ECLI:NL:RBLIM:2022:5838

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
ROE 22/1428
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een huurwoning op grond van de Opiumwet wegens aantreffen van hard- en softdrugs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 29 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die met haar minderjarige kind in een huurwoning woont. De burgemeester van Sittard-Geleen had besloten de woning te sluiten voor de duur van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er een grote hoeveelheid hard- en softdrugs in de woning was aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat aan de eisen van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht was voldaan, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de zaak mogelijk was. De rechter concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was en niet onevenredig, gezien de ernst van de overtredingen en het beleid van de gemeente. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter wees dit verzoek af. De rechter benadrukte dat de aanwezigheid van drugs in de woning een ernstige overtreding was en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter nam ook in overweging dat verzoekster verantwoordelijk was voor wat er in haar woning gebeurde, ongeacht haar kennis van de drugs. De belangen van verzoekster en haar kind werden afgewogen tegen het algemeen belang van de openbare orde, waarbij de rechter oordeelde dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 22/1428
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juli 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. D.M. Gijzen),
en
de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij met ingang van 8 juli 2022 de woning aan de [adres] (hierna: de woning) dient te sluiten en voor de duur van zes maanden gesloten dient te houden.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft telefonisch aan de rechtbank medegedeeld dat niet tot sluiting van de woning zal worden overgegaan zolang er door de voorzieningenrechter nog geen uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2022. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de eisen van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is voldaan. Dit betekent dat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekster is huurder van de (particuliere) woning. Op 21 april 2022 is de politie binnengetreden in de woning van verzoekster. De doorzoeking vond plaats naar aanleiding van een melding via een informant. Die melding hield in dat de vriend van verzoekster, met wie zij zou samen wonen, beschikt over A-olie en xtc-pillen en dat die xtc-pillen in de woning zouden liggen en dat de olie in de garage zou staan.
2.1. In de woning werd gevonden:
• 1 gripzakje met 3,9 gram hennep (in de tuin);
• 7 buisjes met onbekende vloeistof purple (in bed van de ouderlijke slaapkamer)
• 21,4 kilo wit poeder, indicatief positief getest op heroïne (in de garage)
• In totaal 53 xtc-pillen (in de kelder en in de kluis in de berging);
• 49,06 kilo bruto gewogen hennep (in de kelder)
• 5 gele pillen, indicatief getest op ketamine (in de bank in de woonkamer).
De bevindingen zijn neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage van 17 mei 2022.
3. Op 24 mei 2022 heeft verweerder het voornemen uitgebracht de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekster heeft op 7 juni 2022 gebruik gemaakt van de mogelijkheid om daarover een zienswijze te geven.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten de woning te sluiten voor een periode van zes maanden. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de aangetroffen hoeveelheid drugs volgt dat voldaan is aan de voorwaarden voor de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen en de woning te sluiten. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (de beleidsregels), waarin is bepaald dat een woning – zonder voorafgaande waarschuwing – voor zes maanden wordt gesloten indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs.
5. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hieronder zal nader worden ingegaan op wat verzoekster heeft aangevoerd.
6. De toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
Bevoegdheid tot sluiting
7. Voor wat betreft de bevoegdheid van verweerder om tot sluiting over te gaan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking indien de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Volgens de door het openbaar ministerie gebruikte criteria wordt bij harddrugs een hoeveelheid van maximaal 0,5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik aangemerkt. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de rapportage van 17 mei 2022 blijkt dat er een grote hoeveelheid soft- en harddrugs in de woning aanwezig was. Verzoekster heeft ter zitting gesteld dat de politie haar heeft gezegd dat de in de garage aangetroffen 21,4 kilo wit poeder negatief is getest op heroïne. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster deze stelling verder niet heeft onderbouwd en ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de bevindingen van de politie als vermeld in de rapportage. Deze rapportage is op ambtsbelofte opgemaakt. De aanwezigheid van de onder 2. genoemde hard- (en soft)drugs betekent op zichzelf dat verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was de woning te sluiten. Tussen partijen is ook niet in geschil dat verweerder bevoegd is de woning te sluiten.
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat de stelling van verzoekster dat zij, op het gripzakje met 3,9 gram hennep en een paar xtc-pillen na, geen weet had van de soft- en harddrugs in haar woning niet relevant is voor verweerders bevoegdheid om de woning te sluiten. Wel zou dit een rol kunnen spelen bij beantwoording van de vraag of de sluiting evenredig is. Daarop gaat de voorzieningenrechter hierna in.
Het beleid van verweerder
9. Verzoekster heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat, nu uit verweerders beleidsregels niet blijkt van de mogelijkheid om een minder ingrijpende maatregel dan bestuursdwang bij een eerste constatering van drugshandel toe te passen, de beleidsregels niet van toepassing geacht moeten worden. Verweerder heeft toegelicht dat in het beleid (onder het kopje Algemeen, onder 2) het volgende is opgenomen:
“Bij oplegging van een last onder bestuursdwang wordt de eigenaar en/of huurder van de woning of de eigenaar en/of exploitant van het lokaal gelast de woning of het lokaal te sluiten en gesloten te houden voor een bepaalde periode. Indien niet wordt voldaan aan de last, wordt bestuursdwang toegepast, waarbij in principe wordt gekozen voor sluiting van de woning/het lokaal. Dit moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere bestuursrechtelijke maatregel dient te worden toegepast. Indien het bijvoorbeeld gaat om affichering in een coffeeshop zal de maatregel kunnen bestaan uit het verwijderen van de reclame-uitingen. In dit soort gevallen blijft ook de toepassing van een last onder dwangsom een optie.”. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat aldus sprake is van een redelijk beleid omdat het beleid de mogelijkheid biedt een andere/minder vergaande maatregel dan sluiting op te leggen. Verweerder heeft verder toegelicht dat uitzonderingen op het uitgangspunt “sluiten” ook daadwerkelijk worden gemaakt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich daarmee op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een redelijk beleid.
De toepassing van het beleid
10. Bij het uitoefenen van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft verweerder beleidsvrijheid. Dit betekent dat het aan verweerder is om de betrokken belangen af te wegen bij het besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Ook bij de sluitingsduur heeft verweerder beleidsvrijheid. Uit de beleidsregels volgt dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden in overeenstemming is met verweerders beleid.
11. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig zijn beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling dient verweerder alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Bij de beoordeling of zich bijzondere omstandigheden voordoen, moet ten eerste worden bekeken of sluiting van de woning noodzakelijk is.
Noodzaak
12. In dit verband heeft verzoekster aangevoerd dat de drugs door haar vriend in de woning zijn gebracht en niet door haarzelf. Hij woont daar niet. Ter zitting heeft verzoekster nog aangevoerd dat de drugs voor één dag in haar woning waren neergezet. Verder is er geen sprake geweest van handel in verdovende middelen vanuit de woning. De aangetroffen xtc-pillen waren voor eigen gebruik.
13. In hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde dient aan de hand van de aard en de omvang van de overtreding te worden beoordeeld. Van belang is daarbij of feitelijk in of vanuit de woning werd verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd .
14. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat sprake is van een ernstig geval gelet op de enorme hoeveelheden hard- en softdrugs die in de woning zijn aangetroffen en dat daarom niet volstaan kon worden met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Daarnaast ligt de woning, zo heeft verweerder verklaard, in een kwetsbare woonwijk, dicht bij de grens, en is het niet de eerste keer dat in de woning drugs zijn aangetroffen. Op grond hiervan heeft verweerder sluiting van de woning in redelijkheid noodzakelijk kunnen achten.
Evenredigheid van de sluiting
15. Verzoekster heeft gesteld dat zij van (het overgrote deel van) de verdovende middelen in huis geen weet had en dat haar geen verwijt van de ontstane situatie kan worden gemaakt. Dat verzoekster niet op de hoogte was van de meeste van de aangetroffen verdovende middelen komt de voorzieningenrechter, gezien de grote hoeveelheid aangetroffen drugs als ook de verschillende plaatsen waar de drugs is aangetroffen, niet aannemelijk voor. Zelfs als verzoekster geen verwijt gemaakt zou kunnen worden, is zij in elk geval als huurder van de woning verantwoordelijk voor wat er zich in haar woning afspeelt. Verzoeksters standpunt dat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt, kan de voorzieningenrechter dan ook niet volgen.
16. Verzoekster heeft verder aangevoerd dat bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting de aanwezigheid van haar minderjarige kind in aanmerking moet worden genomen. De enkele omstandigheid dat verzoekster moeilijk of geen vervangende woonruimte kan vinden is geen bijzondere omstandigheid. Ook de zorg over minderjarige kinderen wordt volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling niet zonder meer beschouwd als een bijzondere omstandigheid die maakt dat een woning niet mag worden gesloten. De Afdeling heeft in de uitspraak van 4 mei 2016 [1] , waarin ook de aanwezigheid van minderjarige kinderen een rol speelde, overwogen dat de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor de situatie waarin de kinderen zich bevinden en dat zij tevens zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte. In die zaak werd geoordeeld dat de burgemeester niet ten onrechte een groter gewicht heeft toegekend aan het algemeen belang dan aan het belang van de appellanten en hun minderjarige kinderen om in de woning te kunnen blijven wonen.
16.1. Ter zitting heeft verzoekster verteld dat het goed gaat met haar dochtertje en dat zij over is naar groep 6. De woning is om de hoek bij school en zij heeft vriendinnen in de buurt. Haar dochter heeft het nu moeilijk en zij huilt veel. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere omstandigheden op grond waarvan verzoekster en of haar kind specifiek verbonden zijn aan verblijf in de woning. Dat de situatie stressvol is voor de dochter van verzoekster neemt de voorzieningenrechter aan, maar de omschrijving van haar situatie legt onvoldoende gewicht in de schaal om te oordelen dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid.
16.2. De voorzieningenrechter acht verder van belang dat verweerder zich ervan vergewist heeft dat verzoekster en haar dochter niet op straat zullen komen te staan. Zo is gebleken dat verweerder het als verantwoordelijkheid heeft gezien om politie te verzoeken bij Veilig Thuis een zorgmelding te doen over het gezin, zodat de situatie bij de relevante instanties onder de aandacht wordt gebracht en een crisissituatie wordt voorkomen. Verzoekster kan verder via het telefoonnummer van Partners in Welzijn contact opnemen voor ondersteuning bij het vinden van vervangende woonruimte en/of andere problematiek. Daarnaast is een melding gemaakt bij Team Jeugd van de gemeente. Ter zitting is door partijen toegelicht dat het nog niet tot een concrete afspraak is gekomen, omdat verzoekster een eerdere afspraak heeft afgezegd.
16.3. Verzoekster heeft nog geen andere woning gevonden voor haarzelf en haar dochtertje. Verzoekster heeft ter zitting verteld dat haar dochtertje in geval van nood terecht kan bij haar grootouders in Susteren. Dat geldt niet voor verzoekster zelf. Verder heeft zij verklaard dat zij al 12 jaar ingeschreven staat bij Wonen Limburg en dat zij dagelijks naar woningen kijkt. Ze heeft nog geen urgentie. Zij staat vaak als eerste of tweede op de lijst. Zij is ook aan het kijken naar woningen op de particuliere markt. Verzoekster betaalt nu voor de huidige (particuliere) woning € 1000,- per maand aan huur. Het komt de voorzieningenrechter voor dat zij voor dat bedrag op de particuliere markt een andere woning zou moeten kunnen vinden.
16.4. Alhoewel de gedwongen verhuizing ongetwijfeld ingrijpend is voor de dochter van verzoekster, maakt dit, gelet op het hiervoor overwogene, niet dat de belangen van verzoekster en haar kind op dit moment zwaarder zouden moeten wegen dan het algemeen belang bij sluiting van de woning. Verweerder heeft de sluiting van de woning van verzoekster voor de duur van zes maanden evenredig kunnen achten.
Conclusie
17. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

18.De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

19.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Beckers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 29 juli 2022.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 13b
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
(…).
Damoclesbeleid Sittard-Geleen artikel 13b Opiumwet
Bij oplegging van een last onder bestuursdwang wordt de eigenaar en/ of huurder van de woning (…) gelast de woning te sluiten en gesloten te houden voor een bepaalde periode. (…). Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of evenredig is, bekeken worden welke andere bestuursrechtelijke maatregel dient te worden toegepast.
(…).
Indien bij een eerste constatering van een overtreding sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs (…) wordt de woning zonder waarschuwing gesloten voor de duur van zes maanden.