ECLI:NL:RBLIM:2022:6214

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
21/2416
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van een WIA-uitkering. Eiser, die eerder als facilitair medewerker werkte, had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na een periode van ziekte. Het UWV had de aanvraag afgewezen op basis van een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, waarbij werd vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn medische situatie ernstiger was dan het UWV had aangenomen, en dat er meer beperkingen waren dan in de beoordeling waren opgenomen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht had beslist dat eiser op de relevante datum, 19 april 2021, voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en voldeden aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldeden.

De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet alleen gebaseerd kan worden op de subjectieve klachten van eiser, maar dat er objectieve medische onderbouwing vereist is. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die hadden vastgesteld dat de medische beperkingen van eiser adequaat waren beoordeeld. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekende dat hij geen recht had op de gevraagde WIA-uitkering en dat de proceskosten niet vergoed zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2416

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.F.E. Sprenkels),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. L.M.C.M. Levels).

Procesverloop

Met het besluit van 18 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 27 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als facilitair medewerker. Op 1 september 2018 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 22 april 2019 bij het UWV ziekgemeld, waarna eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 19 april 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 80,49% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Eiser is nog steeds geschikt voor de geduide functies. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het medische onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Volgens eiser is het besluit genomen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 19 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 19 april 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, de diagnose en de prognose. Voor het dagverhaal verwijst de verzekeringsarts naar de rapportage van de ZW en het dagverhaal dat eiser heeft opgesteld op 28 januari 2021.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 22 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij eiser gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11
.Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om het eerdere standpunt te wijzigen.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door fysieke klachten (rugpijn aspecifiek chronisch, adipositas/obesitas, OSAS) en psychische klachten (emotionele instabiele / borderline persoonlijkheid). In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. Bovendien is eiser aangewezen op regelmatige werktijden.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 22 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderkent de situatie van eiser, maar ziet hierin geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. Dat het dossier van eisers Wajong-uitkering niet betrokken is bij de beoordeling, komt omdat het UWV deze stukken na tien jaar verplicht vernietigt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet verder in wat eiser heeft aangevoerd geen argumenten om de hardheidsclausule [1] toe te passen.
15. Eiser voert aan dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn rugklachten en psychische problematiek. Eiser heeft dat onderbouwd met een rapport van een (bedrijfs-)geneeskundig adviseur (hierna: adviseur). Hierin stelt de bedrijfsarts onder meer dat het UWV ten onrechte de actuele situatie met betrekking tot de psychische klachten niet heeft meegenomen in de beoordeling. Het UWV had die informatie moeten opvragen. Eiser moet wellicht worden verwezen naar meer specialistische hulp (Vincent van Gogh-Instituut). Verder vindt de adviseur dat eerdere psychologische rapporten elkaar tegenspreken. Bovendien ontbreekt het dagverhaal van eiser in het rapport van de verzekeringsartsen. Ten aanzien van de fysieke klachten stelt de adviseur vast dat eiser een te hoge bloeddruk heeft en een verminderde sensibiliteit in zijn rechterbeen, dit kan duiden op een hernia. De stress die eiser ervaart verergert zijn klachten. Tot slot stelt de adviseur dat iedereen die bekend is met OSAS in meer of mindere mate beperkingen ervaart op energetisch gebied. Dit alles meewegend heeft de adviseur een belastbaarheidspatroon opgesteld waarin meer beperkingen zijn opgenomen dan in de FML.
16
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 15 november 2021 voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Zij heeft toegelicht dat het rapport van de adviseur geen nieuwe gezichtspunten bevat. Het dagverhaal van eiser wordt wel in de medische rapporten genoemd. De informatie over de psychische klachten van eiser, die betrekking hebben op de datum in geding (19 april 2021) zijn in de beoordeling betrokken. De huidige behandeling was al bekend, eiser heeft recente informatie van de huidige behandelaar overgelegd op de hoorzitting. Het gebruik van Quetapine en de eventuele doorverwijzing naar specialistische hulp is informatie van na de datum in geding. Dat rapporten uit het verleden elkaar tegenspreken, kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet plaatsen. Verder ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om voor de rugklachten meer beperkingen aan te nemen. Op de datum in geding waren er geen aanwijzingen voor een hernia bij eiser. Bovendien zijn er wel degelijk de nodige beperkingen aangenomen in de rubrieken 4 en 5. De klachten als gevolg van de OSAS zijn met gebruik van een cpap-apparaat volledig onder controle, waarmee het aannemen van beperkingen hiervoor niet nodig is. De aanpassingen in de FML door de adviseur vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende onderbouwd.
17. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ziet de rechtbank in het expertiserapport van de adviseur onvoldoende medisch objectiveerbare onderbouwing van eisers klachten op 19 april 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
19. De rechtbank is niet gebleken van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

De conclusie van de rechtbank

20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 augustus 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 11 augustus 2022
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb).