In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in een ontuchtzaak waarbij de verdachte, een 19-jarige man, werd beschuldigd van het plegen van ontucht met een 14-jarig meisje. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte seks heeft gehad met het slachtoffer, waarbij de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar werd beschouwd. Deze verklaring werd ondersteund door DNA-bewijs en getuigenverklaringen van vriendinnen van het slachtoffer. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 180 uren op, evenals een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het slachtoffer recht had op schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 juli 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de verdachte ontucht had gepleegd, wat door de rechtbank werd bevestigd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder DNA-analyses en getuigenverklaringen, voldoende steun boden voor de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, vooral gezien de jonge leeftijd van het slachtoffer en de impact die het feit op haar had gehad. De rechtbank besloot dat de verdachte niet kon ontsnappen aan een gevangenisstraf, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, beter had moeten weten en dat zijn handelen de seksuele integriteit van het slachtoffer ernstig had geschonden. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op om de verdachte te ontmoedigen om opnieuw strafbare feiten te plegen. De benadeelde partij, het slachtoffer, had zich gevoegd in het strafproces en vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de vordering voor immateriële schade gematigd moest worden, maar dat de materiële schade volledig toewijsbaar was. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding via de Staat kon ontvangen.