ECLI:NL:RBLIM:2022:6112

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
9796901 CV EXPL 22-1620
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.C. Breuls, heeft de gedaagde partij, J.H.G. Bus, aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 831,14 tot en met maart 2022. De gedaagde partij had eerder al een waarschuwing ontvangen dat een nieuwe huurachterstand zou kunnen leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Ondanks deze waarschuwing heeft de gedaagde partij opnieuw een huurachterstand laten ontstaan, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. De rechter heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat er geen kosteloze aanmaning was verstuurd conform de eisen van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de woonruimte binnen twee weken na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en de huurprijs voor de komende maanden.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde partij onmiddellijk moet voldoen aan de uitspraak, ook al kan er mogelijk nog hoger beroep worden ingesteld. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van het niet nakomen van huurverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9796901 \ CV EXPL 22-1620
Vonnis van de kantonrechter van 1 juni 2022
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,wonend [adres] ,[postcode] [woonplaats] ,

2.
[eiser sub 2],
wonend [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.C. Breuls,
tegen:
J.H.G. BUS,
wonend [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij huurt van eisende partij de woonruimte aan de [adres] te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] . De huurprijs bedraagt € 776,54 per maand (en per 1 juli 2022 € 802,17 per maand) en deze moet voor de eerste dag van iedere maand betaald worden.
2.2.
Tot en met maart 2022 bedraagt de huurachterstand € 831,14.
2.3.
Tegen gedaagde partij is bij vonnis van 1 december 2021 een veroordeling uitgesproken. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zijn toen afgewezen. In het vonnis is in rechtsoverweging 2.3 het volgende opgenomen:
Het niet volledig en tijdig betalen van de huur levert een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen op en op basis hiervan kan de huurovereenkomst ontbonden worden De geringe hoogte van deze achterstand rechtvaardigt evenwel geen ontbinding. Die zal dan ook worden afgewezen, waarmee ook de vordering tot ontruiming van het gehuurde wordt afgewezen. De kantonrechter wijst gedaagde partij er wel op dat het tijdig en volledig betalen van de huur een hoofdverplichting is. Mocht er weer een achterstand ontstaan, dan moet gedaagde partij er rekening mee houden dat de huurovereenkomst wél wordt ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van:
- € 831,14 aan huurachterstand tot en met maart 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente,
- € 321,33 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- de kosten van de procedure.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering stelt eisende partij dat gedaagde partij de huurpenningen met regelmaat te laat of zelfs niet betaalt. Als productie 2 heeft eisende partij een overzicht van de betalingen overgelegd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van eisende partij moeten worden toegewezen, echter met uitzondering van de gevorderde incassokosten. Daarvoor is het volgende van belang.
4.2.
In de eerste plaats geldt dat gedaagde partij na verkregen uitstel niet meer heeft gereageerd en geen conclusie van antwoord heeft ingediend. Verder is van belang dat gedaagde partij in het vonnis van 1 december 2021 is gewaarschuwd dat een nieuwe huurachterstand kan leiden tot een ontbinding van de huurovereenkomst.
Als niet weersproken staat vast dat gedaagde partij na voornoemd vonnis een nieuwe huurachterstand heeft laten ontstaan. Verder blijkt uit het productie 2 bij dagvaarding dat de huur van meet af aan niet of niet tijdig is betaald en dat de huurachterstanden nooit helemaal zijn ingelopen. Gelet op alle voornoemde omstandigheden kan geconcludeerd worden dat gedaagde partij tekort schiet in de nakomingen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat van eisende partij daarom niet gevergd kan worden gedaagde partij nog langer in het gehuurde te laten. De vorderingen tot ontbinding en ontruiming worden daarom toegewezen. Dit geldt ook voor de huurachterstand van € 831,14 en de vordering tot betaling van een bedrag van € 776,54 per maand vanaf 1 april 2022 tot aan de dag van ontruiming.
4.3.
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten geldt dat er geen
kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW aan gedaagde partij is gestuurd. De overgelegde brief van 4 januari 2022 kan niet als een zodanige aanmaning worden aangemerkt. Daarbij is het de kantonrechter opgevallen dat eenzelfde bedrag wordt gevorderd als is toegewezen in het vonnis van 1 december 2021. Voor zover die kosten nog niet betaald zijn door gedaagde partij, dan geldt dat aan eisende partij een afschrift van dat vonnis in executoriale vorm is afgegeven, zodat tot tenuitvoerlegging kan worden overgegaan. Het reeds toegewezen bedrag aan incassokosten kan niet nog een keer gevorderd en toegewezen worden.
4.4.
Gedaagde partij wordt tot slot veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,74
  • griffierecht € 86,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 339,74

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [postcode] [plaatsnaam] aan [adres] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 831,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de verzuimdatum tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 776,54 voor elke ingegane maand met ingang van 1 april 2022, en vanaf 1 juli 2022 een bedrag van € 802,17, tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
5.5.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 339,74,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: