ECLI:NL:RBLIM:2022:6212

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
9992189 CV EXPL 22-3108
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens overlast en bedreiging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 4 augustus 2022, hebben eisers, [eiser] en [eiseres], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die handelt onder de naam van [handelsnaam] en in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde]. De eisers vorderen ontruiming van de huurwoning en betaling van huurachterstand. De procedure is gestart na een reeks bedreigende berichten van de partner van [naam onderbewindgestelde] aan de eisers, die hen een onveilig gevoel gaven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat er sprake is van een onhoudbare situatie. De rechter oordeelt dat de belangen van de eisers zwaarder wegen dan het woonbelang van [naam onderbewindgestelde]. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van huur wordt afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 9992189 CV EXPL 22-3108
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 4 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonend aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde mr. D.N. Lavain,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[handelsnaam], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[naam onderbewindgestelde],
gevestigd aan [adres 2] , [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. G.J.E. Schoofs.
Partijen zullen hierna [eisers] , [gedaagde] en [naam onderbewindgestelde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10
  • de door [eisers] in het geding gebrachte aanvullende producties 9 tot en met 11
  • de mondelinge behandeling van 28 juli 2022, bij welke gelegenheid [eisers] nog een drietal foto’s en een facebookbericht in het geding hebben gebracht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] heeft met [eisers] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan zij per 1 januari 2017 van [eisers] huurt de woonruimte aan het [adres 3] te [plaats] (verder: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte van toepassing.
2.2.
In artikel 13.6 van de algemene bepalingen staat voor zover relevant:
“(…) Huurder zal zich gedragen en het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt. (…)
2.3.
In de nacht van 2 juli 2022 zijn [naam onderbewindgestelde] en haar partner [partner] naar de woning van [eisers] geweest. [eisers] hebben van [naam onderbewindgestelde] en haar partner in de periode daarvoor en daarna (eind juni / begin juli 2022) diverse spraakberichten via WhatsApp ontvangen, met de navolgende inhoud:
22 juni 2022 17.26 uur:
“(…) ik word er langzaam pisnijdig ik ben ook maar een mens mijn aderen zijn langzaam aan het springen. Ik zie mijn vrouw steeds meer lijden enz. jij bent een man ik ben een man geloof me ik kijk niet langer toe hoe mijn vrouw er onder lijdt dan ga ik actie ondernemen.”
24 juni 2022 20.55 uur:
(…) kom ik persoonlijk bij jullie toe en dan klap ik haar gelijk ene d’r in. (…) En als jij nog praatjes hebt dan heb je ook nog wat met mijn vent te maken. Snap je wat ik bedoel?
(…) want dat gaat verkeerd aflopen. (…) Mij interesseert het niet om vast te zitten. Nog niet voor één week, nog niet voor twee weken, nog niet voor drie weken. (…) Weet met wie je te maken hebt. (…)
24 juni 2022 23.02 uur:
Ik ben ook wel in staat om naar je toe te komen en dan mag je nou de politie bellen. Ja, want daar heb ik gewoon ram schijt aan gekregen. (…) ga je me op de nerven werken en laat je me niet met rust in de privéleven, heb je gewoon een dik vet probleem. En dat probleem, ja, dat is nu langzaam aan het opkomen. Het is klaar. (…) het houdt een keer op. Ga je door, ga je door, dan kun je de consequenties verwachten van mij. Klaar.
3 juli 2022 02.32 uur
Als jij waagt om mijn vriend te verleiden op deze manier stamp ik je de kop van je romp af (…) Dan ken je zoveel klappen van mij krijgen interesseert mij niet (…) Ik heb schijt aan alles gekregen (…) komt er geen einde aan dan maak ik er een einde aan. Voor mij is het klaar.
3 juli 2022 02.33 uur
In het Italiaans gezegd is het gewoon finito, finito (…) Ik zal echt mijn acties gaan ondernemen. (…) er komt nog eens een dag en dan heb ik jullie samen te pakken geloof mij maar geloof mij op mijn woord (…)
5 juli 2022 02.33 uur
Maar dat je nou ligt te vertellen dat mijn vriend heeft gezegd dat die jou wil vermoorden wat ben je toch een vies zwak laag zielig figuur maar die pech krijg je toch een keer (…) praat niet over mijn vent zo want als dat bij hem in de oren komt heb je hem dadelijk weer aan de deur staan. Snap je wat ik bedoel of je hebt ze dadelijk onverwachts dat ze je tegenkomt”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning en betaling (bij wijze van voorschot) van € 710,00 aan huur voor elke maand of gedeelte van de maand vanaf 1 september 2022 totdat het gehuurde door [eisers] is verhuurd aan een derde, althans zodanig door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, alsmede tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover relevant nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens [naam onderbewindgestelde] hebben [eisers] niet voldaan aan de waarheids- en substantiëringsplicht, omdat zij geen juist en compleet beeld hebben gegeven van de feiten, zij de kantonrechter onjuist en/of onvolledig hebben geïnformeerd en zij de verweren van [naam onderbewindgestelde] niet hebben omschreven bij dagvaarding.
4.2.
Op het schenden van de in artikel 111 lid 3 Rv opgenomen substantiëringsplicht staat geen (wettelijke) sanctie. Het artikelonderdeel geeft de kantonrechter slechts de bevoegdheid te bevelen alsnog de ontbrekende stukken over te leggen. Daarvan is in het onderhavige geval overigens geen gebruik gemaakt. Niet gebleken is dat [naam onderbewindgestelde] in haar procesbelangen is geschaad. Artikel 21 Rv legt op partijen de verplichting zich te onthouden van het bewust achterhouden en verdraaien van de voor de beslissing belangrijke feiten. Een expliciete schending van deze verplichting door [eisers] is niet gebleken en daarmee niet aan de orde. Het vorenstaande brengt met zich dat de verweren van [naam onderbewindgestelde] op dit punt geen doel treffen.
4.3.
Voor zover [eisers] rauwelijks tot indiening van het kort geding zijn overgegaan, zal daaraan geen consequenties worden verbonden. [naam onderbewindgestelde] en haar partner zien de [naam onderbewindgestelde] van hun handelen niet in en het is niet aannemelijk dat zij zich na een sommatie hadden onthouden van iedere vorm van bedreiging jegens [eisers] .
4.4.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de kantonrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar, kort gezegd, het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welke risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Voorts geldt dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn, die de toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel, rechtvaardigen.
4.5.
Voorop wordt gesteld dat een huurder geen overlast of hinder mag veroorzaken. Ingevolge artikel 7:219 BW is de huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken.
4.6.
[naam onderbewindgestelde] heeft de door [eisers] in het geding gebrachte spraakberichten niet betwist. Op grond daarvan is voldoende objectief vast te stellen dat [naam onderbewindgestelde] en haar partner zich bedreigend en intimiderend jegens [eisers] hebben uitgelaten. Aannemelijk is dat de inhoud van deze berichten bij [eisers] een angstig / onveilig gevoel opwekt en dat dit een impact op hen heeft. Dat de berichten door [eisers] uit hun context zijn gehaald, is weliswaar gesteld door [naam onderbewindgestelde] maar bij gebreke van een onderbouwing niet aannemelijk gemaakt. Dat [naam onderbewindgestelde] en haar partner op 2 juli 2022 niet met de intentie van het uiten van bedreigingen en intimidatie naar [eisers] zijn gegaan, is niet aannemelijk en blijkt evenmin uit het door [naam onderbewindgestelde] in het geding gebrachte audiofragment, meer in het bijzonder de daarin gedane uitlating: “ballen hebt om de deur open te maken”. Evenmin komt het geloofwaardig over dat (de partner van) [naam onderbewindgestelde] met “los het zelf wel op” bedoeld heeft dat zij zelf de gebreken in het gehuurde zal herstellen. [naam onderbewindgestelde] en haar partner hebben de grens van het toelaatbare overschreden. Hun gedragingen zijn niet te rechtvaardigen en [eisers] hoeven gevoelens van onveiligheid veroorzakend gedrag van (de partner van) [naam onderbewindgestelde] niet te (blijven) dulden. Ook al zijn de verhoudingen tussen partijen gebrouilleerd en is er sprake van gebreken in het gehuurde dan kan daarin geen rechtvaardiging zijn gelegen voor hun gedrag. [naam onderbewindgestelde] en haar partner zien de [naam onderbewindgestelde] van hun handelen niet in. Het is daarmee op voorhand niet aannemelijk dat [naam onderbewindgestelde] en haar partner zich zullen onthouden van iedere vorm van bedreiging jegens [eisers] en de door [eisers] ingeschakelde personen die herstelwerkzaamheden in het gehuurde verrichten.
4.7.
Het vorenstaande brengt met zich dat [naam onderbewindgestelde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en zich niet als goed huurder heeft gedragen in de zin van artikel 7:213 BW. De bedreigingen en het intimiderend gedrag van de partner van [naam onderbewindgestelde] kunnen [naam onderbewindgestelde] ingevolge artikel 7:219 BW worden toegerekend. Er is sprake van een onhoudbare situatie. Het belang van [eisers] prevaleert boven het woonbelang van [naam onderbewindgestelde] .
4.8.
Het ligt op de weg van [naam onderbewindgestelde] om bijzondere omstandigheden te stellen (en bij betwisting te bewijzen) die tot de conclusie kunnen leiden dat genoemde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of betekenis de (ontbinding en de daaraan verbonden) ontruiming niet rechtvaardigt. Zulke omstandigheden zijn niet gebleken. Door [naam onderbewindgestelde] is onvoldoende gemotiveerd gesteld dat ontruiming van de woning tot een acute noodtoestand zal leiden in die zin dat op geen enkele wijze vervangende woonruimte (bijvoorbeeld door tijdelijke inwoning bij anderen) of opvang beschikbaar is. De kantonrechter deelt het standpunt van [naam onderbewindgestelde] niet dat ontruiming disproportioneel is en minder vergaande maatregelen op zijn plaats zouden zijn geweest, bijvoorbeeld een contactverbod. Nu het hoogst waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden besloten, ligt de gevorderde ontruiming voor toewijzing gereed.
4.9.
De vordering tot het betalen bij wijze van voorschot van de huurprijs van € 710,00 wordt evenwel afgewezen, nu [eisers] deze vordering verder niet heeft toegelicht en deze kort geding procedure zich niet leent voor de vraag of [naam onderbewindgestelde] inmiddels de volledige huurprijs verschuldigd is, nu de eerder door de Huurcommissie vastgestelde gebreken al dan niet verholpen zijn dan wel dat het niet verhelpen daarvan voor rekening van [naam onderbewindgestelde] dient te komen.
4.10.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- gemachtigde salaris €
747,00
Totaal € 958,03
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] , de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen aan het [adres 3] te [plaats] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis, met al het hare en de haren en alle daarin bevindende personen en goederen te verlaten, te ontruimen en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eisers] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 958,03, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dagtekening tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken .
CJ