ECLI:NL:RBLIM:2022:5833

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
03/702630-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van een vals testament door een dochter van een dementerende moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het gebruikmaken van een vals testament. De verdachte, geboren in Duitsland in 1965, heeft op initiatief van een bevriende notaris een testament opgemaakt op naam van haar 76-jarige moeder, die lijdt aan dementie. De verdachte was zich bewust van de kwetsbare gezondheid van haar moeder en dat zij de taal van de akte niet sprak. Na het overlijden van haar moeder heeft de verdachte het testament gebruikt om de nalatenschap af te handelen, waarbij zij als enige begunstigde werd genoemd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van valsheid in geschrift, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de notaris. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse authentieke akte, wat resulteerde in een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de verdachte verweten dat zij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van haar moeder en dat zij haar eigen financiële belangen boven die van haar moeder heeft gesteld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702630-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juli 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F. Driessen, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juli 2022. Op 15 juli 2022 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De verdachte en haar raadsvrouw zijn tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven en na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd in een of meer authentieke akten;
Feit 2:opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze authentieke akten
(primair)dan wel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften
(subsidiair).

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 nietig moet worden verklaard. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 innerlijk tegenstrijdig is. In de tekst van de tenlastelegging worden namelijk zowel bestanddelen uit artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zoals het ‘valselijk opmaken’, als bestanddelen uit artikel 227 Sr, zoals ‘doen opmaken’, wat lijkt op ‘doen opnemen’, genoemd. Dit, terwijl artikel 225 Sr ziet op het valselijk opmaken en artikel 227 Sr op het doen opnemen van een valse opgave. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een verdachte ten aanzien van één feitelijke gedraging niet zowel pleger van artikel 225 Sr als pleger van artikel 227 Sr kan zijn. De tenlastelegging voldoet dan ook niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en moet nietig worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsvrouw moet worden verworpen. Daartoe hebben zij naar voren gebracht dat zij zich aansluiten bij de beslissing van de rechtbank van 9 december 2020 op het bezwaarschrift tegen de dagvaarding in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] . Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat de tenlastelegging gezien haar inhoud ziet op de delictsomschrijving overeenkomstig het bepaalde in de wetsartikelen 225 juncto 226 Sr en dat er geen sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid. Hoewel de officieren van justitie begrijpen dat bewoordingen in de tenlastelegging, zoals het ‘doen opmaken’ en ‘laten opmaken’, vragen oproepen bij de verdediging, benadrukken zij dat het openbaar ministerie weloverwogen de keuze heeft gemaakt de formulering ‘doen opnemen’ - die voorkomt in de wettekst van artikel 227 Sr - niet in de tenlastelegging op te nemen. Dit omdat het volgens de officieren van justitie nooit de bedoeling is geweest om artikel 227 Sr aan de verdachte ten laste te leggen. Van meet af aan heeft het openbaar ministerie beoogd om beide verdachten ter zake medeplegen van hetzelfde delict te vervolgen.
3.3
Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende feitelijk en duidelijk is als bedoeld in artikel 261 Sv. Hoewel er mogelijk sprake is van een tenlastelegging die zou kunnen zien op twee verwante strafbare feiten, maakt dit niet dat de feitelijke omschrijving onvoldoende duidelijk is en dat de verdachte niet heeft kunnen begrijpen wat haar verweten wordt. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van een obscuur libel. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit 1, het medeplegen van valsheid in geschrifte, hebben de officieren van justitie naar voren gebracht dat als een notaris voor iemand een algehele volmacht, een testament en een levenstestament opstelt zonder dat hij diens wilsbekwaamheid en vrije wilsvorming heeft vastgesteld, de akten daarmee per definitie vals zijn. De akten behelzen dan namelijk niet waarvan zij getuigen: de wilsbekwaamheid en vrije wilsvorming. Daarnaast bevatten de genoemde akten meerdere valsheden in de vorm van feitelijke onjuistheden. De verdachte heeft dit feit in een nauwe en bewuste samenwerking met de betreffende notaris gepleegd.
Ten aanzien van het medeplegen hebben de officieren van justitie naar voren gebracht dat hoewel de medeverdachte, als notaris zijnde, de meest zwaarwegende uitvoeringshandelingen heeft verricht, te weten het opstellen en passeren van de authentieke akten, de verdachte daarbij een zodanig initiërende en sturende rol heeft gehad, dat sprake was van een intellectuele en materiële bijdrage aan de totstandkoming van de akten. Daartoe hebben de officieren van justitie naar voren gebracht dat de verdachte de opdracht heeft gegeven tot het opmaken van het testament, levenstestament en algehele volmacht, dat de verdachte, en niet haar moeder, vervolgens de conceptakten heeft ontvangen en opzettelijk heeft nagelaten om de valsheden aan de orde te stellen en dat de verdachte, anders dan haar moeder, van meet af aan bij elke handeling in de totstandkoming van de akten aanwezig was.
Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde hebben de officieren van justitie naar voren gebracht dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van het testament om zich in Frankrijk te presenteren als enig erfgenaam. De verdachte heeft een erfrechtverklaring laten opmaken die ervan getuigt dat zij bij authentiek testament is aangewezen als enig erfgenaam. Zonder gebruik van het valse testament had deze verklaring niet opgesteld kunnen worden. De verdachte heeft deze verklaring vervolgens verstrekt aan een Franse notaris. Daarmee heeft zij opzettelijk gebruik gemaakt van een vals geschrift.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van valse akten. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen valsheden in de akten zijn opgenomen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat zij geen opzet had op een (eventuele) valsheid. De verdachte had geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de door de medeverdachte, zijnde een notaris, opgestelde akten. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier geen bewijs volgt voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de notaris.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte ervan mocht uitgaan dat het opgemaakte testament, het levenstestament en de volmacht rechtsgeldig waren en derhalve mochten worden gebruikt. Er was bovendien geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het gebruik maken van valse documenten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Korte inleiding
Op 3 september 2017 doorzocht de politie de woning van de verdachte en haar echtgenoot [naam 1] (hierna: [naam 1] ) aan de [adres 4] . Dit vond plaats in het kader van een strafrechtelijk onderzoek jegens [naam 1] . [2] In de woning werden onder meer afschriften van verschillende authentieke akten aangetroffen, te weten een testament, een algehele volmacht en een levenstestament op naam van [slachtoffer] , de op 29 juli 2016 overleden moeder van de verdachte. [3] Het betroffen drie getekende afschriften inclusief stempels van [medeverdachte] , notaris te Maastricht. Ook werd een declaratie van notariskantoor [medeverdachte] voor het laten opmaken van deze akten aangetroffen. [4]
Vervolgens diende de politie een aanvraag in tot doorzoeking van notariskantoor [medeverdachte] . Die doorzoeking vond plaats op 16 november 2017. [5]
4.3.2
De authentieke akten
Tijdens de doorzoeking van notariskantoor [medeverdachte] werden onder meer de volgende drie originele notariële akten aangetroffen, allen gepasseerd op 13 juni 2016:
- een testament op naam van mevrouw [slachtoffer] ; [6]
- een levenstestament op naam van mevrouw [slachtoffer] ; [7]
- een algehele volmacht op naam van mevrouw [slachtoffer] . [8]
In het testament en de algehele volmacht was opgenomen dat [slachtoffer] wenste dat [verdachte] als enig erfgenaam dan wel gevolmachtigde werd aangewezen. Verder was opgenomen dat
[slachtoffer] had verklaard dat zij de taal van de akten voldoende verstond en geen vertaling nodig had. [9]
In het levenstestament was opgenomen dat [slachtoffer] wenste dat [verdachte] als algemeen gevolmachtigde werd aangewezen en voor het geval [verdachte] hier geen gebruik van kon of wilde maken, [naam 1] werd aangewezen als algemeen gevolmachtigde. In deze akte was verder opgenomen dat [slachtoffer] de maatregelen in dit levenstestament trof om te voorkomen dat over haar goederen beschermingsbewind of mentorschap werd ingesteld, dat zij zo lang mogelijk thuis wilde blijven wonen en dat [slachtoffer] had verklaard dat zij de taal van de akte voldoende verstond en geen vertaling nodig had. [10]
4.3.3
Feit 1 – vrijspraak
Het openbaar ministerie heeft bij requisitoir uitdrukkelijk naar voren gebracht dat de verdachte onder feit 1 het medeplegen van valsheid in geschrifte wordt verweten en dat de tenlastelegging is gericht op artikel 225 juncto 226 van het Wetboek van Strafrecht. De verwijzing onderaan de tenlastelegging naar artikel 227 van het Wetboek van Strafrecht moet worden gezien als een verschrijving. Gelet op deze uitdrukkelijke stellingname van het openbaar ministerie zal de rechtbank beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van artikel 225 juncto 226 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte wordt onder dit feit verweten zich al dan niet samen met notaris [medeverdachte] schuldig te hebben gemaakt aan het valselijk opmaken van een drietal authentieke akten, te weten een testament, een levenstestament en een algehele volmacht op naam van [slachtoffer] .
Een akte is pas een authentieke akte als die door een daartoe bevoegd ambtenaar is opgemaakt, in casu een notaris. Dit brengt met zich dat het in deze zaak voor de verdachte, niet zijnde notaris, niet mogelijk is zelfstandig een drietal authentieke akten valselijk op te maken, maar slechts in samenwerking met notaris [medeverdachte] . Er dient aldus sprake te zijn geweest van een samenwerking tussen de verdachte en notaris [medeverdachte] die juridisch gezien kan worden gekwalificeerd als medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit eerst als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat het initiatief tot het laten opmaken van de drietal akten bij de verdachte heeft gelegen. De input die geleid heeft tot de opgestelde concepten werd geleverd door de verdachte. Op basis van deze informatie heeft notaris [medeverdachte] de conceptakten en daarna de definitieve akten opgesteld, zonder dat mevrouw [slachtoffer] voorafgaand aan het verlijden van de akten de mogelijkheid is geboden om van die inhoud (die haar wil diende te weerspiegelen) kennis te nemen. Op 13 juni 2016 zijn de akten in het bijzijn van de verdachte en haar echtgenoot met [slachtoffer] besproken en gepasseerd. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook een initiërende en sturende rol gehad bij de totstandkoming van de notariële akten.
De rechtbank stelt verder vast dat notaris [medeverdachte] bij de totstandkoming van de drie akten de plichten die in dat verband aan een notaris worden gesteld niet heeft nageleefd en hij niet met de in dit geval vereiste hoge mate van zorgvuldigheid heeft onderzocht of [slachtoffer] wilsbekwaam was en of zij haar wil vrij kon vormen en uiten, terwijl er onder meer gelet op haar leeftijd, kwetsbare gezondheid, dementie en onderbewindstelling alle reden was daaraan te twijfelen. Door dat na te laten, kon de notaris niet vaststellen wat de wil van [slachtoffer] was. Door desondanks toch in de drie authentieke akten op te nemen dat deze de wil van
[slachtoffer] behelsden, zonder dit op een onafhankelijke en deugdelijke manier vast te stellen, is sprake van een valse opgave door notaris [medeverdachte] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat notaris [medeverdachte] het testament, levenstestament en de algehele volmacht op naam van [slachtoffer] valselijk heeft opgemaakt. Door niet te onderzoeken of [slachtoffer] wilsbekwaam was en haar wil vrij kon vormen, terwijl er alle reden was daaraan te twijfelen, heeft notaris [medeverdachte] voorwaardelijk opzet gehad op het opnemen van valse opgaven.
Is er nu sprake van medeplegen? Voor medeplegen is weliswaar niet vereist dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering of van het vervullen van eenzelfde rol (die er hier ook niet is omdat het opmaken van een authentieke akte is voorbehouden aan een notaris), maar de verdachte moet wel opzet hebben gehad op de samenwerking met zijn medepleger. Met andere woorden: medeplegers werken willens en wetens samen bij het verrichten van de delicteuze gedraging. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende feiten en omstandigheden waaruit die bewuste samenwerking in dit geval is af te leiden, noch voorafgaand, noch na afloop van het opmaken van de akten. Niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een gezamenlijk vooropgezet plan, zodat naar het oordeel van de rechtbank het voor medeplegen vereiste bewijs van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking in dit geval ontbreekt.
Weliswaar zou de verdachte verweten kunnen worden dat zij onjuiste opgaven heeft doen opnemen in een authentieke akte, maar nu de officieren van justitie ter terechtzitting nadrukkelijk hebben aangegeven onder feit 1 niet het in artikel 227 lid 1 Sr vermelde strafbare feit te willen vervolgen, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om de onder feit 1 in de tenlastelegging genoemde bewoordingen thans te interpreteren als bedoeld in de zin van dat artikel.
De verdachte zal aldus worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
4.3.4
Feit 2
4.3.4.1 Verdere relevante feiten en omstandigheden
Vanaf 10 november 2015 verbleef [slachtoffer] bij Martha Flora te Maastricht, een verpleeghuis gespecialiseerd in ouderen met dementie. [11]
Op 6 december 2015 diende de verdachte een verzoek tot onderbewindstelling en instelling van mentorschap in bij de rechtbank Limburg. Bij de reden voor het verzoek vermeldde de verdachte dat [slachtoffer] als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat was ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen vanwege matige dementie, waarbij de rechtbank opmerkt dat het woord ‘duurzaam’ in voorgaande zin op het formulier met pen is onderstreept. [12]
Ter onderbouwing van dit verzoek liet de verdachte een tweetal brieven aan de kantonrechter te Maastricht toekomen. Deze brieven waren geschreven door [naam 1] , zijnde de echtgenoot van de verdachte en tevens de behandelend huisarts van [slachtoffer] . De eerste brief dateert van 6 december 2015 en had onder meer en zakelijk weergegeven de volgende inhoud: [13]
Vanwege matige dementie is het noodzakelijk dat Mw. [slachtoffer] onderbewindstelling en mentorschap krijgt.
De tweede brief dateert van 14 januari 2016 en had onder meer en zakelijk weergegeven de volgende inhoud: [14]
In verband met een verzoek voor onderbewindstelling van Mevrouw [slachtoffer] kan ik verklaren dat ze de Nederlandse taal niet machtig is en Frans niet meer wenst te begrijpen. Ze spreekt vloeiend Duits en begrijpt Engels. Tevens is haar dementie zodanig vergevorderd dat ik niet merk dat ze iets kan verklaren wat uw rechtbank van verdere feiten en inschattingen van dienst kan doen zijn. Mevrouw naar een zitting brengen of haar bezoeken is inderdaad een verspilling van tijd en energie van uw rechtbank.
In deze laatste brief werd door [naam 1] tevens een korte medische voorgeschiedenis van
[slachtoffer] opgenomen, onder meer bestaande uit de diagnose ‘Seniele dementie’. [15]
De locatiemanager van Martha Flora, [naam 2] , voorzag de rechtbank op 18 januari 2016 eveneens van een schrijven betreffende [slachtoffer] . In dit schrijven stond onder meer en zakelijk weergegeven het volgende vermeld: [16]
Naar aanleiding van uw schrijven willen wij bevestigen dat mevr. [verdachte] niet meer in staat is om een zitting bij te wonen of om gehoord te worden. Zie medische gegevens.
De kantonrechter benoemde naar aanleiding van bovenstaande verzoeken van de verdachte met ingang van 16 maart 2016 de verdachte als bewindvoerder en mentor van haar moeder [slachtoffer] . [17]
Op 13 juni 2016 vond op het kantoor van notaris [medeverdachte] in Maastricht het bespreken en het passeren van de onder 4.3.2 besproken authentieke akten plaats. Notaris [medeverdachte] heeft over de gang van zaken met betrekking tot het laten opmaken van deze akten onder meer en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [18]
Dochter en schoonzoon hebben contact met mij gezocht. Er is gesproken over wat er gemaakt moest worden: een duidelijke uiterste wilsbeschikking en de benodigde volmachten om de zaken voor mevrouw te kunnen regelen. Het initiatief tot het laten opmaken van een testament, een levenstestament en een volmacht is uitgegaan van [naam 3] en de familie. Met de familie bedoel ik [verdachte] en [naam 1] . We hebben overlegd wat er conform de aanwijzingen van [naam 3] geregeld zou moeten worden. Een testament, om de wettelijke erfopvolging vast te leggen. Die andere stukken zijn opgemaakt ter verzorging van de belangen van die mevrouw. De familie heeft daarom gevraagd. Vooral de dochter.
Op 13 juni 2016 heb ik die mevrouw ontvangen. Ik heb de aktes integraal met haar doorgenomen en daarna zijn ze getekend. Dit was bij mij op kantoor. Ze was samen met haar dochter en aanstaande schoonzoon. Ik weet dat mevrouw [verdachte] eerst onder bewindvoering in Frankrijk stond. Volgens mij is die bewindvoering in Frankrijk beëindigd en zou die overgedragen worden aan een Nederlandse bewindvoerder. Ik wist dat zij in een voogdijregeling zat. Dat is een bewindssituatie. Ik heb één keer met [slachtoffer] over haar testament en levenstestament gesproken en dat was tijdens het passeren van deze akten. Er is eerst overleg geweest met [naam 1] en [verdachte] naar aanleiding van de aanwijzingen van hun adviseur voor de Frankijkzaken en toen heb ik de standaardconcepten opgemaakt. Die heb ik gemaild naar [verdachte] . Van tevoren heb ik de akten niet met mevrouw doorgenomen. De concepten zijn via het e-mailadres van [verdachte] van tevoren ter beschikking gesteld. De concepten waren in het Nederlands. En toen dat akkoord was, is er een afspraak gemaakt en zijn die stukken integraal uitgelegd in het Duits. Aan mevrouw [verdachte] . En toen zijn ze getekend.
Ik heb de akte duidelijk uitgelegd in de Duitse taal. Ik weet niet hoe in de akte terecht is gekomen dat mevrouw [verdachte] de Nederlandse taal voldoende verstond. Ik heb [slachtoffer] niet onder vier ogen gesproken om te vragen wat haar wil was. Ze
(de rechtbank begrijpt: de verdachte en [naam 1] )hebben erbij gezeten. Het klopt dat ik mevrouw [verdachte] niet alleen heb gesproken. Het is een omissie van mijn kant dat ik niet heb vastgelegd dat ik de aktes met haar in het Duits heb besproken. Ik ben geen beëdigd tolk-vertaler. Ik weet niet of ze het niet kon lezen. Ik zeg niet dat ik de akten in het Duits heb voorgelezen. Ik heb het uitgelegd en toegelicht in het Duits.
[verdachte] heeft mij eens een brief gestuurd over haar moeder, maar ik weet niet wat ik met die brief kon op dat moment.
Tijdens de doorzoeking in het notariskantoor van notaris [medeverdachte] werd deze brief aangetroffen. Deze brief d.d. 22 mei 2016 was ondertekend met “groeten van een vermoeide [verdachte] ”. Deze brief had onder meer en zakelijk weergegeven de volgende inhoud: [19]
Vanaf 2013 werd ze begeleid met de diagnose dementie, waarbij er reeds in 2014 door hulpverleners overwogen werd om beschermingsmaatregelen aan de Franse rechtbank te vragen. Duidelijk werd dat ze op 7 verschillende adressen probeerden haar dementie te beheersen. Aan de voogd en de rechtbank van moeder maakten we duidelijk dat mijn partner [naam 1] , huisarts met ook specialisatie dementenzorg, en ik van inzicht waren dat ze beter af was bij ons in Maastricht te wonen. Na hun toestemming haalden we mijn moeder op en benutten het laatste vrije bed in Martha Flora Maastricht, per 11 november 2015. Per 18 maart 2016 erkende de Maastrichtse rechtbank mij als voogd, waarna een maand later de voogdij in Frankrijk formeel beëindigde.
De verdachte heeft bij de politie onder meer en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [20]
Ik sprak Duits met mijn moeder.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard bekend te zijn geweest met de inhoud van de voornoemde brieven die haar partner [naam 1] aan de rechtbank zond. Voorts heeft zij verklaard dat de brief aan de notaris over haar moeder was opgesteld door [naam 1] , maar dat deze met haar instemming onder haar naam is verzonden.
Op 29 juli 2016 overleed [slachtoffer] . Op 21 maart 2017 liet de verdachte aan de rechtbank Limburg weten dat er op dat moment werd getracht de erfenis van haar moeder notarieel af te handelen. [21]
De Franse notaris [naam 4] werd op 23 mei 2018 door de Franse politie gehoord. Hij verklaarde onder meer en zakelijk weergegeven het volgende: [22]
Ik werd bij de nalatenschap betrokken toen de dochter van mevrouw [slachtoffer] , [verdachte] , op 13 juni 2017 telefonisch contact met mij opnam om een afspraak te maken voor het regelen van de nalatenschap. Zij bevestigde mij per e-mail dat de afspraak op 29 juli 2017 om 10.00 uur zou plaatsvinden. Ik heb [verdachte] op deze datum voor het eerst ontmoet. Tijdens ons gesprek in juni verstrekte [verdachte] mij een in het Frans vertaald testament. In feite gaf zij mij niet echt een testament. Het was eerder een verklaring van erfrecht waaruit bleek dat [verdachte] de enige erfgenaam was. Het fiscale gedeelte van de nalatenschap is inmiddels geregeld, dat wil zeggen dat wij de successierechten aan de belastingdienst hebben voldaan (38.126 euro). Wij hebben de akte van bekendheid opgesteld en gedateerd om aan te geven dat [verdachte] erfgenaam is. Mijn laatste contact was in april 2018. Ik heb haar toen de voorlopige koopovereenkomst gestuurd en zij heeft deze documenten getekend in de loop van april 2018 en teruggezonden.
In het dossier bevindt zich verder een (vertaald naar het Nederlands) document met daarin onder meer een verklaring van erfrecht. Hierin wordt verwezen naar het testament op naam van [slachtoffer] dat op 13 juni 2016 door notaris [medeverdachte] is opgemaakt en waarin de verdachte als enig erfgenaam wordt aangewezen. [23]
4.3.5
Bewijsoverwegingen rechtbank feit 2
4.3.5.1 Wetenschap aan de zijde van de verdachte
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte wist of op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het om valse opgaven in authentieke akten ging.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte het initiatief tot het laten opmaken van de drietal akten heeft genomen en dat zij in dat kader informatie aan notaris [medeverdachte] heeft verstrekt. De conceptakten zijn vervolgens niet naar [slachtoffer] zelf, maar naar de verdachte gestuurd en het was de verdachte die samen met haar echtgenoot op 13 juni 2016 aanwezig was bij het bespreken en het passeren van de akten. Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het inschakelen van een notaris en de totstandkoming van de aktes. Wat wel blijkt, is dat de verdachte op de hoogte was van de verslechterende gezondheidstoestand van haar moeder. Het was immers de verdachte die voor haar moeder bewindvoering en mentorschap had aangevraagd, omdat haar moeder ten gevolge van haar dementie (duurzaam) niet meer in staat was ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Ook was de verdachte op de hoogte van de inhoud van de brieven aan de rechtbank van haar echtgenoot als behandelend huisarts en de brief van de locatiemanager van Martha Flora, waaruit blijkt dat [slachtoffer] de Nederlandse taal niet machtig was, dat haar dementie in januari 2016 zodanig vergevorderd was dat ze niets meer zou kunnen verklaren dat de rechtbank van verdere feiten en inschattingen van dienst kon zijn en dat zij als gevolg van haar medische toestand niet meer in staat was om een zitting bij te wonen of gehoord te worden. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat [slachtoffer] op 13 juni 2016 niet in staat was haar wil te bepalen omdat zij niet in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake en dat de verdachte dit wist. De verdachte wist dus ook dat de opgaven in de akten die zagen op een vertolking van de wil van haar moeder vals waren.
Ook wist de verdachte dat in de (Nederlandstalige) akten een feitelijke onjuistheid was opgenomen, te weten de opgave dat [slachtoffer] zou hebben verklaard dat zij de taal van de akten voldoende verstond en geen vertaling nodig had. De verdachte wist immers dat haar moeder de Nederlandse taal niet voldoende machtig was, daarom sprak zij – net als de notaris – Duits met haar moeder. De verdachte wist aldus ook ten aanzien van deze opgave dat het een valse opgave betrof.
4.3.5.1.1 Partiële vrijspraken
Voor wat betreft het in de aanhef van de akten opgenomen adres [adres 2] overweegt de rechtbank dat dit weliswaar een feitelijke onjuistheid betreft, maar dat uit het dossier niet blijkt dat deze opgave opzettelijk vals in de akten is opgenomen en de akte anderzijds ook niet bestemd is om ten bewijze van het woonadres van [slachtoffer] te worden gebruikt. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.5.2 Het opzettelijk gebruik maken door de verdachte
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer van deze valse authentieke akten.
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, vast dat de verdachte in het kader van de afhandeling van de nalatenschap van
[slachtoffer] in Frankrijk aan de aldaar werkzame notaris [naam 4] een verklaring van erfrecht heeft overhandigd, die zij kennelijk op grond van het testament heeft laten opmaken en waarna onder andere het fiscale gedeelte van de nalatenschap is geregeld.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een authentieke akte, zijnde een testament op naam van [slachtoffer] , door deze akte in te brengen als bewijsstuk in de afhandeling van de nalatenschap van [slachtoffer] en op basis van het testament een verklaring van erfrecht heeft laten opstellen. Nu door het gebruik van de akte sprake was van misleiding met als doel te bewerkstelligen dat de verdachte als enige erfgenaam alle eigendommen van [slachtoffer] zou erven, is daarmee het opzet op het gebruik gegeven.
4.3.5.2.1 Partiële vrijspraak
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een levenstestament op naam van [slachtoffer] of een algehele volmacht op naam van [slachtoffer] . De verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 2 primair
in de periode van 13 juni 2016 tot en met heden, in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een authentieke akte, waarin valse opgave is gedaan aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, te weten
een testament op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en gepasseerd door [medeverdachte] , notaris te Maastricht en als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, bestaande dat gebruik maken hierin dat zij voornoemde akte heeft ingebracht als bewijsstuk voor de afhandeling van de nalatenschap van mevrouw [slachtoffer] en op basis van het testament een verklaring van erfrecht heeft laten opstellen en bestaande die valse opgave hierin dat [slachtoffer] wenste dat [verdachte] als (enig) erfgenaam werd aangewezen, terwijl de (laatste) wilsbepaling van mevrouw [slachtoffer] niet is vastgesteld en (onder het kopje "Geen tolk/vertaling") van genoemde akte dat mevrouw [slachtoffer] de Nederlandse taal voldoende verstaat, terwijl zij, verdachte, wist dat mevrouw [slachtoffer] de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerste.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders ten laste is gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 2 primair
opzettelijk gebruik maken van een valse authentieke akte, als bedoeld in artikel 227, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben op grond van hetgeen zij bewezen hebben geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het handelen door de verdachte
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruikmaken van een vals testament. Op initiatief van de verdachte is door een bevriende notaris een testament op naam van haar moeder opgemaakt, zijnde een 76-jarige dementerende vrouw. De verdachte wist dat de gezondheidssituatie van haar moeder ernstig was aangetast, dat zij dementerend was en dat zij de taal waarin de akte was opgemaakt niet sprak. Ook wist de verdachte dat de akte slechts eenmaal met haar moeder was besproken, waarbij zij nota bene zelf aanwezig was geweest. Na het overlijden van haar moeder heeft de verdachte het testament – waarin zij als enige begunstigde werd genoemd – gebruikt om de nalatenschap van haar moeder af te handelen.
De verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van haar eigen moeder. Haar moeder, over wie de zorg op verzoek van de verdachte door de rechtbank aan haar was toevertrouwd als mentor en bewindvoerder. Juist omdat zij volgens de verdachte niet meer in staat was om haar belangen ten volle te overzien en wier dementie volgens de huisarts en partner van de verdachte zodanig ver gevorderd was dat hij de rechtbank berichtte dat hij niet merkte dat zij nog iets kon verklaren dat de rechtbank van verdere feiten en inschattingen van dienst kon zijn. Dat onder dergelijke omstandigheden alsnog een testament wordt verleden, dat vervolgens door de verdachte wordt gebruikt om als begunstigde de nalatenschap af te handelen, is niet de bescherming die [slachtoffer] in de laatste levensfase van haar bewindvoerder mocht verwachten, maar laat zien dat de verdachte op dat moment in tijd kennelijk enkel oog heeft gehad voor haar eigen financiële belangen.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij zich bij het plegen van het feit heeft laten leiden door geldelijk gewin en persoonlijke belangen. Daarnaast heeft de verdachte door haar handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de opgaven opgenomen in een authentieke akte.
De rechtbank rekent het de verdachte voorts aan dat zij op geen enkele manier verantwoordelijkheid voor haar daden heeft genomen en kennelijk de laakbaarheid van haar eigen handelen niet inziet.
Strafverminderende factoren
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 18 maart 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in deze zaak is overschreden. Wat in een zaak een redelijke termijn is, is afhankelijk van onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of diens advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een strafzaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM van kracht is geworden, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden (HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358). Op 3 september 2017 vond de doorzoeking in de woning van de verdachte plaats en op 6 februari 2018 is de verdachte voor de eerste keer (als getuige) verhoord. De rechtbank is van oordeel dat vanaf dit eerste verhoor de op de redelijkheid daarvan te beoordelen termijn een aanvang heeft genomen. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn op dit moment met ongeveer twee jaar is overschreden, zodat strafvermindering op zijn plaats is.
Welke straf is passend?
De ernst van het handelen van de verdachte rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank echter aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken en de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Ofschoon de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat een stevig signaal moet worden afgegeven, acht de rechtbank, rekening houdend met alle omstandigheden, de hoogte van de door de officieren van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf te hoog. Bovendien acht de rechtbank minder feiten bewezen. Daarnaast acht de rechtbank het passend aan de verdachte een taakstraf voor de maximale duur op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank passend de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren in combinatie met een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 227 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 2 primair tot een gevangenisstraf van 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • veroordeelt de verdachte voor feit 2 primair tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken en
mr. A.F. Stuurman, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juli 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 15 december 2015 tot en met 13 juni 2016 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer authentieke akte(n), te weten:
  • een testament op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en/of
  • een algehele volmacht op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en/of
  • een levenstestament op naam ven mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016,
zijnde telkens (een) authentieke akte(n) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken, zulks met het oogmerk om die akte(n) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, als ware haar/hun opgave(s) in overeenstemming met de waarheid,
en bestaande die valsheid hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) in het testament en de algehele volmacht voornoemd, heeft/hebben opgenomen danwel laten opnemen dat:
[slachtoffer] wenste dat [verdachte] als (enig) erfgenaam en/of gevolmachtigde werd aangewezen, terwijl op geen enkel moment de (laatste) wilsbepaling van mevrouw [slachtoffer] onafhankelijk en deugdelijk is vastgesteld en/of
(in de aanhef van genoemde akte(n)), dat mevrouw [slachtoffer] woonachtig was op de [adres 2] , terwijl zij blijkens de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie sinds 23 mei 2016 was ingeschreven op het adres [adres 3] (Martha Flora) en/of
(onder het kopje "Geen tolk/vertaling") van genoemde akte(n) dat mevrouw [slachtoffer] de Nederlandse taal voldoende verstaat, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist/wisten dat mevrouw [slachtoffer] de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerste en/of
bestaande die valsheid hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) in het levenstestament voornoemd, heeft/hebben opgenomen dan wel laten opnemen dat:
[slachtoffer] wenste dat [verdachte] als algemeen gevolmachtigde (inclusief medische
aangelegenheden) werd aangewezen en voor het geval [verdachte] geen gebruik kan of wil maken van haar volmacht, de heer [naam 1] werd aangewezen tot algemeen gevolmachtigde (inclusief medische aangelegenheden), terwijl op geen enkel moment de (laatste) wilsbepaling van mevrouw [slachtoffer] onafhankelijk en deugdelijk is vastgesteld en/of
(onder het kopje "doel van dit levenstestament") dat mevrouw [slachtoffer] de maatregelen genoemd in het levenstestament treft om te voorkomen dat over haar goederen beschermingsbewind of ten behoeve van haar persoon mentorschap wordt ingesteld, terwijl zij op 13 juni 2016 reeds onder bewindvoering en mentorschap was geplaatst en/of
(onder het kopje "Woning") dat mevrouw [slachtoffer] zo lang mogelijk thuis wilde blijven wonen, zulks terwijl zij op 13 juni 2016 reeds woonachtig was in het verpleeghuis Martha Flora, en/of
(onder het kopje "medische aangelegenheden) dat de volmacht ook geldt voor "beslissingen over plaatsing in. Medische en/of verzorginstellingen", zulks terwijl zij op 13 juni 2016 reeds woonachtig was in het verpleeghuis Martha Flora en/of
(in de aanhef van genoemde akte(n)), dat mevrouw [slachtoffer] woonachtig was op de [adres 2] , terwijl zij blijkens de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie sinds 23 mei 2016 was ingeschreven op het adres [adres 3] (Martha Flora) en/of
(onder het kopje "Geen tolk/vertaling") van genoemde akte(n) dat mevrouw [slachtoffer] de Nederlandse taal voldoende verstaat, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat mevrouw [slachtoffer] de Nederlandse taal niet voldoende beheerste;
2.
zij in of omstreeks de periode van 13 juni 2016 tot en met heden, althans 29 juni 2017, in de gemeente Maastricht, althans in Nederland en/of Frankrijk, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer authentieke akte(n), waarin valse opgave is gedaan aangaande een feit van welks waarheid de akte(n) moet(en) doen blijken, te weten
  • een testament op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en gepasseerd door [medeverdachte] , notaris te Maastricht en/of
  • een levenstestament op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en gepasseerd door [medeverdachte] , notaris te Maastricht en/of
  • een algehele volmacht op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en gepasseerd door [medeverdachte] , notaris te Maastricht
als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, bestaande dat gebruik maken hierin dat zij voornoemde akte(n) heeft ingebracht als bewijsstuk(ken) voor het handelen
bij algemene volmacht (inclusief medische aangelegenheden) en/of in de afhandeling van de nalatenschap van mevrouw [slachtoffer] en/of op basis van het testament een verklaring van erfrecht heeft laten opstellen
en bestaande die valse opgave hierin dat
[slachtoffer] wenste dat [verdachte] als (enig) erfgenaam en/of gevolmachtigde werd aangewezen, terwijl op geen enkel moment de (laatste) wilsbepaling van mevrouw [slachtoffer] onafhankelijk en deugdelijk is vastgesteld en/of
(in de aanhef van genoemde akte(n)), dat mevrouw [slachtoffer] woonachtig was op de [adres 2] , terwijl zij blijkend de gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie sinds 23 mei 2016 was ingeschreven op het adres [adres 3] (Martha Flora) en/of
(onder het kopje “Geen tolk/vertaling”) van genoemde akte(n) dat mevrouw [slachtoffer]
de Nederlandse taal voldoende verstaat, terwijl zij, verdachte wist dat mevrouw
[slachtoffer] de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerste en/of
bestaande die valsheid hierin dat zij, verdachte het levenstestament voornoemd,
heeft opgenomen dan wel laten opnemen dat:
[slachtoffer] wenste dat [verdachte] als algemeen gevolmachtigde ( inclusief medische
aangelegenheden) werd aangewezen en voor het geval [verdachte] geen gebruik kan
of wil maken van haar volmacht, de heer [naam 1] werd aangewezen tot
algemeen gevolmachtigde (inclusief medische aangelegenheden), terwijl op geen
enkel moment de (laatste) wilsbepaling van mevrouw [slachtoffer] onafhankelijk en
deugdelijk is vastgesteld en/of
(onder het kopje “doel van dit levenstestament”) dat mevrouw [slachtoffer] de
maatregelen genoemd in het levenstestament treft om te voorkomen dat over haar
goederen beschermingsbewind of ten behoeve van haar persoon mentorschap
wordt ingesteld, terwijl zij op 13juni 2016 reeds onder bewindvoering en
mentorschap was geplaatst
subsidiair, voor zover het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet leidt tot een
bewezenverklaring:
zij in of omstreeks de periode van 13 juni 2016 tot en met heden in de gemeente Maastricht, althans in Nederland en/of Frankrijk, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valse geschriften, te weten
  • een testament op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en gepasseerd door [medeverdachte] , notaris te Maastricht en/of
  • een levenstestament op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en gepasseerd door [medeverdachte] , notaris te Maastricht en/of
  • een algehele volmacht op naam van mevrouw [slachtoffer] , gedateerd 13 juni 2016 en gepasseerd door [medeverdachte] , notaris te Maastricht,
als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, bestaande dat gebruik maken hierin dat zij voornoemde akte(n) heeft ingebracht als bewijsstuk(ken) voor het handelen bij algemene volmacht (inclusief medische aangelegenheden) en/of in de afhandeling van de nalatenschap van mevrouw [slachtoffer] en/of op basis van het testament een verklaring van erfrecht heeft laten opstellen, en bestaande die valsheid hierin dat
[slachtoffer] wenste dat [verdachte] als (enig) erfgenaam en/of gevolmachtigde werd aangewezen, terwijl op geen enkel moment de (laatste) wilsbepaling van mevrouw [slachtoffer] onafhankelijk en deugdelijk is vastgesteld en/of
(in de aanhef van genoemde akte(n)), dat mevrouw [slachtoffer] woonachtig was op
de [adres 2] , terwijl zij blijkens de gegevens uit
de Gemeentelijke Basisadministratie sinds 23 mei 2016 was ingeschreven op het
adres [adres 3] (Martha Flora) en/of
(onder het kopje “Geen tolk/vertaling”) van genoemde akte(n) dat mevrouw [slachtoffer]
de Nederlandse taal voldoende verstaat, terwijl zij, verdachte wist dat mevrouw [slachtoffer] de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerste en/of
bestaande die valsheid hierin dat zij, verdachte in het levenstestament voornoemd,
heeft opgenomen dan wel laten opnemen dat:
[slachtoffer] wenste dat [verdachte] als algemeen gevolmachtigde (inclusief medische
aangelegenheden) werd aangewezen en voor het geval [verdachte] geen gebruik kan
of wil maken van haar volmacht, de heer [naam 1] werd aangewezen tot
algemeen gevolmachtigde (inclusief medische aangelegenheden), terwijl op geen
enkel moment de (laatste) wilsbepaling van mevrouw [slachtoffer] onafhankelijk en
deugdelijk is vastgesteld en/of
(onder het kopje “doel van dit levenstestament”) dat mevrouw [slachtoffer] de
maatregelen genoemd in het levenstestament treft om te voorkomen dat over haar
goederen beschermingsbewind of ten behoeve van haar persoon mentorschap
wordt ingesteld, terwijl zij op 13 juni 2016 reeds onder bewindvoering en
mentorschap was geplaatst
althans (telkens) opzettelijk die geschriften heeft afgeleverd en/of voorhanden
gehad en/of heeft doen afleveren, terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die akte(n) bestemd was/waren voor zodanig gebruik.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 12 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1279.
2.Proces-verbaal van doorzoeking en binnentreden in woning d.d. 4 september 2017, pagina’s 563 en 564.
3.Schriftelijke bescheiden, pagina’s 746 tot en met 759.
4.Schriftelijk bescheid, pagina 738.
5.Proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van rc-zoeking bij notaris [medeverdachte] te Maastricht d.d. 16 januari 2018, pagina’s 64 tot en met 68.
6.Schriftelijk bescheid, pagina’s 84 tot en met 87.
7.Schriftelijk bescheid, pagina’s 88 tot en met 97.
8.Schriftelijk bescheid, pagina’s 98 tot en met 100.
9.Schriftelijk bescheid, pagina’s 84 tot en met 87 en schriftelijk bescheid, pagina’s 98 tot en met 100.
10.Schriftelijk bescheid, pagina’s 88 tot en met 97.
11.Stamproces-verbaal, pagina 35.
12.Schriftelijk bescheid, pagina’s 611 tot en met 618.
13.Schriftelijk bescheid, pagina 621.
14.Schriftelijk bescheid, pagina 622.
15.Schriftelijk bescheid, pagina 622.
16.Schriftelijk bescheid, pagina 623.
17.Beschikking van de rechtbank Limburg d.d. 9 maart 2016, pagina’s 609 en 610.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 februari 2018, pagina’s 933 tot en met 1017 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 mei 2019, pagina 1090 tot en met 1112.
19.Schriftelijk bescheid, pagina’s 79 en 80.
20.Proces-verbaal verhoor getuige [verdachte] d.d. 6 februari 2018, pagina’s 676 tot en met 678 en proces-verbaal telefonisch contact getuige [verdachte] d.d. 6 februari 2018, pagina 679.
21.Schriftelijk bescheid, pagina 628.
22.Proces-verbaal verhoor [naam 4] d.d. 23 mei 2018, pagina’s 780 tot en met 783.
23.Schriftelijke bescheiden, pagina’s 104 tot en met 113.