ECLI:NL:RBLIM:2022:5752

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
C/03/306691 / HA RK 22-176
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 30 juni 2022 een verzoek tot wraking ingediend door verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], tegen de rechters mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M.M. Kleijkers en mr. M.A. Teeuwissen. Het verzoek tot wraking volgde op een eerdere civiele procedure tussen LEASEPLAN NEDERLAND N.V. en de verzoekers, waarbij de verzoekers op 18 mei 2022 een e-mail hebben gestuurd naar de griffie met het verzoek tot wraking. De verzoekers gaven aan van 24 juni tot en met 8 juli 2022 verhinderd te zijn, maar de wrakingskamer besloot dat de zitting op 30 juni 2022 zou doorgaan. Op 24 juni 2022 hebben de verzoekers opnieuw de griffie benaderd om hun wrakingsverzoek te bevestigen, nu de wrakingskamer geen rekening hield met hun verhindering.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat het enkele feit dat de voorzitter van de wrakingskamer geen rekening hield met de verhindering van de verzoekers, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Het verzoek werd daarom kennelijk ongegrond verklaard, en er vond geen zitting plaats over het verzoek. De wrakingskamer gaf aan dat er wel rekening gehouden diende te worden met de verhindering van de verzoekers bij het plannen van een nieuwe zitting voor de behandeling van het wrakingsverzoek, die na 8 juli 2022 zou moeten plaatsvinden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/306691 / HA RK 22-176
Beslissing van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker 1],
wonende te [woonplaats]
en
[verzoeker 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: verzoekers,
dat strekt tot wraking van mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M.M. Kleijkers en
mr. M.A. Teeuwissen, rechters in de rechtbank Limburg, verder te noemen de rechters.

1.De procedure

Op 18 mei 2022 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoekers [verzoeker 1] / [verzoeker 2] inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 8977835 CV EXPL 21-293 tussen LEASEPLAN NEDERLAND N.V. als eisende partij en verzoekers [verzoeker 1] / [verzoeker 2] als gedaagde partij.
Verzoekers hebben de griffie op 22 juni 2022 per e-mail schriftelijk bericht dat zij van 24 juni tot en met 8 juli 2022 verhinderd zijn met de vraag of er in overleg een nieuwe datum bepaald kan worden.
De wrakingskamer heeft bepaald dat de datum van de zitting op 30 juni 2022 gehandhaafd blijft.
Verzoekers hebben de griffie op 24 juni 2022 per e-mail schriftelijk bericht dat zij, nu de wrakingskamer voorbijgaat aan hun verlofopgave de rechters van de wrakingskamer wraken.

2.De beoordeling

Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
Ingevolge artikel 4 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren.
De wrakingskamer overweegt dat uit het enkele feit dat de voorzitter van de wrakingskamer niet genegen is geweest rekening te houden met de verhinderdata van de indiener van het wrakingsverzoek, onmogelijk de vooringenomenheid van die rechter ten aanzien van de inhoud van de te behandelen zaak kan worden afgeleid, noch de schijn daarvan. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Op grond van het bepaalde in artikel 4 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg wordt, in geval van een kennelijke ongegrondheid, het verzoek niet op een zitting van de wrakingskamer behandeld. Er vindt daarom geen zitting over dit verzoek plaats.
Een en ander neemt niet weg dat het in de rede ligt wel rekening te houden met de verhinderdata van de indiener, nu ook rekening is gehouden met de vakantieperiode van de rechter tegen wie het initiële wrakingsverzoek is ingediend. Er dient daarom een nieuwe datum voor de behandeling van dat verzoek bepaald te worden, gelegen ná 8 juli 2022.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.P. van Deventer, mr. T.M. Schelfhout en mr. A.K. Kleine en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: