ECLI:NL:RBLIM:2022:573

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
03/721343-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van betrokkenheid bij criminele organisatie en handel in hennepstekken

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Duitsland in 1967, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als lid van een criminele organisatie betrokken was bij de handel in hennepstekken. De verdachte stelde zijn loods ter beschikking voor de ontvangst van afnemers en leveranciers van hennepstekken. Daarnaast heeft hij een voorbereidingshandeling gepleegd door hennepstekken voorhanden te hebben die bestemd waren voor de beroepsmatige hennepteelt. Tevens is bewezen dat de verdachte harddrugs, waaronder GHB, amfetamine en MDMA, in de woning van zijn toenmalige vriendin aanwezig had. De rechtbank heeft een taakstraf van 180 uren opgelegd, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de taakstraf gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte is bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16, 17 en 22 november 2021, waarna op 13 januari 2022 het onderzoek is gesloten en op 27 januari 2022 uitspraak is gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/721343-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum 1] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16, 17 en 22 november 2021. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 13 januari 2022, waarna op 27 januari 2022 uitspraak is gedaan.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
Feit 1: in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 al dan niet samen met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, grote hoeveelheden hennepstekken heeft geteeld, dan wel daarin heeft gehandeld of deze aanwezig heeft gehad;
Feit 2: in de periode 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 al dan niet samen met anderen stoffen, voorwerpen, voertuigen en een ruimte te koop heeft aangeboden en/of voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren om beroepsmatig, bedrijfsmatig of op grote schaal hennep te telen;
Feit 3: in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet;
Feit 4:al dan niet samen met anderen GHB, amfetamine en MDMA aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met de medeverdachten [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 5] en [verdachte 7] [1] heeft gehandeld in hennepstekken, zoals ten laste is gelegd onder feit 1. Voor het bewijs heeft de officier van justitie zich gebaseerd op:
- de verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting dat hij heeft gehandeld in hennepstekken en dat de levering van de hennepstekken aanvankelijk bij hem thuis plaats vond en later in de loods aan de [adres loods 1] te Geleen;
- de verklaring van [verdachte 6] dat hij 4 of 5 keer hennepstekken aan [verdachte 1] heeft verkocht;
-de tapgesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] ;
- de tapgesprekken en sms-berichten tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] ;
- de observaties bij de woning van de medeverdachte [verdachte 3] en de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, waarbij [verdachte 3] , [verdachte] , [verdachte 5] en [verdachte 6] zijn gezien, in het bijzonder de observaties op 26 oktober 2018 en 2, 9 en 16 november 2018 bij de loods van [verdachte] aan de [adres loods 1] te Schinveld; daar wordt onder andere gezien dat [verdachte 5] (de chauffeur van [verdachte 3] ) de loods op de eerste drie data kortstondig bezoekt en daar kennelijk iets aflevert, dat [verdachte 6] daar kortstondig is en dat meerdere mensen de loods bezoeken, kennelijk om iets op te halen. [verdachte] wordt bij al deze observaties steeds bij de loods gezien;
- de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dat zij hennepstekken hebben besteld bij [winkel] , de stekken hebben opgehaald bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld en bij hen op 20 november 2018 ook hennepplantages zijn aangetroffen;
- het aantreffen van 90 hennepstekken in de loods van [verdachte] aan de [adres loods 1] te Schinveld op 20 november 2018;
- de tapgesprekken tussen [verdachte] en [verdachte 1] ;
- de tapgesprekken tussen [verdachte 7] en [verdachte 1] .
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen kan worden, zodat [verdachte] daarvan moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat [verdachte] als uitvoerder/tussenpersoon, samen met [verdachte 1] (leider), [verdachte 2] (werknemer bij [winkel] en vervoerder van hennepstekken), [verdachte 3] (leverancier van stekken), [naam 2] (afnemer van stekken), [verdachte 6] (leverancier van stekken), [verdachte 5] (vervoerder van stekken), [verdachte 7] (zzp’er bij [winkel] ) en [medeverdachte 1] (werknemer bij [winkel] ), heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals ten laste is gelegd onder feit 3. Er was sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. Door deze criminele organisatie werden verschillende diensten aangeboden. Eén onderdeel van de organisatie hield zich bezig met de handel in hennepstekken en het andere onderdeel van de organisatie hield zich bezig met het leveren van goederen en stoffen voor de grootschalige en/of bedrijfsmatige teelt van hennep. [verdachte] hield zich binnen deze organisatie alleen bezig met de handel in hennepstekken. Dit volgt uit hetgeen door de officier van justitie ten aanzien van feit 1 is betoogd.
Ten slotte acht de officier van justitie bewezen dat [verdachte] op 20 november 2018 in de woning van zijn toenmalige vriendin, [verdachte 8] , aan de [adres 4] te Schinveld, waar hij ook verbleef, GHB, amfetamine en MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad. In een nachtkastje op hun slaapkamer zijn 12 pillen aangetroffen. Deze pillen bevatten MDMA. In de kledingkast zijn twee flessen met vloeistof aangetroffen, één fles met GHB en één fles met GHB, MDMA en amfetamine. [verdachte] heeft verklaard dat de pillen en de flessen van hem zijn. Gelet op het feit dat de flessen en de pillen goed zichtbaar waren bij het openen van het nachtkastje respectievelijk de kledingkast alsmede het feit dat [verdachte] heeft verklaard dat de relatie tussen hem en medeverdachte [verdachte 8] is beëindigd omdat zij “die rotzooi niet meer in huis wilde hebben”, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat [verdachte] de drugs tezamen en in vereniging met [verdachte 8] opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft over feit 1 aangevoerd dat [verdachte] geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de handel in hennepstekken. Hij heeft altijd in de veronderstelling verkeerd dat de dozen die in zijn loods werden overgedragen, hondenvoer bevatten. Hij heeft dit ook gecontroleerd door in enkele dozen te kijken. Daarin zat ook hondenvoer. [verdachte] is sinds oktober 2018 aanwezig geweest bij de loods op de [adres loods 1] te Schinveld. Een andere bijdrage dan het openen en het sluiten van de loods heeft [verdachte] nooit geleverd. [verdachte] wordt blijkens een proces-verbaal van observatie op 16 november 2018 één maal gezien in Kerkdriel, maar uit deze observatie blijkt niet dat hij die dag bij medeverdachten is geweest, laat staan dat hij hennepstekken heeft gehaald bij een van de medeverdachten om die vervolgens naar zijn loods in Schinveld te vervoeren. Evenmin kan worden bewezen dat [verdachte] hennepstekken opzettelijk heeft verkocht dan wel verstrekt. Uit de tapgesprekken blijkt dat een persoon bij [verdachte] is langs geweest voor spatborden en een ‘grote hond’, maar hieruit volgt niet dat [verdachte] hennepstekken heeft verkocht. [verdachte 1] heeft dit, voor zover hij zich dit kon herinneren, bevestigd. [verdachte] heeft bekend dat de op 20 november 2018 in de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld aangetroffen hennepstekken van hem waren, maar dit is geen grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat [verdachte] opzettelijk grote hoeveelheden hennepstekken aanwezig heeft gehad. [verdachte] moet, gelet op het voorgaande, van feit 1 worden vrijgesproken.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 2, omdat niet bewezen is dat [verdachte] medepleger was van de voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, zoals ten laste is gelegd onder feit 2. Het openen en sluiten van zijn loods en de beperkte hoeveelheid stekken die in deze loods is aangetroffen, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Gelet op hetgeen door de raadsman is aangevoerd over de feiten 1 en 2 kan niet worden bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals ten laste is gelegd onder 3.
Ten slotte heeft de raadsman over feit 4 aangevoerd dat [verdachte] niet 1158 gram harddrugs aanwezig heeft gehad, maar slechts 96 gram. [verdachte] zou 773 gram GHB aanwezig hebben gehad in een 1 liter fles. Deze was voor ongeveer de helft gevuld met een waterige vloeistof. De fles had een brutogewicht van 773 gram. Gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten), waarin is bepaald dat 1 pil of 5 ml gelijk staat aan 0,5 gram harddrugs, zou er (ervan uitgaande dat er maximaal 600 ml vloeistof – iets meer dan de helft – in de fles zat), maximaal 60 gram GHB in deze fles aanwezig zijn. De andere fles was een 1,5 liter fles met een brutogewicht van 379 gram. Deze fles was voor 1/5 gevuld met roze vloeistof. Dit betekent dat er maximaal 300 ml vloeistof in de fles aanwezig was, hetgeen gelet op de LOVS-oriëntatiepunten gelijk staat aan 30 gram GHB. De aangetroffen 12 pillen staan gelijk aan 6 gram. Gelet op het voorgaande kan niet worden bewezen dat [verdachte] 1158 gram harddrugs aanwezig heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Leeswijzer
Het onderzoek TOL46 heeft 11 verdachten opgeleverd die deel zouden uitmaken van een crimineel samenwerkingsverband. Bij het opstellen van de vonnissen van de verdachten heeft de rechtbank een overzicht van de bewijsmiddelen en bewezenverklaring opgesteld dat op meerdere verdachten betrekking heeft. Dat overzicht is hierna integraal opgenomen. Hieruit blijkt niet alleen de rol van [verdachte] , de verdachte in deze zaak, maar ook die van zijn medeverdachten. Bij het lezen van dit vonnis en het volgen van de motivering zijn sommige onderdelen van minder of geen belang voor [verdachte] .
Inleiding
In de periode tussen januari 2017 en maart 2018 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie binnengekomen die erop neer kwam dat [verdachte 1] vanuit zijn winkel [winkel] en vanuit een loods achter zijn woning op grote schaal hennepstekken verkocht. Deze TCI-informatie was aanleiding voor de politie om onderzoek te doen naar [verdachte 1] . In het kader daarvan hebben onder meer observaties plaatsgevonden, zijn telefoonlijnen afgeluisterd en hebben, op 20 november 2018, op diverse locaties doorzoekingen plaatsgevonden.
Handel in hennepstekken(feit 1)
De verklaring van [verdachte 1] ter terechtzitting
Ter terechtzitting van 16 november 2021 heeft [verdachte 1] een verklaring afgelegd. Daarin heeft hij onder meer verklaard dat hij hennepstekken is gaan (door)verkopen vanuit [winkel] , omdat er vanaf 2017 vraag naar was bij klanten van [winkel] . Hij heeft daarom verschillende personen benaderd om te bezien of die hem hennepstekken konden leveren. Aanvankelijk gebeurde het afleveren van de hennepstekken vanuit zijn woning, maar omdat hij op 20 september 2018 het idee had dat er iets niet in de haak was, heeft hij een nieuwe afleverlocatie gezocht. Dat was de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. [3]
Observaties van de woning van [verdachte 1] ( [adres 1] te Sittard)
Naar aanleiding van de TCI-meldingen werden camera’s bij de woning van [verdachte 1] aan de [adres 1] te Sittard geplaatst en werden de telefoons van [verdachte 1] en [verdachte 2] getapt. [4] Voorts werd [verdachte 2] geobserveerd en werd zijn voertuig, een Fiat Fiorino met kenteken [kenteken 1] , voorzien van een peilbaken. [5] Uit het peilbaken bleek dat [verdachte 2] zeer regelmatig de woning van [verdachte 1] bezocht. Uit de camera-observaties, die tussen 1 juni 2018 en 29 juni 2018 hebben plaatsgevonden, is gebleken dat er op dinsdag- en vrijdagavonden, soms meerdere keren per dag, auto’s het terrein van [verdachte 1] aan de [adres 1] te Sittard op- en afreden. Tijdens de observaties werd gezien dat [verdachte 2] telkens zijn auto vanaf de openbare weg aan de voorzijde van de woning van [verdachte 1] naar de achterzijde van de woning reed, om zijn auto enkele minuten later weer op de openbare weg te parkeren. [6]
[verdachte 1] heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat (een deel van) wat tijdens deze observaties is gezien zag op hennepstekkenhandel. [7]
Uit het peilbaken onder de auto van [verdachte 2] bleek dat [verdachte 2] op drie achtereenvolgende vrijdagen (31 augustus, 7 september en 14 september 2018) na een rit van ongeveer 100 kilometer steeds zeer kortstondig een caravanstalling aan de [adres 2] te Haarsteeg, nabij Den Bosch, heeft bezocht. Na een stop, die steeds ongeveer 5 minuten duurde, reed hij weer terug naar Limburg, naar de woning van [verdachte 1] . [8]
Op 18 en 19 september 2018 heeft [verdachte 1] via een sms-bericht en via de telefoon contact met een persoon met een Brabants accent. In het sms-bericht van 18 september schrijft [verdachte 1] : “1650”. In het telefoongesprek van 19 september zegt [verdachte 1] : “Ik had je wat doorgegeven he”, waarop de persoon met het Brabants accent antwoordt: “Ja 1650 he”. [9] In zijn verklaring ter terechtzitting heeft [verdachte 1] verklaard dat dit op 18 september 2018 verstuurde sms-bericht met de inhoud “1650” op hennepstekken zou kunnen zien. [10]
Op 20 september 2018 vroeg [verdachte 1] aan hetzelfde contact om “1590”. [11]
Uit het tapgesprek tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” (de man met het Brabantse accent) van 19 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] in die twee weken ervoor ook bestellingen van “ [bijnaam verdachte 3] ” heeft ontvangen. Laatstgenoemde zegt in dat gesprek immers: “Vorige week, de week ervoor heb ik alles gegeven wat ik had die 1770”. [12]
“Paniek” op 20 en 21 september 2018 en identificatie van [bijnaam verdachte 3]
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat er op 20 september 2018 sprake was van onrust, omdat er rond werd verteld dat hij “in de hennepstekken zat”. [13] Uit een tapgesprek op 20 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] zo spoedig mogelijk met “ [bijnaam verdachte 3] ” wil spreken, omdat “ [bijnaam verdachte 3] ” iets moest gaan veranderen. [verdachte 1] wilde geen uitleg via de telefoon geven. Voor “ [bijnaam verdachte 3] ” was het lastig om af te spreken, omdat zijn vrouw ieder moment kon bevallen. “ [bijnaam verdachte 3] ” stelde voor om de dag erna even af te spreken, omdat het die dag echt niet ging lukken. [14]
De dag erna, op vrijdag 21 september 2018 werd door het observatieteam gezien dat [verdachte 2] om 16.32 uur in een blauwe Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] het terrein van [adres 2] te Haarsteeg op reed en dat hij om 16.40 uur het terrein verliet. [15] Op diezelfde dag hoorde de politie in een tapgesprek tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” dat [verdachte 1] zijn zorgen uitte over het feit dat hij geen vertrouwen meer had “in die plaats” en “daar waar die auto staat”, dat het voor [verdachte 1] een probleem was dat “de taxi naar jou is”, dat hij, [verdachte 1] , “de taxi vandaag nog even moet doen” en dat ze dan zo spoedig mogelijk moesten praten. [16] Ongeveer een half uur later heeft [verdachte 1] telefonisch zijn nieuwe nummer aan “ [bijnaam verdachte 3] ” gegeven. [17] Vervolgens spraken ze af elkaar later die dag in de McDonald’s in Best te ontmoeten. [18] Ook stuurde [verdachte 1] diezelfde dag een sms-bericht aan al zijn contacten waarin hij voorstelt om over te stappen op ‘
chatten’ via Signal. [19]
Er zijn camerabeelden bekeken van de McDonald’s in Best van 21 september 2018 tussen 21.50 en 22.25 uur. Daarop is te zien dat [verdachte 1] op de parkeerplaats door een Volkswagen Polo werd afgezet naast een Hyundai. [verdachte 1] en de bestuurder van de Hyundai liepen naar de McDonald’s, namen plaats aan een tafel en verlieten later gezamenlijk de McDonald’s. [20]
Uit de camerabeelden van en de observatie bij de McDonald’s in Best op 25 september 2018 omstreeks 20.15 uur blijkt dat [verdachte 1] in zijn BMW X5 met kenteken [kenteken 3] de parkeerplaats van de McDonald’s op reed. Even later kwam een Hyundai met kenteken [kenteken 4] de parkeerplaats opgereden. [verdachte 1] liep samen met twee personen, waarvan één een camouflagejas droeg, de McDonald’s binnen. Zij gingen samen aan een tafeltje zitten en liepen even later gezamenlijk naar buiten. De twee personen stapten in de Hyundai. [21] Verbalisant L 117 herkende een van de mannen als [verdachte 3] . [22]
[bijnaam verdachte 3] is leverancier [verdachte 3]
Uit het onderzoek naar de identiteit van “ [bijnaam verdachte 3] ” is gebleken dat de providerpalen behorende bij de tapgesprekken lieten zien dat de eerste gesprekken tussen [verdachte 1] en “ [bijnaam verdachte 3] ” in de omgeving van Velddriel hebben plaatsgevonden. Rond de afspraak van 21 september 2018 vonden deze plaats in omgeving Best, en daarna weer in de omgeving van Velddriel. Op 25 september 2018 zag het observatieteam dat de man die [verdachte 1] ontmoette reed in de auto met kenteken [kenteken 4] op naam van [naam 1] . [naam 1] heeft een dochter die staat ingeschreven op het adres [adres 3] te Velddriel, net als [verdachte 3] (geboren op [geboortedatum 2] en in 2018 dus 40-41 jaar oud). De man op de camerabeelden bij de McDonald’s past in het signalement van een persoon van 40 jaar. De pasfoto van [verdachte 3] , opgevraagd bij gemeente Maasdriel, komt overeen met de persoon die te zien is op de camerabeelden. Ook volgens het observatieteam komt de persoon op de pasfoto overeen met de man die aanwezig was in de McDonald’s op 21 september 2018. [23]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd door de politie geïdentificeerd als ‘dealtelefoon’ van [verdachte 1] . [24] [verdachte 3] gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [25] Uit de historische belgegevens van de ‘deal’-telefoon van [verdachte 1] over de periode 15 maart 2018 tot en met 9 september 2018 blijkt dat [verdachte 1] en [verdachte 3] iedere week, vaak meerdere malen, contact hadden en dat zij in deze periode in totaal 184 keer contact hadden via sms-berichten of telefoongesprekken. Gegevens van vóór 15 maart konden niet worden verkregen. In de tapgesprekken worden getallen zoals “1650”, “1770” en “1590” genoemd. [26]
Tussenconclusies
Op grond van vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf zijn woonadres in hennepstekken heeft gehandeld. Op basis van de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [verdachte 1] in combinatie met de uitgevoerde observaties kan worden vastgesteld dat de afnemers in ieder geval vanaf 1 juni 2018 (toen de observaties begonnen) bij de woning van [verdachte 1] moesten zijn voor het ophalen van de bestelde hennepstekken en dat [verdachte 2] daaraan meewerkte. Gelet op de telefoontaps tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] , en de zeer kortstondige bezoeken van [verdachte 2] aan Haarsteeg die “passen” bij de inhoud van die telefoontaps, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de vrijdagmiddagritjes van [verdachte 2] naar Haarsteeg werden afgelegd om aldaar hennepstekken voor [verdachte 1] op te halen. De rechtbank merkt op dat Velddriel, de woonplaats van [verdachte 3] , volgens ‘
Google Maps’ ongeveer 15 minuten rijden met de auto van Haarsteeg ligt. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 3] “ [bijnaam verdachte 3] ” is en dat hij de leverancier van die hennepstekken was, aangezien hij in het tapgesprek van 19 september 2018 zei dat hij “
vorige week, de week ervoor”(naar de rechtbank begrijpt:
én de week ervoor) alles had gegeven en [verdachte 2] in die weken naar Haarsteeg is gereden. [verdachte 2] zorgde er aldus voor dat de bij [verdachte 3] bestelde hennepstekken werden opgehaald en uiteindelijk bij de afnemers van [verdachte 1] terecht kwamen, waarbij de uitlevering plaatsvond bij de woning van [verdachte 1] . Uit de inhoud van de telefoontaps en sms-berichten kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat [verdachte 1] ongeveer 1500 hennepstekken per week bij [verdachte 3] bestelde. Uit de historische belgegevens van de telefoon van [verdachte 1] met het telefoonnummer van [verdachte 3] is, zeker nu er geen andere verklaring is gegeven over de aard en inhoud van deze veelvuldige contacten, naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat [verdachte 1] en [verdachte 3] in ieder geval al vanaf 15 maart 2018 iedere week op dezelfde voet zaken met elkaar deden.
Handel in hennepstekken vanuit loods [adres loods 1] te Schinveld
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard, dat de hennepstekken in [winkel] werden besteld en aanvankelijk vanuit de woning van [verdachte 1] in Sittard werden geleverd. Naar aanleiding van de onrust op 20 september 2018 is de afleverplek van de hennepstekken veranderd van de woning van [verdachte 1] naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. [27]
Op 1 oktober 2018 heeft [verdachte 3] telefonisch aan [verdachte 1] gevraagd of het uit kwam om een dag later omstreeks 19.15 uur naar het adres te komen dat [verdachte 1] op een briefje had gegeven. [verdachte 3] zou met een chauffeur komen waarmee [verdachte 1] verder zou kunnen. [verdachte 1] wilde liever niet naar die locatie komen en zou ervoor zorgen dat “die ene jongen” daar zou zijn, zodat [verdachte 3] met hem kon praten. [28]
Een dag later, op 2 oktober 2018, werd de woning van [verdachte 3] aan de [adres 3] te Velddriel geobserveerd. Om 17.43 uur reed een Kia Sportage met kenteken [kenteken 5] – met daarin (de later door verbalisanten herkende) [verdachte 5] als chauffeur en [verdachte 3] als bijrijder – de oprit van de woning af. [29] In een telefoongesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 3] die dag om 18.28 uur zei [verdachte 3] dat hij nog 50 kilometer moest afleggen en dat hij verwachtte binnen een half uur á 3 kwartier te arriveren. [30] Om 19.04 uur stopte de Kia voor een loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Om 19.06 uur stopte een Citroën Saxo [kenteken 6] naast de Kia. De bestuurder van de Citroën werd door verbalisant [nummer] herkend als [verdachte] . [verdachte] liep in de richting van de Kia en was via het geopende raam van de Kia in gesprek met [verdachte 5] en [verdachte 3] . [verdachte] stak een wit papiertje door het geopende bestuurdersportier van de Kia, liep zonder het papiertje terug naar zijn auto en reed om 19.21 uur weg. De Kia bleef staan. Om 19.22 uur arriveerde [verdachte 1] in zijn Peugeot Expert met kenteken [kenteken 7] J en ging met [verdachte 5] en [verdachte 3] in gesprek. [31] Later die avond, om 19.44 uur, belde [verdachte 1] naar [verdachte] en zei dat [verdachte] op hem had kunnen wachten. [verdachte 1] zei dat hij wat later was gearriveerd en dat hij “hem” (een derde) nog even heeft gezien. [32]
Tussen 26 oktober 2018 en 16 november 2018 werd de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld en de woning van [verdachte] aan de [adres 4] te Schinveld geobserveerd. Uit de observaties op de vrijdagen 26 oktober 2018, 2 november 2018 en 9 november 2018 bleek dat [verdachte 5] telkens omstreeks 17.00 uur aankwam bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld en korte tijd later weer vertrok. [33]
Op 2 november 2018 is door het observatieteam waargenomen dat, vlak voor het binnenrijden van de loods, de gehele ruimte van de achterbank en kofferbak van de auto van [verdachte 5] vol lag met – door dekens afgedekte – kratten en dozen, die er na het vertrek van de auto uit de loods niet meer in lagen. [34]
Op 9 november 2018 werd tevens waargenomen dat [verdachte 6] om 18.03 uur met zijn voertuig de loods in reed en korte tijd later weer vertrok [35] . Dat bezoek past bij het tapgesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] waarin zij spraken over het aanleveren van “1030” door [verdachte 6] om 18.00 uur. [36] Op alle genoemde vrijdagen is vanaf 19.00 uur waargenomen dat er verschillende auto’s bij de loods arriveerden, dat de auto’s achteruit de loods in reden en dat deze enkele minuten later weer wegreden. Hierbij werd steeds gezien dat [verdachte] vanuit de woning aan de [adres 4] naar de loods aan de [adres loods 1] liep, de schuifdeuren van de loods voor de gearriveerde auto’s opende en de schuifdeuren na het vertrek van de auto’s ook weer afsloot. [37]
Tijdens de observatie op 16 november 2018 werd waargenomen dat [verdachte] om 15.49 uur in een stilstaande Citroën Saxo met kenteken [kenteken 6] op de Provinciale weg in Kerkdriel zat te bellen. Eerder die dag was [verdachte 5] naar (de plaats) Zeeland gereden. Zijn Kia arriveerde rond 16.00 uur bij het adres [adres 5] te Kerkdriel, waar [verdachte 5] woont. [38] Omstreeks 16.22 uur reed [verdachte] in de Citroën Saxo vanuit Kerkdriel weer in de richting van de A2 en om 18.38 uur stond de Citroën voor de woning van [verdachte] aan de [adres 4] te Schinveld. Het observatieteam heeft die avond nog een aantal voertuigen bij de loods gezien, waarvan 2 voertuigen de loods inreden en korte tijd later weer vertrokken. [39]
De politie heeft de telefoons met de nummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] getapt. Deze waren in gebruik bij [verdachte] . Over de getapte telefoonlijnen kwamen enkele telefoongesprekken voor waarin [verdachte 1] en [verdachte] onder meer spraken over de verkoop van “grote honden” en “kleine honden”. [40]
Op 20 november 2018 werd tijdens de doorzoeking van de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld een doos in beslag genomen met daarin in totaal 90 hennepstekken van 17 centimeter lang. [41] De verbalisant rook de bij hem ambtshalve bekende geur van hennep en de MMC-test reageerde positief op hennep. [42]
Leverancier [verdachte 6]
In de tapgesprekken van de telefoon van [verdachte 1] is naar voren gekomen dat [verdachte 1] na 1 september 2018 regelmatig telefonisch contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Nadat dit telefoonnummer werd getapt, kon de gebruiker worden geïdentificeerd als [verdachte 6] . [43] Uit de inhoud van de tapgesprekken bleek dat [verdachte 1] bestellingen bij [verdachte 6] plaatste. In de tapgesprekken is gesproken over hoeveelheden van 380 stuks, 400 stuks, 850 stuks, 600 stuks, 700 à 800 stuks en 1030 stuks. [44]
Hiervoor is al gerefereerd aan het bezoek van [verdachte 6] aan de loods op 9 november 2018. In een op die dag opgenomen tapgesprek om 15.06 uur spreken hij en [verdachte 1] over een hoeveelheid van “1030” voor vandaag om 18.00 uur. [45] Even later, om 18.03 uur, is een Volvo V40 met kenteken [kenteken 8] op naam van [verdachte 6] geobserveerd als hij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld binnenrijdt. [46] Ook op 14 november 2018 is er een tapgesprek tussen beiden, waarin een afspraak wordt gemaakt voor de dag erna, waarna op 15 november 2018 [verdachte 6] om 19.00 uur geobserveerd wordt als hij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld binnenrijdt. [47]
[verdachte 6] heeft ter terechtzitting op 16 en 17 november 2021 verklaard dat hij meermaals hennepstekken aan [verdachte 1] heeft verkocht. [48]
Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 van de woning van [verdachte 6] aan de [adres 6] te Grevenbicht werden een hennepkwekerij en hennepstekkerij aangetroffen in zijn woning en bijbehorende schuur. In de eerste kweekruimte, gelegen op de zolder van de woning, werden 51 moederplanten en 1848 hennepstekken aangetroffen. In de tweede en derde kweekruimte, gelegen in de schuur naast de woning, werden 145 (kweekruimte 2) en 251 (kweekruimte 3) moederplanten aangetroffen. [49]
Tussenconclusies
Uit de genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af, dat na de “paniekdagen” op 20 en 21 september 2018 door [verdachte 1] een nieuwe plek werd gezocht én gevonden voor de leveranties van de hennepstekken. Daar waar deze aanvankelijk iedere vrijdag door [verdachte 2] werden opgehaald in Haarsteeg en werden uitgeleverd bij de woning van [verdachte 1] , vond de uitlevering van die hennepstekken, zoals valt af te leiden uit tapgesprekken en observaties, vanaf vrijdag 26 oktober 2018 wekelijks plaats vanuit een nieuwe locatie, te weten de door [verdachte] in gebruik zijnde de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Dat de afleverplek van de hennepstekken op enig moment is verplaatst naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, werd ook door [verdachte 1] ter terechtzitting verklaard.
[verdachte 2] verdween na 21 september 2021 uit beeld voor wat betreft de handel in hennepstekken. Daar waar aanvankelijk een rol was weggelegd voor [verdachte 2] in het ophalen en vervoeren van de hennepstekken vanuit Haarsteeg en de uitlevering daarvan bij de woning van [verdachte 1] , is zijn rol in het vervoer van de hennepstekken daarna overgenomen door de chauffeur van [verdachte 3] , [verdachte 5] . De hennepstekken die [verdachte 1] bij [verdachte 3] bestelde werden door [verdachte 5] telkens op vrijdag omstreeks 17.00 uur bij de loods aan de Jabeekerstraat afgeleverd voordat de afnemers deze vanaf omstreeks 19.00 uur kwamen ophalen.
[verdachte] speelde vanaf 26 oktober 2018 een rol in de aflevering van de hennepstekken aan de verschillende afnemers daarvan vanuit de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Hij stelde de loods daarvoor ter beschikking en zorgde ervoor dat de leveranciers en afnemers van de hennepstekken toegang hadden tot die loods. De rechtbank ziet de gesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte] over “grote honden” en “kleine honden” als codetaal, bedoeld om te verhullen dat de gesprekken over hennep gingen.
Een andere leverancier van hennepstekken naast [verdachte 3] , was [verdachte 6] . [verdachte 6] heeft in de periode van 1 september 2018 tot en met 20 november 2018 meermaals hennepstekken aan [verdachte 1] geleverd, die hij zelf had geteeld. Aan de hand van de inhoud van de tapgesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 6] vanaf september 2018 valt af te leiden dat er wordt gesproken over hoeveelheden van enkele honderden hennepstekken. Gelet op de genoemde aantallen in de tapgesprekken gaat de rechtbank uit van gemiddeld 500 hennepstekken per week, die door [verdachte 6] werden afgeleverd bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [verdachte 6] op bestelling van [verdachte 1] hoeveelheden van gemiddeld 500 hennepstekken per week bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld afleverde.
Afnemers van hennepstekken
Uit de telefoontaps bleek dat [verdachte 1] contact had met een afnemer van hennepstekken, die gebruik maakte van de telefoonnummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] . [50] Op 18 september 2018 ging het gesprek over een partij van 1050 die stond voor vrijdag. [51] Op 20 september 2018 werd aan [verdachte 1] om “300 van die gewone” gevraagd. [52] In het daarop volgende telefoongesprek die dag werd “voor volgende week nog een keer 300” gevraagd. [53] Op 3 oktober 2018 om 09.17 uur werd via de telefoon aan [verdachte 1] doorgegeven dat er nog een lijstje voor hem was. [54] Op 3 oktober 2018 werd om 14.54 uur een tapgesprek opgenomen en beluisterd waarin de gebruiker van dat telefoonnummer begon met “Ja met [naam 2] ” en waaruit bleek dat hij en [verdachte 1] elkaar “zo” gingen zien. [55] Die dag reed om 15.05 uur een Peugeot Partner [kenteken 9] de parkeerplaats bij [winkel] (de winkel van [verdachte 1] ) op. De BMW X5 van [verdachte 1] stond al op de parkeerplaats. Het kenteken van de Peugeot staat op naam van [bedrijf 1] te Limbricht en [naam 2] is daarvan de enige aandeelhouder en bestuurder. [56] Uit deze combinatie van gegevens kon worden vastgesteld dat [naam 2] de afnemer is aan wie de telefoonnummers toebehoren. [verdachte 1] belde diezelfde dag om 15.40 uur naar [naam 2] met de mededeling dat wat was opgeschreven, “die 950 he”, gewoon eerder kon. [57]
Op vrijdag 9 november 2018 werd bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld gezien dat de Peugeot Partner met kenteken [kenteken 9] om 19.19 uur achteruit de loods in reed en 6 minuten later weer vertrok.
Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 van de woning van [naam 2] , gelegen aan de [adres 7] te Limbricht, werden onder andere een niet in gebruik zijnde hennepkwekerij en ruim 1,1 kilogram henneptoppen aangetroffen. [58]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2018 bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld 120 hennepstekken heeft opgehaald. Hij had deze 3 weken eerder bij [winkel] besteld. [59] Dit bezoek is door het observatieteam omstreeks 19.00 uur die avond waargenomen. [60] Tijdens een doorzoeking op 20 november 2018 is in de garage van de woning van [getuige 2] , gelegen aan de [adres 8] te Munstergeleen, een hennepkwekerij met daarin 140 hennepplanten aangetroffen. [61]
Getuige [getuige 1] heeft op 21 november 2018 verklaard dat hij 340 hennepstekken bij [winkel] heeft besteld en dat hij deze 4 weken geleden bij de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld heeft opgehaald. [62] Tijdens de doorzoeking op 20 november 2018 is in de garage van [getuige 1] , gelegen op [adres 9] te Sittard, een hennepkwekerij met daarin 323 hennepplanten aangetroffen. [63]
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 (hennepstekkenhandel)
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, voldoende om te kunnen spreken van medeplegen, tussen in ieder geval [verdachte] , [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 6] en [verdachte 5] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering van de handel in hennepstekken.
[verdachte 1] verkocht vanuit [winkel] de hennepstekken en regelde vanaf welke locatie die konden worden opgehaald. [verdachte 3] en [verdachte 6] waren de vaste leveranciers en hadden rechtstreeks contact met [verdachte 1] , die de bestellingen doorgaf. [verdachte 5] werd ingezet als chauffeur en bracht de bij [verdachte 3] bestelde hennepstekken naar Schinveld. [verdachte 6] leverde zijn stekken zelf af bij [verdachte] . [verdachte] regelde dat die hennepstekken konden worden afgeleverd in de loods aan de [adres loods 1] en daar ook konden worden opgehaald door de klanten van [verdachte 1] .
De verklaring van [verdachte] dat hij dacht dat het om dozen hondenbrokken ging, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank acht ook bewezen dat het om grote hoeveelheden hennepstekken ging. De verklaring van [verdachte 1] dat het slechts om kleinere hoeveelheden hennepstekken ging, acht de rechtbank, gelet op de in het dossier aanwezige tapgesprekken en sms-berichten tussen [verdachte 1] en de leveranciers, onaannemelijk. De rechtbank ziet, gezien de inhoud van de bewijsmiddelen, geen reden om van andere hoeveelheden uit te gaan.
Nu er sprake is geweest van een langere periode waarin vrijwel wekelijks hennepstekken werden verkocht, vervoerd en geleverd, wordt eveneens bewezen geacht dat deze hennepstekkenproductie- en handel een beroeps- of bedrijfsmatig karakter had.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de periode van 26 oktober 2018 tot en met 20 november 2018 in de uitoefening van een beroep of bedrijf tezamen en in vereniging met anderen grote hoeveelheden hennepstekken heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt.
Voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet(feit 2)
De strafbaarstelling van artikel 11a van de Opiumwet
[verdachte] wordt verweten dat hij in de periode van 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 tezamen en in vereniging voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a van de Opiumwet heeft gepleegd, door het (onder andere) voorhanden hebben van een pand, gelegen aan de [adres 1] te Sittard en diverse voertuigen, alsmede door het voorhanden van de doos met hennepstekken aan de [adres loods 1] . In zijn requisitoir heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het, samen met [verdachte 1] , voorhanden hebben van de doos met hennepstekken. Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a van de Opiumwet is vereist dat bewezen moet kunnen worden dat [verdachte] en zijn eventuele medeverdachte(n) de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen voorhanden had(den), dat die voorwerpen bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige dan wel grootschalige hennepteelt of -handel én dat [verdachte] wist of in ieder geval ernstige reden had dit te vermoeden.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
Zoals hiervoor onder feit 1 in de bewijsmiddelen opgenomen, is tijdens de actiedag op 20 november 2018 in de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld, die in gebruik was bij [verdachte] , een doos met 90 hennepstekken aangetroffen, zoals vermeld op pagina 816 van het beslagdossier. [verdachte] had de beschikkingsmacht over die hennepstekken. De loods aan de [adres loods 1] te Schinveld werd door [verdachte 1] gebruikt bij de handel in hennepstekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen is dat [verdachte] de hennepstekken op voornoemde locatie voorhanden had ten behoeve van de hennepstekkenhandel van [verdachte 1] op die locatie. [verdachte] was de tussenschakel tussen de leveranciers en afnemers van hennepstekken. Dat de hennepstekken die op de [adres loods 1] te Schinveld werden verhandeld daadwerkelijk werden gebruikt voor de beroepsmatige- of bedrijfsmatige hennepteelt blijkt uit het feit dat afnemers hebben verklaard dat zij hennepstekken op die locatie hebben gekocht en dat bij hen ook hennepplantages zijn aangetroffen. Gelet op de hoeveelheden verhandelde hennepstekken en de aantallen lever- en afnamemomenten in en vanuit de loods is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] wist dat de hennepstekken bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige dan wel grootschalige hennepteelt of -handel. De verklaring van [verdachte] dat hij dacht dat het om dozen hondenbrokken ging, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het voorhanden hebben van hennepstekken een voorbereidingshandeling voor hennepteelt oplevert. [64]
Wat betreft de in de tenlastelegging genoemde voertuigen en het pand aan de [adres 1] te Sittard is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat [verdachte] die of niet voorhanden heeft gehad, of dat die niet bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige dan wel grootschalige hennepteelt of -handel. Ten aanzien hiervan zal [verdachte] dan ook partieel worden vrijgesproken.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met [verdachte 1] voorwerpen en stoffen bestemd voor de beroepsmatige- of bedrijfsmatige hennepteelt voorhanden heeft gehad op de [adres loods 1] te Schinveld.
Deelname aan een criminele organisatie(feit 3)
In artikel 11b van de Opiumwet is deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet strafbaar gesteld. Dit artikel is een
specialis(verbijzondering) van de
generalis(algemene bepaling) uit artikel 140 Wetboek van Strafrecht. Voor de betekenis van de verschillende bestanddelen moet dan ook aansluiting gezocht worden bij de jurisprudentie betreffende artikel 140 Wetboek van Strafrecht.
Oogmerk
Om van een ‘criminele’ organisatie te kunnen spreken, moet die organisatie het doel hebben misdrijven te plegen. Daarbij is niet nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. De misdrijven hoeven nog niet te zijn begaan. Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
In deze zaak is ten laste gelegd het oogmerk tot het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde, vijfde lid en/of 11a van de Opiumwet.
De criminele organisatie ziet in de eerste plaats op het plegen van voorbereidingshandelingen voor Opiumwetdelicten. [verdachte 1] was eigenaar van [winkel] en heeft, samen met [verdachte 2] en [medeverdachte 1] voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet gepleegd door voorwerpen en stoffen te koop aan te bieden en voorhanden te hebben die bestemd waren voor de beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. In de tweede plaats ziet de criminele organisatie op de handel in hennepstekken. Ook die handel vond plaats vanuit [winkel] . Daarover heeft de rechtbank al geoordeeld dat [verdachte] schuldig is aan het medeplegen van de handel in hennepstekken voor de periode van 26 oktober 2018 tot en met 20 november 2018 vanuit de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. Deze loods was in gebruik bij [verdachte] en hij was degene die de afnemers en leveranciers van hennepstekken bij zijn loods ontving. [verdachte 3] en [verdachte 6] waren de vaste leveranciers van [verdachte 1] en [verdachte 5] was vanaf 26 oktober 2018 de vervoerder van de hennepstekken naar de loods aan de [adres loods 1] te Schinveld. [naam 2] bestelde met enige regelmaat hennepstekken bij [verdachte 1] en ondersteunde daarmee de criminele activiteiten van diens organisatie, in die zin dat de organisatie van [verdachte 1] zich verzekerd wist van een afzetmarkt. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid.
[verdachte 1] bepaalde de gang van zaken en hij bracht de vraag en het aanbod in de hennepstekkenhandel samen. Hij onderhield de contacten met afnemers en leveranciers en zorgde dat de hennepstekken van de leveranciers bij de klanten terecht kwamen. Alle verdachten hadden aldus een vaste rol bij de handel in de hennepstekken.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3
Zoals eerder vermeld heeft de criminele organisatie, als ten laste gelegd, tot oogmerk het plegen van twee soorten misdrijven, namelijk de handel in hennepstekken en het plegen van voorbereidingshandelingen. Bij dit laatste heeft de officier van justitie zich beperkt tot de ‘
growshop’ [winkel] . Uit de bovenstaande bewijsmiddelen, waarop de bewezenverklaring van feit 1 is gebaseerd, volgt de deelneming van [verdachte] aan de criminele organisatie, voor zover deze gericht is op de handel in hennepstekken. Er is geen bewijs dat [verdachte] bovendien bij voorbereidingshandelingen van de ‘
growshop’ was betrokken. Nu daarmee het deelnemen van [verdachte] aan de criminele organisatie bewezen is, zal de rechtbank bewijs dat de organisatie daarnaast het oogmerk van het plegen van voorbereidingshandelingen had buiten beschouwing laten, omdat dit voor de bewezenverklaring overbodig is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] samen met in ieder geval [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [naam 2] en [verdachte 2] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en dat [verdachte 1] daarvan de leider was.
[verdachte 7] is door de rechtbank vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat hij deel uitmaakte van de criminele organisatie.
Opzettelijk aanwezig hebben harddrugs(feit 4)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 20 november 2018 te Schinveld een fles van 773 gram die GHB bevatte, een fles van 379 gram die GHB, amfetamine en MDMA bevatte en 12 pillen die MDMA bevatten, opzettelijk aanwezig heeft gehad, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 3 december 2018; [65]
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 25 januari 2019. [66]
Het verweer van de raadsman dat niet bewezen is dat [verdachte] 1158 gram harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad, volgt de rechtbank niet; dat er aanzienlijk minder dan 1158 gram harddrugs was moge feitelijk juist zijn, maar dat doet aan het bewezenverklaarde niet af. De rechtbank verklaart immers niet bewezen dat [verdachte] deze hoeveelheid harddrugs aanwezig heeft gehad, maar dat hij materialen met het ten laste gelegde (bruto) gewicht aanwezig heeft gehad, die GHB, amfetamine en MDMA bevatten. Dat [verdachte] feitelijk minder harddrugs dan die bruto hoeveelheden aanwezig heeft gehad, acht de rechtbank voor de beoordeling van de strafmaat wel van belang.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] dit feit tezamen en in vereniging met [verdachte 8] heeft gepleegd, omdat niet bewezen is dat [verdachte 8] wetenschap had van en opzet had op het aanwezig hebben van de in de woning aangetroffen verdovende middelen, zodat [verdachte] daarvan partieel wordt vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte]
1.
in de periode 26 oktober 2018 tot en met 20 november 2018 in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
-in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt, en
-in voornoemde periode opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten grote hoeveelheden hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II,
2.
op 20 november 2018 in een gemeente in het arrondissement Limburg tezamen en in vereniging met één ander, voorwerpen voorhanden heeft gehad,
te weten voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 1] ( [postcode 1] ) te Schinveld (beslagdossier, p. 816), waarvan hij en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
in de periode 2 oktober 2018 tot en met 20 november 2018 in meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en in het arrondissement Oost-Brabant en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere):
- [verdachte 1] en
- [verdachte 2] en
- [verdachte 3] en
- [naam 2] en
- [verdachte 6] en
- [verdachte 5] en/of
- [medeverdachte 1] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vijfde lid/11a Opiumwet;
4.
op 20 november 2018 te Schinveld opzettelijk aanwezig heeft gehad
-ongeveer 773 gram (SIN: AALE8072NL) van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (gamma-hydroxy-boterzuur, GHB) en
-ongeveer 379 gram (SIN: AALE8071NL) van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (gamma-hydroxy-boterzuur, GHB) en 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA) en amfetamine en
-ongeveer 12 pillen (SIN: AALE8070NL), bevattende 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA), zijnde GHB en MDMA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. [verdachte] moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
t.a.v. feit 2:
medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
t.a.v. feit 3:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid en vijfde lid/artikel 11a van de Opiumwet;
t.a.v. feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

[verdachte] is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan [verdachte] op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met het feit dat de tenlastegelegde feiten niet voor de gehele periode bewezen kunnen worden, de beperkte rol van [verdachte] in de criminele organisatie, het feit dat hij niet recentelijk is veroordeeld is voor soortgelijke feiten en het feit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden. Voorts heeft de raadsman onder verwijzing naar de LOVS-oriëntatiepunten gesteld, zoals al eerder in het vonnis weergegeven, dat [verdachte] slechts 96 gram harddrugs aanwezig heeft gehad. Gelet op voornoemde omstandigheden acht de raadsman een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de [verdachte] , zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[verdachte] is circa een maand als tussenpersoon betrokken geweest bij de handel in hennepstekken. Hij heeft daartoe zijn loods ter beschikking gesteld en zorgde dat zowel afnemers als leveranciers van hennepstekken toegang hadden tot zijn loods, zodat de overdracht van de hennepstekken aldaar kon plaatsvinden. Ook heeft hij een voorbereidingshandeling als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet gepleegd door hennepstekken in zijn loods voorhanden te hebben die bestemd waren voor de beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Hij heeft deze feiten gepleegd als lid van een criminele organisatie. [verdachte] handelde in opdracht van [verdachte 1] die de leider van de criminele organisatie was. [verdachte] heeft ervoor gezorgd dat [verdachte 1] een plaats had waar de handel in hennepstekken kon plaatsvinden en heeft daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan het plegen van de feiten.
Hennep bevat de voor de gezondheid van personen schadelijke stof THC. Met het kweken van hennep worden grote illegale winsten behaald. De verspreiding en handel van hennep gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, zoals witwassen en steeds vaker ook geweldsfeiten. [verdachte] en zijn medeverdachten zijn hieraan voorbij gegaan en hebben slechts hun eigen financieel gewin voorop gesteld. [verdachte] heeft voor deze gepleegde feiten ter terechtzitting slechts beperkt verantwoordelijkheid genomen. De rechtbank rekent dit hem aan.
Verder heeft [verdachte] harddrugs aanwezig gehad in de woning van zijn toenmalige vriendin. Hij heeft verklaard deze voor eigen gebruik aanwezig te hebben gehad. Harddrugs zijn, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk voor de gezondheid van gebruikers en gaan daardoor ook niet zelden gepaard met criminaliteit die schade en overlast veroorzaakt. Voor wat betreft de hoeveelheid die voor de strafoplegging relevant is, volgt de rechtbank, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, de berekening van de raadsman. Zij gaat dan ook bij het bepalen van de straf uit van de aanwezigheid van 96 gram harddrugs.
De rechtbank zal in de strafoplegging ten gunste van [verdachte] rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven over de wijze waarop met een dergelijke overschrijding moet worden omgegaan. Uitgangspunt hierbij is dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen twee jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De aanhouding van [verdachte] heeft op 20 november 2018 plaatsgevonden. De redelijke termijn is dan ook op die dag gaan lopen. De zaak is pas op 16 november 2021 ter terechtzitting aangebracht en dit vonnis wordt op 27 januari 2022 gewezen. De redelijke termijn is daarmee met ruim 14 maanden overschreden.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het strafblad van [verdachte] , waaruit blijkt dat hij recentelijk niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voor de aanwezigheid van 96 gram harddrugs acht de rechtbank een taakstraf van 150 uren passend. In combinatie met zijn rol in de hennepstekkenhandel, de strafbare voorbereidingshandeling daartoe en zijn rol in de criminele organisatie zoals ten laste gelegd en bewezenverklaard onder de feiten 1 tot en met 3, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. In de overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank aanleiding de totaal op te leggen taakstraf te matigen tot 180 uren. Om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten zal de rechtbank aan [verdachte] een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van het Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11, 11a, 11b, van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt [verdachte] voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
  • veroordeelt [verdachte] voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.A. Colen en mr. S.A.J. Wenders, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
-in voornoemde periode in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt
en/of vervoerd, en/of
-in voornoemde periode opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt,
verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5
van de Opiumwet, te weten,
één (grote) hoeveelheid of meer (grote) hoeveelheden hennepstekken, in elk
geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij
die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij in de periode 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad,
te weten alle, althans één of meer voorwerpen genoemd op de lijst met betrekking tot de inbeslagneming op het adres [adres loods 1] ( [postcode 1] ) te Schinveld (dossier, p. 816), dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens
voorhanden heeft gehad, te weten:
- een pand gelegen aan de [adres 1] ( [postcode 2] ) te Sittard, en/of
- een voertuig van het merk/type Peugeot Partner met kenteken [kenteken 11] , en/of
- een voertuig van het merk/type Fiat Fiorino met kenteken [kenteken 1] , en/of
- een voertuig van het merk/type Citroen Saxo met kenteken [kenteken 6] , en/of
- een voertuig van het merk/type Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 10] , en/of
- een voertuig van het merk/type Volvo V40 met kenteken [kenteken 8] , en/of
- een voertuig van het merk/type Kia Sportage met kenteken [kenteken 5] ,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
hij in de periode 1 april 2018 tot en met 20 november 2018 in één of meerdere gemeenten in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost-Brabant en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen,
te weten (onder andere):
- [verdachte 1] en/of
- [verdachte 2] en/of
- [verdachte 3] en/of
- [naam 2] en/of
- [verdachte 6] en/of
- [verdachte 5] en/of
- [verdachte 7] en/of
- [medeverdachte 1] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
4.
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Schinveld, gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
-ongeveer 773 gram (SIN: AALE8072NL), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal
bevattende 4-hydroxyboterzuur (gamma-hydroxy-boterzuur, GHB) en/of
-ongeveer 379 gram (SIN: AALE8071NL), in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (gamma-hydroxy-boterzuur, GHB)
en/of 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA) en/of amfetamine en/of
-ongeveer 12 pillen (SIN: AALE8070NL), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA),
zijnde GHB en/of MDMA en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Indien in dit vonnis personen worden genoemd, worden zij de eerste keer met de volledige initialen van hun voornamen vermeld, en de keren daarna alleen met hun achternaam.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit zaaksdossier 1, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK1-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 888, zaaksdossier 3, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK3-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 230, zaaksdossier 4, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK4-LBRAA18007, gesloten d.d. 1 maart 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 223, zaaksdossier 5, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK5-LBRAA18007, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 209, zaaksdossier 7, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK7-LBRAA18007, gesloten d.d. 15 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 31, zaaksdossier 8, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer ZK1-LBRAA18007, gesloten d.d. 30 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 704, Inleiding en Algemeen dossier, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, proces-verbaalnummer LBRAA18007-ALG, gesloten d.d. 29 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 162, en Beslagdossier, een proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg en Politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Opsporing, gesloten d.d. 25 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1024.
3.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
4.Zaaksdossier 1, proces-verbaal camerabeelden 26 en 29 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 10 juli 2018, pagina’s 82 tot en met 89.
5.Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal d.d. 12 april 2019, pagina 15, en het bevel observatie d.d. 5 juli 2018, pagina’s 64 en 65.
6.Zaaksdossier 1, proces-verbaal camerabeelden 1 en 5 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 3 juli 2018, pagina’s 72 tot en met 81 en het proces-verbaal camerabeelden 26 en 29 juni 2018 [adres 1] Sittard d.d. 10 juli 2018, pagina’s 82 tot en met 89.
7.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
8.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen loodsen, pagina 207.
9.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5.
10.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
11.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 6.
12.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5.
13.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
14.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 8 en 9.
15.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie vrijdag 21 september 2018 d.d. 16 oktober 2018, pagina 32.
16.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 9 en 10.
17.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
18.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 11 en 12.
19.Zaaksdossier 1, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 23 en 24.
20.Zaaksdossier 3, proces-verbaal camerabeelden McDonald’s Best (1e) d.d. 26 september 2018, pagina’s 34 tot en met 39.
21.Zaaksdossier 3, proces-verbaal camerabeelden McDonald’s Best (2e) d.d. 29 september 2018, pagina’s 40 tot en met 47.
22.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 23 oktober 2018, pagina 48.
23.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2018, pagina’s 51 en 52.
24.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 4.
25.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 5.
26.Zaaksdossier 3, proces-verbaal stekkenhandel [verdachte 3] d.d. 22 januari 2019, pagina’s 216 tot en met 219, met als bijlage de lijst historische verkeersgegevens, pagina’s 220 tot en met 223, en zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 5 en 6.
27.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 1] .
28.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 16.
29.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 4 oktober 2018, pagina’s 56 en 57.
30.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 17.
31.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 4 oktober 2018, pagina 58 en 59.
32.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 18.
33.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 30 oktober 2018, pagina 64, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina 73.
34.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71.
35.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 22.
36.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
37.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 30 oktober 2018, pagina’s 64 en 65, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 5 november 2018, pagina 71, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina’s 73 en 74.
38.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 22 november 2018, pagina 77, en zaaksdossier 3, proces-verbaal van aanhouding d.d. 20 november 2018, pagina 104.
39.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van observatie d.d. 22 november 2018, pagina’s 77 tot en met 79.
40.Zaaksdossier 3, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 19 tot en met 21.
41.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen doos met hennepstekken [adres loods 1] Schinveld d.d. 27 november 2018, pagina’s 202 tot en met 204, en zaaksdossier 3, kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 november 2018, pagina 172.
42.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van bevindingen doos met hennepstekken [adres loods 1] Schinveld d.d. 27 november 2018, pagina 202.
43.Inleiding en Algemeen dossier, proces-verbaal Pv stemherkenning [verdachte 6] d.d. 13 maart 2019, pagina 142.
44.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina’s 5 tot en met 11.
45.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 11.
46.Zaaksdossier 4, proces-verbaal van observatie d.d. 15 november 2018, pagina’s 81 en 82.
47.Zaaksdossier 5, proces-verbaal d.d. 29 april 2019, pagina 12, en zaaksdossier 5, proces-verbaal van observatie d.d. 5 december 2018, pagina 34.
48.Proces-verbaal van terechtzitting verklaring [verdachte 6] .
49.Zaaksdossier 5, proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 24 november 2018, pagina 46 tot en met 51, met als bijlagen een fotomap, pagina’s 52 tot en met 70, en kennisgevingen van inbeslagneming, pagina’s 71 tot en met 76, en een ruimlijst, pagina 77.
50.Zaaksdossier 4, proces-verbaal ID [naam 2] d.d. 3 oktober 2018, pagina’s 30 en 31, en zaaksdossier 4, een ander geschrift, zijnde proces-verbaal Lokale Politie te Genk, eerste verhoor tijdens arrestatietermijn d.d. 16 oktober 2018, pagina 79, en zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina’s 5 tot en met 12 en 18.
51.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 5.
52.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 7.
53.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 8.
54.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 10.
55.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 11.
56.Zaaksdossier 4, proces-verbaal ID [naam 2] d.d. 3 oktober 2018, pagina’s 30 en 31.
57.Zaaksdossier 4, proces-verbaal d.d. 1 maart 2019, pagina 12.
58.Beslagdossier, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 21 november 2018, pagina’s 471 en 472, met als bijlage een kavellijst, pagina 477 en 478.
59.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] d.d. 21 november 2018, pagina’s 603 en 604.
60.Zaaksdossier 7, proces-verbaal van bevindingen stekkenhandel [verdachte 1] d.d. 27 november 2018, pagina 12’s tot en met 27.
61.Zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 december 2018, pagina’s 569 tot en met 571.
62.Zaaksdossier 1, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 21 november 2018, pagina’s 241 en 242.
63.Zaaksdossier 1, proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 januari 2019, pagina’s 210 tot en met 215.
64.Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5003.
65.Beslagdossier, proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 3 december 2018, pagina’s 660 tot en met 663.
66.Beslagdossier, een ander geschrift, te weten een NFI-rapport d.d. 25 januari 2019, pagina 667.