2.6.In het besluit tot sluiting staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
‘Aanleiding
Op 31 januari 2017 heb ik van de politie-eenheid Limburg een rapport ontvangen waaruit blijkt dat zij op 24 januari 2017, verdovende middelen heeft aangetroffen in de woonwagen gelegen aan de [adres 1] te [plaats 2] . Door politie is 2356 gram hennep en 375 gram hashish aangetroffen.
Uit de mij ter beschikking staande informatie blijkt dat u huurder en bewoner van de betreffende woonwagen, gelegen aan de [adres 1] te [plaats 2] , bent.
Het voorgaande heeft mij aanleiding gegeven om u bij brief van 17 februari 2017 op de hoogte te stellen van mijn voornemen om tot tijdelijke sluiting van de woning in kwestie over te gaan. In datzelfde schrijven bent u ook in de gelegenheid gesteld om uw zienswijze tegen de voorgenomen sluiting kenbaar te maken. Van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze heeft u geen gebruik gemaakt.
Gelet op het voorgaande, gelast ik thans dan ook de sluiting van de woonwagen en de daarbij behorende buitenberging (gehele woonwagenstandplaats) [adres 1] te [plaats 2] voor een periode van 3 maanden. Voor het van toepassing zijnde wettelijk kader, de inhoud van de lastgeving tot sluiting, alsmede de motivering om daartoe over te gaan, verwijs ik u naar het navolgende.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3 van de Opiumwet is het verboden om hennep binnen of buiten het
grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te
verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.
Ingevolge artikel 13b van de Opiumwet komt mij de bevoegdheid toe om een last onder
bestuursdwang op te leggen indien er in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven sprake is van het verkopen, afleveren, verstrekken of daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen, zoals genoemd is in lijst II van de Opiumwet.
Op 17 maart 2008, laatstelijk gewijzigd op 15 mei 2013, zijn beleidsregels vastgesteld inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet bij lokalen en woningen (bekendgemaakt en inwerking getreden op 22 mei 2013), het zogenoemde “Damoclesbeleid Lokalen en woningen”. Dit beleid schrijft in het van toepassing zijnde onderdeel 14 voor: “Indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen, wordt bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van drie maanden en bij harddrugs wordt de woning gesloten voor de duur van zes maanden”.
Overwegingen
In onderhavig geval is er een substantiële hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen in de woning. Geconcludeerd kan worden dat deze verdovende middelen in de woonwagen aanwezig waren met het oogmerk om deze te verkopen, af te leveren en/of te verstrekkén.
In punt 6 van het door mij vastgestelde “Damoclesbeleid Lokalen en woningen” is daartoe het volgende bepaald. “Met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van verdovende middelen wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet”. Concreet betekent dit dat sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid softdrugs van meer dan 5 gram.
De aangetroffen hoeveelheid hennep was aanzienlijk meer dan de hierboven aangegeven
hoeveelheid van 5 gram, waardoor kan worden gesteld dat deze verdovende middelen bestemd zijn voor handelsdoeleinden.
Gelet daarop stel ik mij, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), op het standpunt dat de in de woning aangetroffen softdrugs werden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig waren en dat ik daarmee bevoegd ben tot toepassing van de mij ingevolge art.
13b van de Opiumwet toekomende bevoegdheid. Voor vorenbedoelde jurisprudentie verwijs ik - onder andere naar de uitspraken van 5 januari 2005 (LJN:AR8730) en 14 april 2004 (LJN:A07469).
Het aantreffen van een handelshoeveelheid softdrugs duidt erop dat deze aanwezig was om te worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, wat doorgaans een aantasting is op het woon- en leefklimaat. Waar in of vanuit woningen sprake is van handel in softdrugs en het gebruik van deze middelen, vrezen omwonenden om begrijpelijke redenen om hun veiligheid. Mijn ervaringen uit het verleden wijzen uit dat het voor het wegnemen van de bekendheid van de woning in kringen van handelaren en gebruikers van verdovende middelen, echt noodzakelijk is dat een woning voor een langere periode wordt gesloten.
Met het voorgaande wordt een inbreuk op de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid, alsmede een geordend woon- en leefklimaat begaan.
Gelet op de aard en de hoeveelheid van de aangetroffen verdovende middelen, acht ik het
gerechtvaardigd en noodzakelijk om thans over te gaan tot toepassing van artikel 13b van de Opiumwet en de woonwagen en daarbij behorende buitenberging/sanitaire unit inclusief de gehele woonwagenstandplaats in kwestie voor de duur van drie maanden te sluiten.
Besluit
Gezien het voorgaande en gelet op artikel 13b, lid 1 van de Opiumwet als ook gelet op het
Damoclesbeleid, heb ik heden besloten tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ten aanzien van de Woonwagen en daarbij behorende buitenberging/sanitaire unit (gehele
woonwagenstandplaats) [adres 1] te [plaats 2] , met ingang van donderdag 23 maart 2017 voor de duur van 3 maanden. (…).”