moet ontruimen en verlaten binnen acht weken na het vonnis, met uitzondering van zaken die tot de nalatenschap behoren. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de ontruiming niet ten uitvoer mag worden gelegd als de gedaagde binnen zes weken na het vonnis medewerking verleent aan Bib voor een taxatie van de woning. Indien de gedaagde niet voldoet aan deze voorwaarden, kan de ontruiming met behulp van de sterke arm worden uitgevoerd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/300391 / KG ZA 21-473
Vonnis in kort geding van 20 januari 2022
in de zaak van
Bureau Inkomens Beheer B.V.als bewindvoerder over alle goederen van
[naam onderbewindgestelde] ,
gevestigd te Sittard-Geleen,
eiseres,
advocaat mr. S. Zoroufi Azar,
tegen:
[gedaagde],
Wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.E.V. Sweebe.
Eiseres wordt Bib genoemd, gedaagde [gedaagde] .

1.De procedure

1.1
Het dossier op grond waarvan dit vonnis is gewezen bestaat uit:
- de dagvaarding met 17 producties;
- de akte overlegging producties van [gedaagde] waarbij 20 producties zijn overgelegd;
- hetgeen is besproken tijdens de zitting van 13 januari 2022, waarbij beide partijen hebben gepleit overeenkomstig de inhoud van de overgelegde pleitnotities.
1.2
Nadat vonnis is gevraagd, is bepaald dat heden vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten waarvan in dit kort geding wordt uitgegaan

2.1
Op 3 december 2019 is overleden [erflater] (erflater), die ten tijde van zijn overlijden was gehuwd met [naam onderbewindgestelde] . [naam onderbewindgestelde] voornoemd is bij testament van erflater benoemd tot executeur afwikkelingsbewindvoerder. De goederen die (zullen) toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] zijn bij beschikking van 24 maart 2020 van deze rechtbank wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld met ingang van 1 april 2020. Bib is benoemd als bewindvoerder.
2.2
Tot de nalatenschap van erflater behoort de woning [adres] in [woonplaats] . Deze woning wordt bewoond door [gedaagde] .

3.De beoordeling

3.1
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat [gedaagde] zal worden veroordeeld zoals hierna in het dictum is vermeld. [gedaagde] heeft hierbij meegedeeld dat Bib de makelaar mag aanwijzen die de hierna genoemde taxatie zal uitvoeren. Partijen hebben afgesproken dat de proceskosten van dit geding zullen worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1
veroordeelt [gedaagde] om binnen acht weken na heden de woonruimte gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats] , te ontruimen en te verlaten, met medeneming van het hare, maar niet zaken welke behoren tot de nalatenschap en de woning (onder afgifte van de sleutels) ter vrije en algehele beschikking van Bib te stellen;
4.2
bepaalt dat de onder 4.1 uitgesproken veroordeling niet ten uitvoer mag worden gelegd indien [gedaagde] binnen zes weken na heden en na genoegen van Bib alle medewerking heeft verleend aan Bib, onder andere bestaande uit toegang tot de woonruimte voor Bib en de door haar aangestelde makelaar, om te komen tot een taxatie van de woning [adres] te [woonplaats] ;
4.3
bepaalt dat de onder 4.1 gegeven veroordeling mag worden ten uitvoer gelegd door en met behulp van de sterke arm indien niet is voldaan aan het onder 4.2 bepaalde;
4.4
compenseert de kosten van dit geding aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.