In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.C. Breuls, heeft de gedaagde partij, J.H.G. Bus, aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 831,14 tot en met maart 2022. De gedaagde partij had eerder al een waarschuwing ontvangen dat een nieuwe huurachterstand zou kunnen leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Ondanks deze waarschuwing heeft de gedaagde partij opnieuw een huurachterstand laten ontstaan, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. De rechter heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat er geen kosteloze aanmaning was verstuurd conform de eisen van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de woonruimte binnen twee weken na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en de huurprijs voor de komende maanden.
De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde partij onmiddellijk moet voldoen aan de uitspraak, ook al kan er mogelijk nog hoger beroep worden ingesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van het niet nakomen van huurverplichtingen.