ECLI:NL:RBLIM:2022:595

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
C/03/300464 / BZ RK 21/2804
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 14 januari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. De rechtbank heeft deze machtiging verleend op verzoek van de officier van justitie, aansluitend op een eerdere zorgmachtiging, op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een psychotische stoornis en zwakbegaafdheid, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zowel betrokkene als zijn omgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat betrokkene ambivalent staat tegenover behandeling en medicatie. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd met de risico's van medicatieweigering en de gevolgen daarvan voor de geestelijke en fysieke gezondheid van betrokkene. De rechtbank heeft de zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden verleend, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie indien nodig. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.C.A.E. van Binnebeke en op schrift gesteld op 21 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/300464 / BZ RK 21/2804
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
14 januari 2022van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonend te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, kantoorhoudend te Kerkrade.

1.Procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift is ontvangen ter griffie van deze rechtbank op
20 december 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 december 2021;
  • het zorgplan d.d. 20 december 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater] , d.d. 23 december 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 28 december 2021;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) en de beperkte mogelijkheden om tijdens een fysieke zitting ter plaatse afstand te houden, behandelt de rechtbank urgente zaken zoals deze zaak door middel van telehoren. Dat wil zeggen dat betrokkene, de advocaat en de andere procesdeelnemers via een video/telefoonverbinding worden gehoord, om besmettingsrisico tegen te gaan. Door of namens betrokkene is hiertegen geen bezwaar gemaakt.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
14 januari 2022 door middel van telehoren. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene;
  • mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, advocaat van betrokkene;
  • [naam verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist.
1.4.
De officier van justitie is niet gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden.
2.2.
Op grond van artikel 5:17 Wvggz in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 6:4 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4 Wvggz, onderdelen b tot en met e. De rechter neemt hierbij de algemene uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz in acht.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en zwakbegaafdheid.
2.4.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige materiële schade;
  • ernstige financiële schade;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.5.
Uit de stukken is gebleken dat betrokkene sinds 2009 bekend is binnen de geestelijke gezondheidszorg. Er is sprake van een beperkt ziekte-inzicht en een gestoord oordeels- en kritiekvermogen. Betrokkene is zeer ambivalent ten aanzien van behandeling en begeleiding. In het verleden heeft het aflopen van de machtiging geleid tot een verslechtering van zijn psychisch toestandsbeeld en een toename van psychotische klachten. Betrokkene houdt in het geval van een decompensatie ophoging van medicatie en/of een klinische opname af. De kans is daarom reëel dat hij gedurende de looptijd van de machtiging medicatie weigert en/of decompenseert. In het geval van het weigeren van medicatie en/of decompensatie kan het ter waarborging van de veiligheid van betrokkene en derden en ter afwending van ernstig nadeel noodzakelijk zijn om hem op te nemen in een accommodatie.
Betrokkene is bekend met dreiging en verbale en fysieke agressie naar derden en heeft een slechte impulsbeheersing. Hij geeft aan liever geen medicatie te willen gebruiken en hij ziet de noodzaak van medicatiegebruik niet in. Bovendien is hij bekend met medicatieontrouw in het verleden. Hierdoor bestaat het risico dat hij zonder een gedwongen kader de medicatie-inname zal staken.
Het is tevens noodzakelijk om in de ambulante setting beperkingen in de vrijheid van betrokkene aan te brengen, waarbij hij het contact met de behandelaren van het forensisch FACT-team dient toe te staan en waarbij hij verplicht naar het daghospitaal dient te gaan om zijn medicatie te ontvangen c.q. toegediend te krijgen.
Tot slot is uit de stukken gebleken dat er sprake is van psychische belasting met schade tot gevolg bij met name familie en buren van betrokkene.
2.6.
Ter zitting heeft de verpleegkundig specialist aangegeven dat er een duidelijke verbetering van het toestandsbeeld van betrokkene zichtbaar is sinds hij depotmedicatie krijgt. Hij houdt zich goed aan de behandelafspraken en staat goed in contact, waardoor er sprake is van een goede samenwerking. Ook verschijnt betrokkene netjes op zijn afspraken voor het toedienen van zijn depot. Daarnaast is er regelmatig telefonisch contact en wordt betrokkene af toe thuis bezocht door de behandelaren. De insteek is de frequentie van het contact zo laag mogelijk te houden om betrokkene zo min mogelijk te belasten. Mocht een opname in een accommodatie nodig blijken, dan wordt ingeschat dat de duur daarvan circa twee weken zal zijn.
2.7.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig als bedoeld in artikel 3:4 Wvggz.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Betrokkene wil liever geen medicatie en prefereert orale medicatie boven depotmedicatie, om deze vervolgens, zo leert het verleden, onzorgvuldig in te nemen. Hij was en is zeer ambivalent ten aanzien van behandeling en begeleiding en uit zijn voorgeschiedenis blijkt dat er sprake kan zijn van een snelle terugval na beëindiging van het juridisch kader. Om die reden is verplichte zorg nodig als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz.
2.9.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg.
2.10.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat betrokkene van mening is dat er niks met hem aan de hand is en daarom geen medicatie nodig heeft. Volgens de advocaat is betrokkene enigszins ambivalent ten aanzien van de behandeling en medicatie. De advocaat is overigens wel van mening dat toediening van medicatie noodzakelijk is en dat er controle moet worden uitgeoefend. Verder is de advocaat het ermee eens dat het toedienen van medicatie moet worden ondergebracht bij de verplichte vorm van zorg “het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten”.
Met betrekking tot de duur van de zorgmachtiging heeft de advocaat gepleit voor een termijn van zes maanden in plaats van de verzochte twaalf maanden.
2.13.
De rechtbank is van oordeel dat het van belang is dat de komende periode in alle rust wordt gekeken of de goede samenwerking wordt gecontinueerd. Om die reden acht de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk, zodat niet over een paar maanden opnieuw een verzoek hoeft te worden ingediend. Hiermee passeert de rechtbank het pleidooi van de advocaat om de duur van de machtiging te verkorten.
Voorts zal de rechtbank het toedienen van de depotmedicatie onderbrengen bij de vorm van verplichte zorg “het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten”, zoals door de officier van justitie aangegeven in het verzoek. Betrokkene is immers verplicht om voor de toediening van het depot naar het daghospitaal te gaan en kan op dat moment niet iets anders gaan doen als hij dat zou willen. Daarmee is sprake van een beperking zoals bedoeld bij deze vorm van verplichte zorg.
De vorm van verplichte zorg “het opnemen in een accommodatie” mag, gelet op de toelichting op dit punt tijdens de mondelinge behandeling, alleen worden toegepast indien noodzakelijk en dan voor zo lang als nodig en zo kort als mogelijk, en wel maximaal voor de duur van twee weken.
2.14.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden en geldt aldus tot en met 14 januari 2023.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie (zo lang als nodig en zo kort als mogelijk, maximaal twee weken);
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van twaalf maanden tot en met uiterlijk 14 januari 2023.
Deze beschikking is op 14 januari 2022 mondeling gegeven door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechter, in tegenwoordigheid van R.M.A. Ubags, griffier, en op 21 januari 2022 op schrift gesteld en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.