3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 26 november 2016 werden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek met de naam ‘Salinas’ doorzoekingen uitgevoerd in een pand aan de [adres 2] waarin [bedrijf 2] was gevestigd en in een pand aan de [adres 3] waarin [bedrijf 3] was gevestigd. Daarbij werden onder andere fysieke bedrijfsadministratie en een laptop in beslag genomen. In die bedrijfsadministratie en in de veiliggestelde digitale data van voornoemde laptop werden een groot aantal arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en werkgeversverklaringen van het bedrijf [bedrijf 1] (hierna ook: [bedrijf 1] ) aangetroffen op naam van verschillende personen. In totaal werden 43 verschillende arbeidsovereenkomsten aangetroffen van [bedrijf 1] .
[naam 1] heeft op 1 juli 2015 de eenmanszaak [bedrijf 1] opgericht. De bruto loonsom bedroeg volgens de ingediende aangiftes loonheffing vanaf de oprichting tot en met 31 mei 2018 € 251.861,-, terwijl de omzet van [bedrijf 1] vanaf de oprichting tot en met 31 maart 2018 inclusief omzetbelasting slechts € 196.191,- bedroeg. In de periode van 1 juli 2015 tot en met 26 november 2016 is door [bedrijf 1] voor 10 werknemers aangifte loonbelasting gedaan, terwijl arbeidsovereenkomsten met 43 verschillende werknemers uit deze periode zijn aangetroffen.De werknemers waren steeds slechts voor de duur van enkele maanden bij de Belastingdienst aangemeld, ontvingen veelal hoge lonen en een groot deel van hen had geen of nauwelijks een geregistreerd arbeidsverleden. Veel werknemers verkregen tijdens of vlak na hun dienstverband bij [bedrijf 1] een hypothecaire lening of een huurwoning.Uit onderzoek is voorts gebleken dat in de periode van
19 augustus 2015 tot en met 23 mei 2018 in totaal 160 contante geldstortingen hebben plaatsgevonden op de bankrekening van [bedrijf 1] met een totaalbedrag van € 266.298,-. De contante stortingen vonden vaak plaats op dezelfde dag als de salarisbetalingen of één of twee dagen daarvoor, en de gestorte bedragen waren ongeveer gelijk aan de hoogte van de netto uitbetaalde salarissen in deze periode ad € 284.549,86.
Er is vrijwel geen financiële administratie aangetroffen van [bedrijf 1] . Financieel onderzoek heeft niet kunnen aantonen welke betalingen van klanten hebben plaatsgevonden aan [bedrijf 1] wegens het ontbreken van onderliggende stukken zoals facturen en offertes. Daardoor is onduidelijk gebleven wat de aard was van de werkzaamheden die zouden zijn uitgevoerd, door wie en voor wie die zijn uitgevoerd en waar deze zijn uitgevoerd. Verder zijn geen vastleggingen van werkopdrachten, offertes, klantgegevens en projectgegevens aangetroffen en geen registraties van gewerkte uren en uitgevoerde werkzaamheden.
De verdachte was één van de werknemers van [bedrijf 1] die bij de Belastingdienst was aangemeld, en wel van 1 augustus 2015 tot en met 31 december 2015.Uit het register van het Kadaster bleek dat de verdachte sinds 11 november 2015 eigenaar is van de woning gelegen aan de [adres 4] en dat voor de aankoop van deze woning aan de verdachte een hypotheek is verstrekt door [bedrijf 4] , gevestigd te
‘s-Gravenhage.In het hypotheekdossier werden diverse digitale documenten aangetroffen van de werkgever [bedrijf 1] , waaronder:
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen de verdachte en [bedrijf 1] d.d. 16 juli 2015, ingaande 1 augustus 2015 en ondertekend door de verdachte en
[naam 1] (DOC-031-01);
- een salarisspecificatie over de maand augustus 2015 afgegeven door en/of namens [bedrijf 1] aangaande het salaris van de heer [verdachte] (DOC-031-03);
- een brief geadresseerd aan de verdachte verzonden door en/of namens [bedrijf 1] met de berichtgeving dat de proeftijd van de werknemer met ingang van 18 september 2015 is geëindigd, d.d. 18 september 2015, getekend door de verdachte en [naam 1]
(DOC-031-02);
- een werkgeversverklaring afgegeven door en/of namens [bedrijf 1] ten aanzien van de verdachte, vermoedelijk gedateerd 21 september 2015 (DOC-031-04).
Op voornoemde salarisspecificatie staat onder de rubriek ‘vorig fiscaal loon’ een bedrag van € 21.000,-, vermeld.
[naam 2] heeft verklaard dat hij werkzaam is als hypotheekadviseur bij
[bedrijf 5] , gevestigd te Oirsbeek (gemeente Beekdaelen
(voorheen Schinnen)), en dat de verdachte op 6 september 2015 voor het eerst bij hem is geweest voor het aanvragen van een hypotheek. De verdachte heeft de vier voornoemde documenten die in het hypotheekdossier zijn aangetroffen aan [naam 2] overhandigd ten behoeve van de hypotheekaanvraag en op basis daarvan is een hypotheek aan de verdachte verstrekt.
Voornoemde arbeidsovereenkomst, brief en werkgeversverklaring van [bedrijf 1] zijn ondertekend en daarbij staat steeds de naam van de eigenaar van [bedrijf 1] , de heer
[naam 1] , vermeld.De dag van de dagtekening van de werkgeversverklaring is niet leesbaar, de maand en het jaar betreffen september 2015.[naam 1] heeft verklaard dat hij de verdachte niet kent. Hij heeft de arbeidsovereenkomst van de verdachte niet opgemaakt namens [bedrijf 1] en hij kan zich niet herinneren dat hij voornoemde brief van [bedrijf 1] d.d. 18 september 2015 eerder heeft gezien. De salarisspecificatie van de verdachte over de maand augustus 2015 heeft hij in ieder geval nooit eerder gezien. Het handschrift op voornoemde werkgeversverklaring lijkt niet op dat van hem en hij heeft dit document nooit eerder gezien.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de eenmanszaak [bedrijf 1] een zogenaamd ‘spookbedrijf’ betreft met werknemers die nooit daadwerkelijk werkzaamheden hebben verricht. In de administratie van [bedrijf 1] zijn immers geen stukken aangetroffen waaruit die werkzaamheden blijken, zoals werkopdrachten, offertes, klantgegevens, projectgegevens en registraties van gewerkte uren of uitgevoerde werkzaamheden. Er zijn nauwelijks facturen aangetroffen die naar klanten zouden zijn gestuurd en er zijn op de bankrekening geen bedragen bijgeschreven die van klanten afkomstig (kunnen) zijn. De loonsom was hoger dan de omzet die zou zijn gerealiseerd en de salarissen werden betaald van contante stortingen op de rekening van [bedrijf 1] die steeds kort vóór de salarisbetalingen plaatsvonden.
De verdachte is ter terechtzitting bevraagd over de aard van de door hem verrichte werkzaamheden voor [bedrijf 1] . Hij heeft verklaard dat hij bij [bedrijf 1] werkzaam was als Buitendienstmedewerker en dat hij voornamelijk leegstaande panden moest controleren en nieuwe klanten moest werven voor het bedrijf, zoals woningcoöperaties en vastgoedbedrijven, maar ook particulieren. Hij was niet goed in het werven van nieuwe klanten, en dit is hem ook niet gelukt. Hij had een arbeidscontract voor 40 uren per week en die uren heeft hij gedurende zijn dienstbetrekking ook daadwerkelijk gewerkt.
Gelet op bovengenoemde vaststelling door de rechtbank dat [bedrijf 1] een spookbedrijf was, geen klanten had, geen werkzaamheden verrichtte, geen betalingen van klanten ontving en de “salarissen” van haar “werknemers” betaalde nadat - onherleidbare - contante stortingen op haar bankrekening werden gedaan, acht de rechtbank deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig.
De verdachte heeft een hypotheek aangevraagd via de tussenpersoon [bedrijf 5] en daartoe diverse stukken ingediend bij deze tussenpersoon waaruit zou moeten blijken dat hij in vaste dienst was bij [bedrijf 1] en voldoende financiële draagkracht had voor het verkrijgen van een hypotheek. De rechtbank stelt vast dat deze - in de tenlastelegging genoemde - stukken niet overeenkwamen met de werkelijkheid en dus vals zijn. Op basis van deze stukken is ook daadwerkelijk een hypotheek aan de verdachte verstrekt door [bedrijf 4] Daarmee is bewezen dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt en heeft doen maken van valse geschriften die waren bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dat gebruik maken van die valse documenten samen met een ander of anderen heeft gedaan, omdat het procesdossier daarvoor onvoldoende aanwijzingen bevat. Zij zal de verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.