3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 4
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde feit, het voorhanden hebben van de twee vuurwapens en munitie, nu op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid is vast te stellen dat de verdachte op 28 november 2019 in de kantoorruimte is geweest en dat hij wist dat daar wapens lagen.
Bewijsmiddelen feiten 1, 2 en 3
Aanleiding
Op 28 november 2019 kreeg de politie de melding dat een schuur in brand stond aan de [adres 2] in Weert. De melder had een Ford Transit [kenteken] bij de schuur zien wegrijden. Ter plaatse troffen politie en brandweer een verwoeste en deels ingestorte schuur (loods) aan.
De bewoner van de woning aan de [adres 2] betrof de medeverdachte [verdachte] , die bij de woning stond. Hij vertelde dat hij het pand sinds één jaar huurde.
De door de melder geziene Ford Transit werd korte tijd later aangetroffen bij het Radboud ziekenhuis in Nijmegen. Daar hadden zich drie mannen gemeld, van wie er één slecht aan toe was en werd gereanimeerd. Dit bleek de medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn. De andere twee waren medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] vertelde dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar het ziekenhuis had gebracht. [medeverdachte 3] was het ziekenhuis ontvlucht, maar werd in de omgeving aangehouden.De verbalisant die hem aanhield, merkte dat [medeverdachte 3] sterk naar amfetamine rook en zag dat hij brandwonden in zijn gezicht had.
In de Ford Transit bleken meerdere lege gasflessen te staan.
Situatie ter plaatse
De loods op de [adres 2] in Weert was als volgt ingedeeld:
Ruimte A: open garage met toegang tot ruimte B en C via dubbele deur.
Ruimte B: opslag/werkruimte met werkbank en slaapplaats.
Ruimte C: opslagruimte met diverse verpakkingen met chemicaliën.
Ruimte D: de productieruimte van synthetische drugs.
Ruimte E: verblijfsruimte met whiteboard met aantekeningen.
In ruimte C werd het volgende aangetroffen:
kartonnen dozen, 39 stuks, gebruikt voor het transport van de sealzakken met een pre-precursor-MAPA. In de dozen lagen lege verpakkingen van 15 x 25 kg Caustic Soda en drie lege plastic zakken uit zilverkleurige sealzakken met dezelfde resten wit poeder, dat MAPA bevatte;
twee lege 1000-liter containers;
één 1000-liter container gevuld met 150 liter vloeistof, die amfetamine bevatte;
één 500-liter container met 20 gebruikte dubbele plastic zakken met resten wit poeder, dat MAPA bevatte;
drie 220-liter blauwe dopvaten met 500 liter vloeistof die formamide bevatte;
acht jerrycans met in totaal 113 liter vloeistof die voornamelijk amfetamine bevatte;
twee blauwe 25-liter jerrycans met 12 liter en een restant dat fosforzuur bevatte;
zes 25-liter jerrycans met een vloeistof die mierenzuur bevatte;
één 1000-liter container met 600 liter vloeistof die een lage concentratie BMK bevatte.
In ruimte D werd het volgende aangetroffen:
twee kook-/reactieopstellingen gebruikt ten behoeve van de vervaardiging van BMK en amfetamine, ieder bestaande uit een 2500-liter RVS kookketel, 11 gasbranders en een verticale RVS koelbuis. De ene ketel was gevuld met 763 liter vloeistof die BMK en een lage concentratie MAPA bevatte, en de andere ketel was gevuld met 1780 liter vloeistof die BMK en N-formylamfetamine bevatte;
twintig 25-liter jerrycans met in totaal 500 liter vloeistof die voornamelijk amfetamine bevatte;
zeven scheitrechters met in totaal 199 liter vloeistof die amfetamine bevatte;
één 1000-liter container met tekst: “1e fase, for+mier+water” gevuld met 820 liter vloeistof die N-formylamfetamine bevatte;
diverse containers en dopvaten.
In ruimte E werd een whiteboard met aantekeningen aangetroffen.
Uit de bevindingen heeft de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) de volgende conclusies getrokken.
Kookketel 1:
Deze ketel was in gebruik voor de omzetting van MAPA in BMK met behulp van een zuur (reactiemengsel). Uitgaande van de aantekeningen op het whiteboard kan deze ketel gevuld worden met 680 kilo MAPA, 680 liter fosforzuur en 340 liter water. Uitgaande van de opbrengsten op het whiteboard, kan van 680 kilo MAPA ongeveer 408 liter BMK worden vervaardigd.
Kookketel 2:
Deze ketel was in gebruik met een reactiemengsel van de eerste kookstap van amfetamine, volgens de Leuckartmethode, waarbij het tussenproduct N-formylamfetamine wordt vervaardigd.
Uitgaande van de verhoudingen op het whiteboard, kan de ketel gevuld worden met 500 liter BMK, 850 liter formamide en 350 liter mierenzuur.
Ambtshalve is het verbalisant bekend dat van 500 liter BMK ongeveer 500 liter amfetaminebase vervaardigd kan worden.
Uitgaande van de capaciteiten van deze kookketels was het mogelijk om per batch minimaal 408 liter BMK en min 500 liter amfetaminebase te vervaardigen.
De schuur was derhalve in gebruik en ingericht voor de zeer grootschalige (industriële) vervaardiging en bewerking van de precursor BMK en amfetaminebase.
Op de locatie zijn 15 gebruikte 220 liter formamide dopvaten aangetroffen. Ervan uitgaande dat deze helemaal gevuld waren met formamide en gebruikt in de verhoudingen zoals op het whiteboard weergegeven, was er met deze 3300 liter formamide ongeveer 1950 liter BMK omgezet in amfetaminebase.
Op deze locatie werd in diverse verpakkingen in totaal 887 liter amfetaminebase aangetroffen.
De oorzaak van de ontploffing is vermoedelijk een explosieve verbranding van een explosief gasmengel geweest. In de productieruimte D bevond zich een groot aantal gasbranders onder de aanwezige productiemiddelen. De gekoppelde gasflessen van de twee grote ketels bevonden zich in de opslagruimte C. Gezien de schade aan het dak heeft er een gasophoping plaatsgevonden waarbij op een gegeven moment een explosief mengsel is ontstaan waarna deze explosief is verbrand. Gezien de schade aan dak, muren en goederen is de ontploffing vermoedelijk ontstaan in productieruimte D.
Gezien de aanwezigheid van gedestilleerde amfetaminebase en lege verpakkingen van benodigde chemicaliën en de aanwezigheid van afval van vervaardiging van BMK en amfetamine, zijn er meerdere batches van BMK en amfetaminebase vervaardigd.
Gezien de overeenkomsten van de processen beschreven in de administratie en de aangetroffen processen in deze productiefaciliteit, is het uit te sluiten dat de administratie gaat over een andere productiefaciliteit.
De productiemiddelen betreffen onder andere gemodificeerde industriële reactieketels. Deze zagen er visueel professioneel uit. Vermoedelijk zijn er fouten gemaakt met het gebruik van gas.
Op een van de beelden, gericht op de woning van de verdachte, is te zien dat de verdachte voorbij loopt in de richting van de productielocatie met aan zijn linkerhand een latex handschoen.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard de wildcamera’s begin oktober 2019 te hebben opgehangen.
Ter terechtzitting heeft de medeverdachte [medeverdachte 2] als getuige in de zaak van de verdachte een verklaring afgelegd. Deze verklaring komt, zakelijk weergegeven en voor zover relevant, op het volgende neer:
[medeverdachte 2] neemt het [verdachte] zeer kwalijk dat hij hem als zogenaamde huurder van de loods naar voren heeft geschoven, omdat [verdachte] dondersgoed wist dat daar niets van klopte. Er hebben nooit matrassen van [medeverdachte 2] in de loods gestaan, zoals [verdachte] beweert.
[medeverdachte 2] had een tijd terug door [verdachte] bestelde matrassen geleverd en daarna hebben zij contact gehouden. Zij hadden een goede klik.
Op een gegeven moment vroeg [verdachte] aan [medeverdachte 2] of hij iets wilde bijverdienen. Hij moest daarvoor met zijn bus spullen ophalen bij en brengen naar de loods op het terrein van [verdachte] . [medeverdachte 2] had de sleutel gekregen. Hij was een soort portier en klusjesman voor [verdachte] . [medeverdachte 2] was niet de huurder van de loods, zoals [verdachte] beweert.
Zijn werkzaamheden bestonden verder uit het schoonmaken van de loods en het halen van eten voor degenen die daar eveneens werkzaam waren. Als het om weinig ging, haalde [verdachte] dit zelf op zijn motorfiets. [medeverdachte 2] haalde de lege gasflessen uit de tweede ruimte van de loods [de rechtbank begrijpt: ruimte C] en zette daar de volle gasflessen neer.
[medeverdachte 2] kende medeverdachte [medeverdachte 3] alleen via [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is zijn zwager en stond ook in een familierelatie tot [medeverdachte 3] . Ze kwamen elkaar wel eens tegen op verjaardagen.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren de klusjesmannen. [medeverdachte 1] deed zo’n beetje hetzelfde als [medeverdachte 2] maar kwam minder vaak dan [medeverdachte 2] in de loods. [medeverdachte 2] kwam er bijna iedere dag. [medeverdachte 1] moest schoonmaken in de loods. Dit was op verzoek van [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 2] had al vrij snel in de gaten dat het om drugs ging. Dit heeft [verdachte] hem op een gegeven moment, ongeveer halverwege, ook verteld. [medeverdachte 2] wilde zijn maand afmaken en er daarna mee stoppen. Dit heeft hij [verdachte] ook kenbaar gemaakt.
[medeverdachte 2] heeft samen met [verdachte] hout gehaald om onder andere in het eerste gedeelte van de loods [de rechtbank begrijpt: ruimte B] een soort verhoogde slaapunit te bouwen. Toen zij bezig waren met de bouw hiervan, was de productieruimte al in gebruik. Toen [medeverdachte 2] voor het eerst in de loods kwam, was dit nog niet het geval.
[medeverdachte 2] kreeg voor deze werkzaamheden € 1.500,- en nog € 500,- extra.
[medeverdachte 2] is in het eerste en tweede gedeelte van de loods geweest om spullen op te halen en te brengen, maar niet in de productieruimte. Daar heeft hij alleen een keertje stiekem in gekeken. Dit was halverwege de vijf tot zes weken voorafgaand aan de ontploffing.
[medeverdachte 2] heeft gezien dat er mensen in en uit de loods liepen. Hij heeft ook gezien dat er een grote ketel naar binnen werden gebracht. [medeverdachte 2] is gedurende vijf tot zes weken op het terrein geweest. [verdachte] en [medeverdachte 3] waren naar [medeverdachte 2] gevoel de ‘grote jongens’. In ruimte 2 [de rechtbank begrijpt: C] heeft [verdachte] een betonnen vloer laten storten.
Op het moment van de ontploffing stond [medeverdachte 2] met de bus met de lege gasflessen bij de poort, aan de kant van de woning, op het punt te vertrekken. [verdachte] kwam uit zijn woning rennen. [medeverdachte 1] kwam als eerste uit de richting van de loods aangerend, waarna 30 seconden later [medeverdachte 3] volgde. [medeverdachte 1] was zwaargewond aan zijn hoofd. [medeverdachte 3] was aan het bellen met een privéarts, maar die nam niet op. [medeverdachte 1] was er zo slecht aan toe dat hij steeds wegzakte. Vervolgens moest [medeverdachte 2] van [medeverdachte 3] naar het ziekenhuis in Nijmegen rijden en niet naar het ziekenhuis in Weert.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] heeft gewerkt aan een slaapruimte in zijn loods en in ruimte 2 [de rechtbank begrijpt: C] een betonnen vloer heeft laten storten. Dit laatste heeft de verdachte ter terechtzitting van 6 juli 2022 bevestigd.
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 2] een brief overgelegd, geschreven door ‘ [naam 1] ’ en gericht aan [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) waarin onder meer het volgende te lezen is:
“Je weet inmiddels dat de camera’s die ik buiten had ook binnen zaten waardoor ik alles dat er in en uit het gehuurde deel kwam op foto heb staan. (...) Ik heb namen en adressen van afnemers en leveranciers. (...) Ik wil dat je mij in ieder geval per direct 130.000 euro geeft om de eerste schade te dekken. (...) Je mag de Porsche geven, de rolexen als betaling, blokken wit of geld, maakt mij niets uit.”
De verdachte heeft ter terechtzitting van 6 juli 2022 verklaard dat hij deze brief heeft geschreven en bij [medeverdachte 2] thuis in de brievenbus heeft laten doen.
Bewijsoverwegingen
De verklaring van [medeverdachte 2] wordt ondersteund door de inhoud van de brief van de verdachte die [medeverdachte 2] ter terechtzitting heeft overgelegd.
Nu de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] ook op andere essentiële en te verifiëren onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zal de rechtbank de inhoud van deze verklaring volgen en gebruiken voor het bewijs.
Feit 2: medeplegen van de productie van amfetamine
De verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij op de hoogte was van hetgeen in de achterste twee gedeelten van de loods plaatsvond. Hij had deze ruimtes (onder)verhuurd aan ‘ [naam 2] ’ [de verdachte herkent op de hem tijdens het getoonde foto [medeverdachte 2] als de [naam 2] over wie hij verklaarde] verhuurd, en wist niet wat zich daar afspeelde. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] kende hij niet. De verdachte heeft gewezen op het huurcontract dat bij hem thuis is aangetroffen.Hij had het contract slechts vluchtig bekeken en gekeken of de handtekening onder het contract en op het bijgevoegde identiteitsbewijs op elkaar leken. De details die hij noemt in de brief aan [medeverdachte 3] , heeft hij uit het dossier en gehoord van een celgenoot in de PI wiens naam hij niet meer weet. De handschoen die op de screenshot is te zien, zou hij hebben aangetrokken omdat hij in de tuin ging werken. Gevraagd naar waarom hij voor het werken in de tuin latex handschoenen aantrok, antwoordde hij dat hij, om zijn handen niet vies te maken, onder de tuinhandschoenen latex handschoenen droeg. De betonvloer had hij laten storten om dit deel van de loods voor de onderhuurder toegankelijker te maken. De vloer had hem ongeveer € 2.000 gekost.
De rechtbank stelt voorop dat de bewoner van een woning bekend mag worden verondersteld met, en verantwoordelijk mag worden gehouden voor wat zich in die woning en op het bijbehorend perceel afspeelt, tenzij omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt die maken dat van dit uitganspunt moet worden afgeweken.
De omstandigheden die de verdachte heeft aangevoerd ter ondersteuning van zijn verklaring dat hij niet wist wat zich in de achterste gedeelten van de loods afspeelde, moeten in het licht van de overige inhoud van het dossier als ongeloofwaardig worden beoordeeld. Daarvoor is het volgende redengevend.
In het huurcontract, waarin ‘sectie C [de rechtbank begrijpt: ruimte D] voor € 250,- per maand, inclusief gebruik van water en stroom, wordt verhuurd, is de naam van de (onder)huurder niet ingevuld. De verdachte kent [medeverdachte 2] als [naam 2] . Aan het huurcontract is echter een kopie van een identiteitsbewijs op naam van [naam 3] aangehecht. De man op de foto op het identiteitsbewijs lijkt in het geheel niet op [medeverdachte 2] . Ook de handtekening van [naam 3] lijkt niet op de handtekening onder het huurcontract. [naam 3] is door de politie gehoord, en heeft verklaard de verdachte niet te kennen en nimmer een huurcontract voor de loods te hebben getekend.
Dat de verdachte niet zou hebben gemerkt en geroken wat zich in de achterste twee ruimten van zijn loods afspeelde, is op zichzelf al onaannemelijk. De geur die met een in werking zijnd amfetaminelab gepaard gaat, moet voor de verdachte kenbaar zijn geweest, temeer daar hij volgens zijn eigen verklaring in de aangrenzende ruimte B heeft gewerkt. [medeverdachte 2] verklaart bovendien met zoveel woorden dat de verdachte wist wat zich in de loods afspeelde. De vondst van naar amfetamine ruikende schoenen in de achterbak van de auto waarmee de verdachte na de explosie had willen wegrijden en het camerabeeld waarop de verdachte, met één latex handschoen aan, loopt in de richting van de loods, wijzen erop dat de verdachte ook in de productieruimte is geweest.
De kosten van het storten van de betonvloer staan niet in verhouding tot de in het huurcontract vermelde huur.
De door [medeverdachte 2] ingebracht brief toont ten slotte aan dat de verdachte veel meer weet dan hij uit het dossier heeft kunnen begrijpen en dat hij bereid was zich door [medeverdachte 3] in ‘blokken wit’ [de rechtbank begrijpt: cocaïne] te laten betalen. Dat de verdachte details over de zaak van een celgenoot van hem in de PI zou hebben verkregen is op geen enkele wijze onderbouwd.
Op grond van het voorgaande geldt onverminderd het uitgangspunt dat de verdachte kan worden verondersteld te hebben geweten wat zich op zijn perceel afspeelde en hiervoor ook verantwoordelijk kan worden gehouden.
Dat de verdachte en [medeverdachte 3] de grote jongens waren, zoals [medeverdachte 2] vermoedde, valt op basis van het dossier niet vast te stellen, maar dat de verdachte welbewust een deel van zijn loods voor de productie van amfetamine beschikbaar heeft gesteld, [medeverdachte 2] heeft benaderd voor hand- en spandiensten, ontleent de rechtbank, naast aan het hiervoor overwogene, ook aan de pogingen van de verdachte om met schijnbaar openhartige verklaringen zijn aandeel te verdoezelen.
Medeplegen
Bij het beantwoorden van de vraag of zijn bijdrage, bestaande uit – minstgenomen – het beschikbaar stellen van zijn loods voor de productie van amfetamine, moet worden aangemerkt als medeplegen, stelt de rechtbank het volgende voorop.
Voor de kwalificatie medeplegen is volgens bestendige rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Het beschikbaar stellen van de loods, het storten van een betonvloer, het ophangen van camera’s ter bewaking van het terrein zijn wezenlijke materiële bijdragen aan de opbouw en werking van het laboratorium en zijn op zichzelf al van voldoende gewicht om de verdachte als medepleger aan te merken. Daar komt bij dat de verdachte, zoals hiervoor is overwogen, [medeverdachte 2] heeft ingeschakeld en zelf ook in het laboratorium moet zijn geweest.
Dat naast de verdachte ook anderen bij het productieproces betrokken waren, blijkt genoegzaam uit de verklaring van [medeverdachte 2] .
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen amfetamine heeft geproduceerd.
Feit 1: medeplegen van aanwezig hebben van 887 liter amfetaminebase en feit 3: medeplegen van het voorbereiden van de productie van amfetamine
Aanwezig/voorhanden hebben in de zin van de Opiumwet
Van “aanwezig hebben” als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet is volgens de Hoge Raadsprake als verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte te bevinden. Voor een bewezenverklaring van “aanwezig hebben” hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat de verdovende middelen aan verdachte toebehoren (vgl. HR:1985:AC8903) of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van verdovende middelen (vgl. HR:1980:AC6985).
Van “voorhanden hebben” als bedoeld in artikel 10a.1 Opiumwet is sprake als verdachte feitelijke macht over voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Die voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte te bevinden. Voor bewezenverklaring van “voorhanden hebben” hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen aan verdachte toebehoren of dat ten aanzien daarvan sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid.
Uit zijn welbewuste materiële bijdrage aan het productieproces leidt de rechtbank af dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van reeds geproduceerde amfetamine als ook van de aanwezigheid van de chemicaliën en voorwerpen, benodigd voor de verdere productie. Gelet op de toegang die de verdachte had tot de verschillende ruimten in de loods, waaronder de ruimte waar de amfetamine door de verdachte en anderen werd geproduceerd, kon de verdachte bovendien hierover beschikken in de zin die de Hoge Raad hieraan geeft. Daarmee is bewezen dat de verdachte tezamen met anderen de amfetamine aanwezig heeft gehad en eveneens tezamen met anderen de voorwerpen bestemd voor de verdere productie van amfetamine voorhanden heeft gehad zoals ten laste gelegd onder feit 1 en 3.