ECLI:NL:RBLIM:2022:631

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
C/03/300237 / KG ZA 21-469
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toestemming voor uitstapjes met dementerende vader door dochter afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een zoon, die optreedt als mentor van zijn dementerende vader, en de dochter van de vader. De zoon vorderde dat de dochter voortaan alleen met voorafgaande toestemming van hem, als mentor, de vader ergens mee naartoe mocht nemen. De zoon stelde dat de dochter zonder toestemming van hem de vader had opgehaald voor uitstapjes, wat leidde tot onrust en paniek bij de vader, die gebaat is bij een vast ritme vanwege zijn dementie. De dochter betwistte deze stellingen en stelde dat zij wel degelijk rekening hield met de situatie van de vader.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de zoon niet aannemelijk had gemaakt dat het noodzakelijk was dat de dochter vooraf toestemming vroeg voor elk uitstapje. Er was onvoldoende bewijs dat de onrust bij de vader het gevolg was van de uitstapjes met de dochter. De rechter merkte op dat de zoon geen concrete onderbouwing had geleverd, zoals een verklaring van een arts, die zou aantonen dat de vorderingen in het belang van de vader waren. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de zoon moesten worden afgewezen en dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zouden worden, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/300237 / KG ZA 21-469
Vonnis in kort geding van 27 januari 2022
in de zaak van
[eiser]in zijn hoedanigheid van mentor van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. L.M. van den Dungen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Hoogeloon, gemeente Bladel,
gedaagde,
advocaat mr. V.C.C. Luijten.
Partijen zullen hierna [eiser] of de zoon en [gedaagde] of de dochter genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de niet betekende dagvaarding met twee producties,
  • het e-mailbericht van mr. Luijten van 6 januari 2022 aan mr. Van den Dungen, waarin mr. Luijten bevestigt dat zij vrijwillig ter zitting zal verschijnen met haar cliënte [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling op 13 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van de kantonrechter van 22 oktober 2021 is met ingang van 1 november 2021 een mentorschap ingesteld ten behoeve van [belanghebbende] (hierna: vader), met benoeming van [eiser] tot mentor. [eiser] is de zoon van vader.
2.2.
[gedaagde] is de dochter van vader en de zus van [eiser] .
2.3.
Vader woont zelfstandig, maar is dementerend, en gaat vier (vaste) dagen per week naar de zorgboerderij voor dagbesteding. Hij is gebaat bij een vast (dag)ritme.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
primair:
- vaststelt dat de dochter voortaan slechts met voorafgaande toestemming van de zoon en tevens mentor, de vader ergens mee naar toe mag nemen,
subsidiair:
- vaststelt een regeling zoals de voorzieningenrechter in goede justitie rechtvaardig acht,
primair en subsidiair:
- de dochter veroordeelt in de proceskosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij als mentor verantwoordelijk is voor het welzijn van zijn vader. Onrust bij vader kan zorgen voor toename van verwardheid en verslechtering van het ziektebeeld en de zoon vindt dat hij vader hiertegen in bescherming moet nemen. Vader is reeds meerdere keren niet komen opdagen bij de zorgboerderij omdat de dochter hem, onaangekondigd, had opgehaald voor een uitstapje. Deze onverwachte uitstapjes verstoorden het vaste ritme van vader en zorgden voor onrust bij hem. Ook ontstond er daardoor onnodig paniek over waar vader was, waarbij zelfs de politie meerdere keren is ingeschakeld. Achteraf onnodig omdat vader bij de dochter bleek te zijn. Met kerst liepen de gemoederen hoog op doordat de dochter plotseling verscheen en vader moest kiezen of hij met de zoon of met de dochter mee ging. De zoon wil daarom dat er afspraken gemaakt worden.
3.3.
De dochter betwist dat zij geen rekening houdt met het feit dat een vast ritme belangrijk is voor vader gezien het feit dat hij dementerend is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk verklaard dat deze zaak kan worden behandeld door de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, waarmee de voorzieningenrechter bevoegd is.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
4.3.
De zoon heeft tegen het gemotiveerde verweer van dochter dat zij rekening houdt met de belangen van vader en niets doet dat daarmee in strijd is, onvoldoende concreet aangevoerd dat toewijzing van de vordering in het belang van vader is. Enige onderbouwing zoals bijvoorbeeld een verklaring van een arts of andere voldoende capabele persoon omtrent de mentale toestand van vader, ontbreekt. Wat dit betreft heeft de zoon alleen overgelegd een diagnoseverklaring betreffende vader, waarin niet meer is vermeld dan “
uitgebreide neurocognitieve stoornis door multipele oorzaken: met gedragsstoornissen, CDR 1-2 (dementie)”. In die verklaring valt niet te lezen hoe om te gaan met vader of dat zus niet zonder toestemming van de mentor vader zou mogen bezoeken of meenemen. Het enkele aanhalen van het feit dat de gemoederen met kerst hoog opliepen, waarover partijen elk een andere lezing hebben, is daartoe onvoldoende. Dat geeft alleen maar aan dat broer en zus niet in staat zijn behoorlijk met elkaar te communiceren. Daaraan mag het belang van vader niet ten onder gaan. Al met al is dan ook door de zoon niet aannemelijk gemaakt dat het ter waarborging van het welzijn van vader noodzakelijk is dat de dochter, voorafgaand aan elk uitstapje met vader, daarvoor toestemming aan de zoon (in zijn hoedanigheid van mentor) vraagt.
Gelet op het voorgaande is evenmin aannemelijk geworden dat, als gevolg van het in gedrang komen van het welzijn van vader, noodzaak bestaat voor het treffen van enige (andere) regeling/voorziening daar waar het het contact tussen vader en dochter betreft.
De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: CB