ECLI:NL:RBLIM:2022:593

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
9515917 \ CV EXPL 21-5429
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkzaamheden in bouwproject met geschil over factuur en aansprakelijkheid

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BoJoHo B.V. betaling van een factuur van € 5.023,90 aan SPS INSTALLATIONS B.V. voor werkzaamheden die zijn verricht in het kader van een bouwproject genaamd 'Uitbreiding MIVC2'. De werkzaamheden omvatten het boren van gaten en het maken van sleuven, waarvoor SPS de opdracht heeft gegeven. BoJoHo heeft de factuur op 20 oktober 2017 aan SPS gestuurd, maar SPS betwist de ontvangst van deze factuur en stelt dat zij niet aansprakelijk is voor de kosten van het boren van gaten groter dan 150 mm.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat SPS niet heeft aangetoond dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt over de betaling van de werkzaamheden. De rechter oordeelt dat SPS de gehele factuur moet voldoen, omdat de werkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van de opdracht van SPS. De kantonrechter wijst de vordering van BoJoHo toe en kent ook wettelijke handelsrente toe vanaf de dag van betekening van de dagvaarding op 5 oktober 2021. Daarnaast wordt SPS veroordeeld in de proceskosten van BoJoHo, die zijn begroot op € 1.232,38.

De rechter heeft verder bepaald dat SPS, indien zij niet binnen twee weken na aanschrijving door BoJoHo aan het vonnis voldoet, ook de kosten die na dit vonnis ontstaan, moet vergoeden. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9515917 \ CV EXPL 21-5429
Vonnis van de kantonrechter van 26 januari 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOJOHO B.V.,
gevestigd te Venray,
eisende partij,
gemachtigde mr. D. Bercx,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SPS INSTALLATIONS B.V.,
gevestigd te Venray,
gedaagde partij,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Beide partijen zijn betrokken geweest bij een bouwproject genaamd “Uitbreiding MIVC2”.
2.2.
BoJoHo heeft in 2017 gaten in vloeren en wanden geboord en sleuven gemaakt. De posities waar geboord moest worden zijn door SPS aangegeven.
2.3.
Op 7 oktober 2017 is per e-mail aan SPS een overzicht van de totale boorkosten verstrekt aan SPS.
2.4.
[werknemer gedaagde] van SPS heeft per e-mail van 19 oktober 2017 de NAW-gegevens verstrekt aan BoJoHo en gevraagd om digitaal te factureren.
2.5.
Op 7 juni 2021 stuurt BoJoHo een e-mail met verzoek om de factuur te betalen. BoJoHo excuseert zich voor deze late reactie en geeft aan dat de factuur bij [voormalig werknemer eiser] in het dossier zat en dat deze [voormalig werknemer eiser] niet meer bij BoJoHo werkt.
2.6.
SPS reageert op voornoemde e-mail en geeft aan geen idee te hebben waarover het gaat.
2.7.
Partijen sturen elkaar daarna nog diverse e-mails.

3.Het geschil

3.1.
BoJoHo vordert - samengevat - veroordeling van SPS tot betaling van € 5.023,90 aan hoofdsom en € 626,15 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
BoJoHo stelt zich – kort samengevat – het standpunt dat de werkzaamheden in opdracht van SPS zijn verricht en dat SPS daarvoor moet betalen. Per e-mail van 20 oktober 2017 is de factuur van eveneens 20 oktober 2017 aan SPS gemaild.
3.3.
SPS voert verweer en stelt dat zij niet aansprakelijk is voor de kosten van het boren van gaten groter dan 150 mm. SPS heeft aangeboden de kosten voor het boren van gaten kleiner dan 150 mm te willen betalen, maar dit aanbod heeft zij ingetrokken. De factuur is nooit ontvangen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De litigieuze factuur d.d. 20 oktober 2017 heeft betrekking op boorwerkzaamheden met verschillende diameters, het zagen van sleuven en daarnaast algemene kosten, bestaande uit werkvoorbereiding, de inzet van generatoren en een hoogwerker en water.
SPS bestrijdt niet dat BoJoHo deze werkzaamheden heeft verricht of dat de omvang van de werkzaamheden niet juist zou zijn. Het verweer – zo begrijpt de kantonrechter – beperkt zich er toe dat deze kosten niet volledig bij SPS in rekening mochten worden gebracht maar, deels, bij de hoofdaannemer.
4.2.
SPS erkent dat het boren van gaten met een diameter van 150mm of kleiner voor haar rekening komt. Hoewel SPS zich daar niet over uitlaat neemt de kantonrechter aan dat zulks impliceert dat reeds daarom ook de algemene kosten (grotendeels) voor haar rekening komen. Zonder stroom, water en een hoogwerker kunnen ook geen gaten van 150mm of kleiner geboord worden. Wat de reden is waarom SPS deze kosten niet wil voldoen is onduidelijk gebleven. Bij gebreke van een voldoende weerlegging staat de vordering voor dit gedeelte dus vast. Een exacte becijfering om welk bedrag het dan zou gaan kan echter in het midden blijven vanwege het navolgende.
4.3.
Uit de als productie 3 overgelegde correspondentie blijkt dat SPS aan BoJoHo de opdracht heeft verstrekt voor het boren van gaten met een grotere diameter dan 150mm alsmede het zagen van de sleuven en het ondersabelen. Uitgangspunt is dat de opdrachtgever ook de partij is die moet betalen waartoe zij opdracht geeft. Uiteraard kunnen daar afwijkende afspraken over worden gemaakt maar het ligt dan wel op de weg van de opdrachtgever om dat aan te tonen. Dat volgt uit de algemene regels van bewijsrecht (artikel 150Rv). SPS heeft echter niet aangetoond dat met betrekking tot deze werkzaamheden afwijkende afspraken zijn gemaakt en zij heeft daar ook geen bewijs van aangeboden.
Daarom is de conclusie dat SPS de gehele factuur, zoals door BoJoHo wordt gevorderd, dient te voldoen.
4.4.
SPS betwist nog de e-mail met factuur te hebben ontvangen, waarbij zij aangeeft dat het eenvoudig is om achteraf een e-mail te produceren of te manipuleren. Deze laatste stelling kan ook in het midden blijven. Nu de ontvangst van de factuur wordt betwist zal BoJoHo moeten bewijzen dat zij deze factuur heeft verstuurd
endat deze door SPS is ontvangen. Dat bewijs ontbreekt echter. Vast staat wel dat SPS op 7 juni 2021 een betaalverzoek met betrekking tot deze factuur heeft ontvangen. Vanaf dat moment was zij in ieder geval van het bestaan ervan op de hoogte.
4.5.
De kantonrechter begrijpt dat SPS wordt bemoeilijkt in het voeren van verweer tegen deze factuur omdat zij het betreffende dossier niet meer in haar bezit heeft. Dat leidt er echter niet toe dat daarom de factuur niet betaald zou hoeven te worden.
In de eerste plaats wordt er geen relevante juridische grondslag aangevoerd waarom een en ander zou moeten leiden tot het niet hoeven betalen van de vordering. Dat had wel op de weg van SPS gelegen om te doen.
Maar als zij dat wel zou hebben gedaan is het maar zeer de vraag of dat succes zou hebben gehad. De verjaringstermijn voor dergelijke vorderingen is immers vijf jaar, en die termijn is niet verstreken. BoJoHo beschikt dus gewoon over het vorderingsrecht tot het innen van deze factuur. Daarnaast dient BoJoHo relevante documenten minimaal een aantal jaren te bewaren, bijvoorbeeld om vragen van de fiscus te kunnen beantwoorden maar ook om zich binnen de verjaringstermijn te kunnen verzetten tegen een vordering, als zij dat wil. Die bewaartermijn is nog niet verstreken. Voor zover SPS binnen de bewaartermijn relevante documenten heeft opgeschoond is dat iets wat voor haar verantwoordelijkheid en risico komt.
4.6.
Uit het voorgaande volgt daarom dat het verweer van SPS wordt verworpen en dat de vordering van BoJoHo wordt toegewezen. Over het factuurbedrag vordert BoJoHo de wettelijke handelsrente vanaf 4 november 2017. Nu niet vaststaat wanneer de factuur SPS heeft bereikt zal de gevorderde handelsrente worden toegewezen vanaf de dag van betekening van het dagvaardingsexploot op 5 oktober 2021.
4.7.
Verder vordert BoJoHo betaling van buitengerechtelijke incassokosten. BoJoHo onderbouwt deze nevenvordering echter niet. In de dagvaarding wordt geen enkel woord gewijd aan de buitengerechtelijke werkzaamheden die zouden zijn verricht. In het dossier bevindt zich enkel de sommatiebrief van 21 juni 2021, waarvan de ontvangst bovendien door SPS wordt betwist. Omdat er sprake is van een handelsovereenkomst wordt ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW een bedrag van € 40,00 aan toegewezen.
4.8.
Tot slot wordt SPS als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van BoJoHo worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,38
  • griffierecht 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.232,38
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt SPS om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan BoJoHo te betalen een bedrag van € 5.063,90, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 5.023,90 vanaf 5 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt SPS in de proceskosten aan de zijde van BoJoHo gevallen en tot op heden begroot op € 1.232,38,
5.3.
veroordeelt SPS onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door BoJoHo volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 155,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: