3.2Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij meerdere personen heeft opgelicht en van meerdere personen goederen heeft verduisterd. De rechtbank zal eerst het juridisch kader schetsen van oplichting en verduistering en de vraag of het verweten handelen in juridische zin oplichting oplevert, waarbij tevens wordt ingegaan op de overeenkomsten in de zaken en de koppeling van verdachte aan dit handelen. Daarna zullen de bewijsmiddelen in de afzonderlijke zaken worden benoemd.
Beoordelingskader oplichting
De rechtbank dient te onderzoeken of de gedragingen van verdachte oplichting in de zin van artikel 326 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opleveren. De Hoge Raad heeft in het overzichtsarrest van 20 december 2016overwogen dat voor een veroordeling wegens oplichting onder meer vereist is dat één of meer van de in artikel 326 Sr specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen gebezigd worden, te weten: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels.
Bij het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid gaat het er in de kern om dat het handelen van verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de persoon van verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen.
Bij listige kunstgrepen gaat het in vergelijkbare zin om meer dan één enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen.
De enkele omstandigheid dat een oplichtingsmiddel is gebezigd, is echter niet voldoende om tot een veroordeling ter zake van oplichting te komen. Voor oplichting in de zin van artikel 326, eerste lid, Sr is daarenboven vereist dat de ander, mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken, is bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld.
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in het overzichtsarrest heeft geoordeeld dat het enkele aangaan van een overeenkomst en het vervolgens in gebreke blijven deze na te komen op zichzelf, ook als degene die de overeenkomst is aangegaan al voorzag niet aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen, niet het aannemen van een valse hoedanigheid noch een listige kunstgreep in de zin van artikel 326 Sr oplevert. Zodra zich echter bijkomende omstandigheden voordoen, ligt de zaak anders. Hierbij kan bijvoorbeeld een rol spelen dat de verkoper handelde volgens een vooraf bedacht plan om de kopers op te lichten. In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2015.
De rechtbank is van oordeel dat in de voorliggende zaak er niet alleen sprake is geweest van het niet betalen of leveren van goederen, een civielrechtelijke wanprestatie, maar dat hier sprake is geweest van oplichting in de zin van artikel 326 Sr en zal hierna uitleggen waarom.
Eerst zal de rechtbank kort aangegeven waarom zij van oordeel is dat het telkens de verdachte is geweest die de verweten gedraging heeft verricht. Aangevers kennen verdachte of geven aan dat degene waar zij zaken mee hebben gedaan zich heeft voorgesteld onder de naam van verdachte. Aangevers overleggen veelal (kopieën) van rijbewijs, ID en/of bankpas van verdachte. De handtekening op door aangevers overlegde (kopieën) van door de dader gebruikte Europese Overschrijvingskaarten is telkens gelijk en overeenkomend met de handtekening op het rijbewijs en de ID-kaart van verdachte. Als telefoonnummers waarmee aangevers contact hebben met [verdachte] komen steeds dezelfde telefoonnummers, te weten [telefoonnummer 1]en/of [telefoonnummer 2]naar voren. Aangevers die verdachte niet anderszins kennen geven aan dat degene met wie zij van doen hadden overeenkwam met de persoon op de foto van het rijbewijs of ID. Verdachte heeft bij een aantal feiten erkend dat hij degene is geweest met wie aangevers van doen hebben gehad en in een aantal zaken is geld gestort op zijn bankrekening of die van zijn zoon. Het dossier bevat voorts geen enkele aanwijzing dat iemand anders zich (ooit) heeft uitgegeven voor verdachte en/of gebruik heeft gemaakt van de identificerende documenten van verdachte en/of zijn bankgegevens.
Wanneer de aangiften in deze zaak worden bezien, komt de werkwijze van verdachte telkens op een aantal essentiële punten overeen. Er is daarbij sprake van een gelijksoortige modus operandi die voldoende uniek en onderscheidend is. In de zaken waarin het bewijs beperkt is, kan middels de gebruikte modus operandi (als schakelbewijs) tot het wettig en overtuigend bewijs gekomen worden dat verdachte ook deze gedragingen heeft verricht.
De handelwijze van de verdachte kenmerkt zich in de eerste plaats door het feit dat hij in alle zaken onwaarheden vertelt tegen aangevers met het oog op het verkrijgen van geld en/of goederen. Hij doet zich voor als handelaar, stelt een kavel auto’s bij de Domeinen bemachtigd te hebben, werkzaam te zijn bij de DSM en/of eigenaar van een zorgboerderij. Hij vertelt vrijuit over zaken die hij in zijn bezit zou hebben en in voorkomend geval doet hij voorkomen meer aankopen/zaken bij of voor betrokken aangevers te willen doen. Verdachte maakt daarbij gebruik van het gegeven dat een neef van hem met dezelfde naam als verdachte al jaren een autodemontagebedrijf heeft. Deze neef heeft op 3 maart 2020 verklaard dat hij dezelfde voornaam en achternaam heeft als verdachte, dat hij een eigen autosloperij in Geulle heeft en dat zijn neef zich op meerdere plekken heeft uitgegeven als eigenaar van zijn sloopbedrijf, genaamd [naam bedrijf neef] . Hij kreeg vaker mensen aan de deur die het slachtoffer waren geworden van oplichting. Zijn neef kocht voertuigen die hij betaalde met ongedekte cheques.Op deze wijze doet verdachte zich voor als een bonafide en solvabele verkoper/handelaar.
Bij aankopen maakt verdachte gebruik van Europese overschrijvingskaarten op naam van
[verdachte] met bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] . Met een Europese overschrijvingskaart kan binnen Europa geld worden overgemaakt. Voorwaarde voor uitbetaling is dat er voldoende saldo op de rekening staat van degene die de overschrijvingskaart uitschrijft.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte. Hieruit bleek dat verdachte beschikte over een betaalrekening bij de ING bank met het rekeningnummer IBAN: [rekeningnummer 1] .Uit onderzoek naar deze bankrekening bleek dat in de periode van 14 januari 2020 tot en met 9 augustus 2020 alleen kosten voor de bankrekening werden afgeschreven. In deze periode werden geen bedragen bijgeschreven. Het saldo bedroeg op 14 januari 2020 € 9,25 negatief en op 9 augustus 2020 € 21,90 negatief.Verdachte wist dat hij niet voldoende saldo op zijn rekening had, waardoor de aangevers dit geld nooit zouden kunnen innen.
Verdachte verzekerde aangevers telkens dat het geld binnen enkele dagen op hun rekening zou staan en dat zij daarom het voertuig alvast konden meegeven aan verdachte. Ook als het geld na enige weken nog niet was ontvangen door aangevers, bleef verdachte volhouden dat het geld eraan zou komen en dat hij ook niet begreep waarom het langer duurde. In enkele gevallen werd zijn toon zelfs bedreigend toen aangevers zeiden dat zij naar de politie zouden stappen als zij hun geld of voertuig niet zouden krijgen.
Ter versterking van het vertrouwen dat in hem kon worden gesteld, gaf verdachte zonder aarzelen zijn eigen rijbewijs, bankpas en/of identiteitskaart af aan aangevers, zodat zij hier een foto of kopie van konden maken. Veelal werd de Europese Overschrijvingskaart in een ING-kantoor ingevuld en ook nog door een bankmedewerker gecontroleerd, waardoor aangevers in de veronderstelling verkeerden dat de koop rond was en dat het geld aan hen zou worden overgemaakt, niet wetende dat verdachte niet over dergelijke grote geldbedragen beschikte. Sterker nog, verdachte beschikte in die periode volgens zijn bankgegevens nooit over enig substantieel geldbedrag. Tevens heeft hij nooit beschikt over de voertuigen die hij aangevers beloofd had.
Met deze -vooraf bedachte- handelingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het - met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling van zichzelf - aannemen van een valse hoedanigheid en gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels, waardoor aangevers werden bewogen tot de afgifte van hun goederen of geldbedragen. Derhalve is in de hierna bewezenverklaarde feiten, zoals onder 3.4 opgenomen, sprake van oplichting zoals bedoeld in artikel 326 Sr.
Beoordelingskader verduistering
Van verduistering is sprake indien verdachte zich opzettelijk een goed toe-eigent, dat aan een ander toebehoort en dat verdachte anders dan door misdrijf onder zich heeft. Bij roerende zaken, zoals hier telkens het geval, is van toe-eigening sprake zodra de dader zijn besluit om zich de zaak naar eigen goeddunken ten nutte te maken in daden heeft omgezet door er als heer en meester over te gaan beschikken. Voldoende is daarvoor bijvoorbeeld dat een verdachte de door hem gehuurde auto niet terug komt brengen en niet reageert op telefoontjes.
In de zaken waarin de verdachte verweten wordt dat hij een goed, toebehorend aan aangevers, heeft verduisterd, ging het in vier gevallen om de situatie dat verdachte een proefrit maakte met de auto of fiets van aangever. In twee zaken ging het om het lenen van een aanhanger en in één zaak om het huren van een auto. Vervolgens bracht hij deze voertuigen niet terug op het afgesproken tijdstip. In sommige gevallen heeft hij aangever, tijdens of na het maken van de proefrit, nog verzekerd dat hij het voertuig zou kopen, maar vervolgens komt hij niet meer terug met het voertuig en is er ook geen sprake van betaling. In twee gevallen heeft verdachte het voertuig zelfs doorverkocht en te koop aangeboden.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom bij de hierna bewezenverklaarde feiten, zoals opgenomen onder 3.4, sprake van verduistering zoals bedoeld in artikel 321 Sr.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de periode van 10 tot en met 24 september 2018 in Valkenburg aan de Geul.
Op 14 september 2021 had aangever een afspraak met verdachte in verband met een woning die verdachte wilde huren van aangever. Tijdens deze afspraak vertelde verdachte dat hij een handel had in im- en export van bedrijfsauto’s. Op 21 september 2021 hadden ze een nadere afspraak in verband met de huur van de woning en vertelde verdachte dat hij een kavel personenauto’s had gekocht bij de Domeinen. Verdachte liet aangever een paar foto’s zien van een Mercedes Cabrio AMG en vroeg of aangever daar interesse in had. De auto moest € 28.000,- kosten en aangever kon de auto voor de inkoopprijs kopen. Verdachte zei dat hij dit aanbod aan aangever deed, omdat hij een woning van hem kon huren.
Ze spraken af elkaar op 24 september 2021 om 10:00 uur te ontmoeten in Zwolle om de koop te regelen. Verdachte zou de auto na betaling daar in de buurt kunnen ophalen. Toen aangever verdachte aangaf dat hij het lastig vond om het grote geldbedrag over te maken, zonder dat hij iets tastbaars in handen had, stelde verdachte hem gerust en zwoer hij op het leven van zijn kinderen dat hij geen kwade bedoelingen had. Daarna heeft aangever zijn dochter het geld over laten maken op de bankrekening van [verdachte] , met IBAN: [rekeningnummer 1] .
De verdachte gaf aan dat aangever wel een foto mocht maken van zijn bankpas, waarop dit rekeningnummer stond vermeld. Tevens heeft aangever een kopie mogen maken van het rijbewijsen de identiteitskaart van de verdachte.
Verdachte zou de auto in de loop van de avond bij aangever achter zijn woning parkeren. Om 17:00 uur die dag belde verdachte dat hij de auto niet had kunnen meenemen, omdat de betaling te laat binnen was. Gedurende de twee weken hierna had verdachte iedere keer een andere smoes waarom hij de auto niet kon leveren. Aangever vroeg hierop zijn geld terug, verdachte beloofde dat hij dit zou terugstorten, maar dit gebeurde niet.
De bankrekening van de verdachte met IBAN: [rekeningnummer 1] werd onderzocht en hieruit bleek dat op 24 september 2018 een bedrag van € 28.000,- was overgeschreven van de bankrekening op naam van [slachtoffer 1] naar de bankrekening van verdachte met omschrijving: aankoop Mercedes cabrio AMG.
Door te vertellen dat hij een handel in auto’s had, een kavel bij de Domeinen had gekocht, te zweren dat hij geen kwade bedoelingen had en dat aangever de auto zou krijgen, werd aangever ertoe bewogen € 28.000,- aan verdachte over te maken. Daarmee heeft verdachte zich, naar het oordeel van de rechtbank, schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van verduistering van zijn aanhanger gepleegd op 18 november 2019 in Posterholt, in de gemeente Roerdalen.
Op 18 november 2019 kwam verdachte naar aangever toe om zijn aanhanger, een autoambulance, te lenen. Verdachte was een keer of vijf eerder op het bedrijf van aangever geweest voor reparatie van auto’s en APK keuringen. Ze spraken af dat verdachte de aanhanger ’s avonds weer terug zou brengen. Om 19:00 uur was de aanhanger nog niet teruggebracht en belde aangever naar verdachte. Hij vertelde dat hij lekke banden had, maar deze zou repareren en de aanhanger daarna zou terugbrengen. Vervolgens heeft aangever diverse malen contact gehad met verdachte, maar telkens had hij andere smoezen waarom hij de aanhanger niet kon terugbrengen. Aangever heeft gehoord dat de aanhanger te koop zou zijn aangeboden.
Getuige [getuige 1] heeft op 16 december 2020 verklaard dat hem door de verdachte, die hij goed kent, een half jaar tot een jaar daarvoor een autoambulance aangeboden is voor een bedrag van € 400,-.
Door de aanhanger te lenen en niet meer terug te brengen en zelfs te koop aan te bieden, als ware het zijn aanhanger, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering.
[aangever 1] heeft, namens slachtoffer [slachtoffer 3] , aangifte gedaan van verduistering.
De aanhangwagen was eigendom van [slachtoffer 3] , maar aangever had deze geleend.
Op 22 december 2019 kwam [verdachte] naar hem toe met de vraag of hij deze aanhangwagen mocht lenen om wat spullen op te halen. Het zou een uurtje duren.
[verdachte] is met de aanhangwagen weggereden en daarna heeft aangever hem niet meer gezien of gesproken en de aanhanger niet teruggekregen. Aangever heeft verdachte opgezocht op Facebook en herkende hem op de profielfoto als de persoon die hij de aanhangwagen geleend had.
Door de aanhangwagen te lenen en niet meer terug te brengen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering.
[aangever 2] heeft namens ITEK Roermond aangifte gedaan van diefstal van een fiets gepleegd op 3 december 2019 in Roermond.
Op 3 december 2019 om 09:15 uur kwam een man de winkel binnen die een proefrit wilde maken op een elektrische mountainbike. Hij herkende de man als [verdachte] van een eerdere aankoop in de winkel. De aangever vertrouwde hem als bekende klant en gaf daarom de mountainbike mee. Verdachte keerde na de proefrit niet terug.
Op de camerabeelden van de winkel is te zien dat om 09:32:02 uur een medewerker van ITEK een donkerkleurige mountainbike met roodkleurige accenten met zich mee droeg. Een man met een opvallend fors postuur, met kort zwart haar, begin kalend, gekleed in een donker blauw kleurig jack met beige vlakken op het rug- en schoudergedeelte stapt op deze fiets en rijdt weg. Verbalisant [verbalisant 1] herkent op deze beelden de man als zijnde verdachte, [verdachte] .
De rechtbank constateert dat in het proces-verbaal van het uitlezen van de camerabeelden als datum 12 maart 2019 staat vermeld, terwijl het feit is gepleegd op 3 december 2019. De omschrijving van de beelden alsmede het tijdstip komt echter geheel overeen met hetgeen in de aangifte is gerelateerd.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat hetgeen op de beelden door de verbalisant is waargenomen en beschreven, hetgeen is dat op 3 december 2019 is gebeurd.
Verdachte heeft over dit feit verklaard dat hij de fiets heeft meegenomen en voor € 500,- heeft verkocht aan [koper 1] uit Echt.
Door de fiets voor het maken van een proefrit mee te nemen, maar deze vervolgens niet te retourneren en zelfs te verkopen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van deze fiets van aangever.
[aangever 3] heeft namens Motoport Echt B.V. aangifte gedaan van verduistering gepleegd op 11 augustus 2020 in Echt.
Op die dag kwam een man, naar later blijkt verdachte, de zaak binnen die een proefrit wilde maken op een motorfiets. De man maakte op aangever een zeer betrouwbare indruk en vertelde dat hij goed bevriend was met oude klanten van aangever. Hetgeen hij vertelde over deze oude klanten klopte tot in detail. De man vertelde dat hij € 10.000,- tot € 15.000,- te besteden had en dat hij ook graag een helm wilde kopen.
Ze zochten samen een helm uit ter waarde van € 500,-. Normaal gesproken gaf aangever een speciale proefrithelm mee, maar die had hij niet in de maat van verdachte. Aangever was ervan overtuigd dat de man de helm zou kopen, waardoor hij deze helm meegegeven heeft voor de proefrit. Aangever heeft de man de voorwaarden van een proefrit uitgelegd en gaf de man de sleutels. De man vertelde dat hij naar zijn huis in Susteren wilde rijden om de motor aan zijn vrouw te laten zien en om contant geld op te halen. Aangever zei tegen verdachte dat hij binnen nog even het proefritformulier moest opmaken. Toen hij naar binnen liep, zag hij de man op de motorfiets wegrijden. Anderhalf uur later kreeg aangever een telefoontje van de man die zei dat hij zo terug zou komen om de motor te betalen. Hij is echter nooit teruggekeerd. Aangever herkende de man als zijnde de man afgebeeld op de foto op het rijbewijs. De waarde van de motor en de helm tezamen betreft € 13.499,-.
Aangever had een kopie gemaakt van het rijbewijs van de man. Op de kopie is het rijbewijs van verdachte te zien.
In de telefoon van verdachte werden enkele foto’s aangetroffen gemaakt met de telefoon van verdachte, waaronder foto’s van de gestolen motor en helm. Deze foto’s werden op 11 augustus 2020 verzonden naar contactpersoon [betrokkene 1] . Tevens werd een spraakbericht gestuurd naar [betrokkene 1] inhoudende: “ik heb wat nieuw speelgoed gehaald, vet he?”
Over dit feit heeft de verdachte verklaard dat het klopt en dat hij deze motor heeft meegepakt.
Door de motor en de helm mee te nemen ten behoeve van het maken van een proefrit en deze vervolgens niet te retourneren heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van de motor en helm van aangever.
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 31 december 2019 in Stein.
Zij was werkzaam in het Ibis Budget hotel in Stein waar ook verdachte verbleef. Zij raakte aan de praat met verdachte en hij vertelde haar dat hij aan gebruikte telefoons kon komen, omdat hij bij DSM werkte. Hij kon er zes per jaar krijgen om te verkopen. Aangeefster sprak op 31 december 2019 met verdachte af dat zij een Iphone 11 van hem zou kopen voor
€ 300,-. Die dag heeft aangeefster het bedrag overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte. Op 1 januari 2020 zou hij de telefoon aan haar overhandigen. Hierna kreeg aangeefster berichten van verdachte waarin hij de afspraak maar bleef uitstellen. Zij heeft hem gezegd dat zij naar de politie zou gaan als zij haar telefoon of het geld niet zou krijgen. Zij moest van verdachte haar bankrekeningnummer geven, waarna hij het geld zou overmaken, maar dit is nooit gebeurd.Zij heeft een foto gemaakt van de bankpasvan verdachte met daarop vermeld het rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
De bankrekening van verdachte met IBAN: [rekeningnummer 1] is onderzocht. Hieruit bleek dat op 31 december 2019 een bedrag van € 300,- was overgeschreven van de bankrekening van [slachtoffer 4] naar de bankrekening van de verdachte met de omschrijving: Iphone [slachtoffer 4] Ibis.
De verdachte heeft over dit feit verklaard dat hij met dit meisje een paar keer heeft gepraat en geappt. Het ging om een tweedehands I-phone. Hij heeft geld van haar gehad.
Verdachte heeft, door zich voor te doen als medewerker van DSM en aangeefster voor te houden dat hij aan een Iphone 11 zou kunnen komen, aangeefster ertoe bewogen om aan verdachte een bedrag van € 300,- over te maken in de veronderstelling dat zij in ruil daarvoor een Iphone 11 zou krijgen.
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd tussen 2 en 3 januari 2020 in Stein.
Hij was eveneens werkzaam in het Ibis Hotel in Stein en kwam op 2 januari 2020 in contact met verdachte. Verdachte vertelde aangever dat hij werkzaam was bij DSM en dat daar computers en telefoons iedere zes maanden werden vervangen en tegen een gereduceerd tarief verkocht aan derden. Aangever had wel interesse in een laptop. Op 2 januari 2020 vertelde verdachte hem dat hij een laptop in de aanbieding had voor € 250,-. Deze laptop was pas vier maanden gebruikt. Aangever heeft vervolgens het bedrag overgemaakt op de bankrekening van de verdachte met IBAN: [rekeningnummer 1] .
In de loop van die middag zou verdachte de laptop komen brengen, maar dit gebeurde niet. Op 3 januari 2020 belde aangever naar verdachte die zei dat hij had moeten overwerken en het daarom niet was gelukt om de laptop te komen brengen. Hij zou deze in de loop van de middag komen brengen. Vervolgens heeft aangever naar verdachte een bericht gestuurd met de mededeling dat hij zijn geld terug wilde hebben. Daarna heeft aangever niets meer van verdachte vernomen.
De bankrekening van de verdachte met IBAN: [rekeningnummer 1] is onderzocht. Hieruit bleek dat op 2 januari 2020 een bedrag van € 250,- was overgeschreven van de bankrekening van [slachtoffer 5] naar de bankrekening van de verdachte met de omschrijving: ‘laptop’.
Over dit feit heeft verdachte verklaard dat hij ook nog iets aan een collega van haar (rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 4] ) verkocht heeft.
Ook bij dit feit heeft verdachte zich voorgedaan als een medewerker van DSM en aangever voorgehouden dat hij aan een laptop zou kunnen komen. Zodoende heeft hij aangever ertoe bewogen om aan verdachte een bedrag van € 250,- over te maken in de veronderstelling dat hij in ruil daarvoor een laptop zou krijgen.
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de periode van 22 tot 27 maart 2020 in Landgraaf.
Op 22 maart 2020 kwam [verdachte] bij haar en haar man, [naam] , op visite met de zus van aangeefster en sprak met haar man over een Audi A5 waar haar man wel interesse in had. De dag erna heeft [verdachte] gebeld met haar man met de mededeling dat hij een Audi A5 gevonden had, die ze met inruiling van hun Opel Insignia en € 4.000,-, zouden kunnen kopen. De Audi A5 zou een vriend van verdachte hebben gekocht bij de Domeinen en verdachte had nog iets tegoed van deze vriend.
Op 23 maart 2020 is verdachte de Opel Insignia met alle papieren komen ophalen. Op 24 maart 2020 zou verdachte de Opel Insignia inruilen en de Audi A5 ophalen in Alkmaar. Die dag stuurde verdachte een foto van de bankpas van [naam zoon] , zijn zoon, met IBAN: [rekeningnummer 2] en het verzoek om € 4.000,- naar dit rekeningnummer over te maken. Aangeefster heeft dit bedrag overgemaakt vanaf de bankrekening van haar man met IBAN: [rekeningnummer 3] . Toen op 27 maart 2020 de Audi A5, noch het geld, ontvangen was door aangeefster en haar man, hebben ze verdachte te kennen gegeven dat zij hun auto en hun geld terug wilden. Op 27 maart 2020 heeft verdachte hen de auto en de autopapieren teruggegeven, maar de € 4.000,- hebben zij niet ontvangen. Ze zagen dat verdachte de Opel Insignia vanaf 25 maart 2020 op zijn eigen naam had overgeschreven.
Op 20 augustus 2020 heeft aangeefster in een e-mail aan de politie aangegeven dat [verdachte] zich had uitgegeven als zijnde de eigenaar van [naam bedrijf neef] gevestigd te Geulle. De vader van aangeefster is naar dit bedrijf gegaan, waar duidelijk werd dat de eigenaar van dit bedrijf, eveneens genaamd [verdachte] , een neef is van de verdachte.
In een nader verhoor op 28 augustus 2020 heeft aangeefster verklaard dat verdachte met haar zus bij hen op bezoek kwam en dat verdachte een vaste klant was van het café van haar zus. Haar man heet [naam] en verdachte heeft verteld dat hij als auto-opkoper bij de Domeinen goedkoop auto’s kon kopen.
Onderzoek naar de bankgegevens van [naam zoon] wees uit dat op 24 maart 2020 een bedrag van € 4.000,- werd overgemaakt vanaf de bankrekening met IBAN: [rekeningnummer 3] op naam van [naam] naar de bankrekening van [naam zoon] met IBAN: [rekeningnummer 2] .
[naam zoon] heeft verklaard dat verdachte hem gevraagd had of hij zijn rekeningnummer mocht gebruiken, omdat zijn eigen bankrekeningnummer geblokkeerd was. Dat vond hij goed. Hij heeft het geld vervolgens van zijn rekening gehaald en contant aan zijn vader gegeven.
Door zich voor te doen als eigenaar van [naam bedrijf neef] en aan te geven dat hij via een vriend een Audi A5 voor hen had gevonden, heeft verdachte, die een bekende was van de zus van aangeefster, aangeefster ertoe bewogen om hun Opel Insignia aan de verdachte mee te geven en € 4.000,- over te maken op de rekening van de zoon van verdachte.
[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de periode van 14 tot en met 26 mei 2020 in Nieuwstadt, gemeente Echt-Susteren.
Op 14 mei 2020 kwam de dochter van aangever thuis met het verhaal dat haar lievelingspaard [naam paard] naar de slacht zou moeten. Dit had zij vernomen van haar vriendin [naam vriendin] , die werkzaam was op zorgboerderij [naam zorgboerderij] waar [naam paard] stond.
[naam vriendin] heeft verdachte leren kennen tijdens een verblijf in een opvanghuis en had de dochter van aangever verteld dat verdachte had aangeboden het paard te kopen en te stallen in een nog door hem op te richten zorgboerderij.. Als aangever € 500,- zou bijdragen, zou verdachte [naam paard] kopen. De dochter van aangever zou dan ook voor [naam paard] moeten zorgen. Verdachte had tegen [naam vriendin] gezegd dat aangever hem mocht bellen. Aangever heeft daarop contact gezocht met verdachte en diezelfde avond is verdachte bij aangever langsgegaan om een en ander te bespreken. Aangever heeft verdachte die avond € 500,- gegeven. Verdachte vertelde dat aangever en zijn vrouw geen contact mochten opnemen met de eigenaren van zorgboerderij [naam zorgboerderij] , omdat zij niet goed voor de dieren zorgden. Verdachte wilde alle dieren opkopen en vervolgens de dierenbescherming erop af sturen. In het zelfde gesprek werd er ook gesproken over het feit dat de dochter van aangever nog niet zolang haar rijbewijs had en niet graag in hun auto reed.
Op 15 mei 2020 vertelde verdachte tegen aangever dat hij een leuke Fiat 500 Cabrio en een Toyota Yaris had zien staan en dat dit wellicht iets zou zijn voor de dochter van aangever. Verder vertelde verdachte dat hij een sloopbedrijf had dat momenteel door zijn zonen gerund werd en dat hij zich voornamelijk bezighield met de handel en veel bij de veiling bij de Domeinen te vinden was om daar goederen te kopen en daarna te verkopen. Hij gaf aangever aan dat hij de Fiat 500 Cabrio kon kopen voor € 3.849,-. Aangever heeft toen € 4.000,-, gepind, inclusief € 151,- voor de moeite, en heeft dit cash aan verdachte gegeven. De dag erna zou verdachte de auto komen afleveren bij aangever.
Op 16 mei 2020 gaf verdachte aan dat het niet meer gelukt was om het geld te storten en de auto mee te nemen en dat het maandag 18 mei 2020 zou worden.
Op 17 mei 2020 stuurde verdachte een foto van een Fiat 500 Cabrio, zonder kenteken. Dit zou vaker het geval zijn bij auto’s van de Domeinen, aldus verdachte. Later ontdekte aangever dat deze foto afkomstig was van internet en dat het een Amerikaanse auto was die ergens op een beurs stond.
Op 18 mei 2020 belde verdachte naar aangever dat hij bij de Domeinen was en ook een koper had voor de Toyota Yaris. Die kon verkocht worden voor € 8.000,- en die kon hij ook meteen meenemen als aangever hier € 4.300,- in zou investeren.
Aangever heeft vervolgens ook dit bedrag gepind en overhandigd aan verdachte. De nieuwe eigenaar van de Toyota Yaris zou € 8.000,- direct overmaken naar aangever, verzekerde verdachte. De Fiat zou verdachte bij aangever afleveren.
Op 19 mei 2020 gaf verdachte aan dat hij de auto kon gaan ophalen als alle papieren in orde zouden zijn.
Op 20 mei 2020 gaf verdachte aan dat hij de auto’s aan het ophalen was. Verdachte kwam niet opdagen en toen aangever belde gaf verdachte aan dat hij erbij stond toen de nieuwe eigenaren van de Toyota het geld overmaakte naar aangever. Het geld stond echter niet op de rekening. De Fiat zou in een loods in Maastricht staan.
Verdachte beloofde aangever dat hij de dag erna de auto bij aangever zou komen afleveren.
Op 21 mei 2020 stond het bedrag van € 8.000,- nog steeds niet op de rekening van aangever en had hij ook geen Fiat 500 Cabrio ontvangen.
Een aantal malen beloofde verdachte dat hij langs zou komen, maar dit gebeurde niet.
Op 22 mei 2020 maakte aangever hiervan melding bij de politie. Hierna zei verdachte dat hij het allemaal goed zou maken.
Op 23 mei 2020 belde verdachte met aangever dat hij niet meer zou komen, omdat aangever met [naam vriendin] gesproken had. Verdachte gaf aan dat het niets zou gaan opleveren als hier een zaak van zou worden gemaakt hij zou niet worden gestraft, maar hooguit een paar dagen moeten zitten en dit had hij er wel voor over.
De door aangever aangegeven gang van zaken is door de echtgenote van aangever, genaamd [getuige 2] ,en door getuige [naam vriendin]bevestigd.
Verdachte heeft gebruikgemaakt van zijn contacten met [naam vriendin] die bevriend was met de dochter van aangever om contact te leggen met aangever. Door zich vervolgens voor te doen als eigenaar van een zorgboerderij, een sloopbedrijf en een handelaar in auto’s, aangever voor te houden dat hij [naam paard] zou kopen voor de dochter van aangever en dat hij een Fiat 500 cabrio kon kopen samen met een Toyota Yaris op welke laatste auto aangever dan een leuke winst kon maken als hij daarin zou investeren, heeft hij aangever ertoe bewogen om
€ 500,-, € 4.000,- en € 4.300,- af te geven aan verdachte.
Vrijspraak oplichting [slachtoffer 10]
In de tenlastelegging is onder feit 7 opgenomen dat de feiten die daarna worden benoemd, waaronder het feit van aangever [slachtoffer 10] , zouden zijn gepleegd in de periode van 15 januari 2020 tot en met 14 juli 2020.
Aangever [slachtoffer 10] heeft verklaard dat hij op 7 januari 2020 werd gebeld door [verdachte] met de mededeling dat hij interesse had in een voertuig dat [slachtoffer 10] te koop aanbood. Op 11 januari 2020 kwam aangever met verdachte overeen dat het voertuig voor € 6.500,- verkocht zou worden aan verdachte en werd door verdachte een cheque uitgeschreven en door aangever het voertuig aan verdachte meegegeven.
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad beslaat de term ‘omstreeks’ in de tenlastelegging slechts een paar dagen. Dat wil zeggen, maximaal twee dagen vóór en maximaal twee dagen na de begin- en einddatum van de ten laste gelegde periode. Vier dagen buiten de ten laste gelegde periode, zoals in onderhavige zaak, valt dan ook niet onder het bereik van de ten laste gelegde “omstreeks”. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte (partieel) vrijspreken van dit feit.
[aangever 4] heeft namens collega [slachtoffer 8] , geboren in [geboorteplaats 2] , aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 15 januari 2020 in Eindhoven. Beiden waren werkzaam bij [naam bedrijf] te Eindhoven. Collega [slachtoffer 8] wilde zijn Mercedes-Benz GLK 220 verkopen en aangever zou hem daarbij helpen. Via het account op marktplaats op naam van het bedrijf plaatsten ze een advertentie. De vraagprijs bedroeg € 12.500,-.
Op 15 januari 2020 belde een man die zich voorstelde als [verdachte] . Hij had interesse in de auto en kwam nog dezelfde dag naar het bedrijf om de auto te bekijken. Er werd afgesproken dat verdachte de auto voor € 11.000,- zou kopen.
Verdachte gaf aan dat hij middels een Europese Overschrijvingskaartwilde betalen. Deze kaart vulde aangever in. Verdachte liet ook zijn bankpas zien. Verdachte ondertekende de overschrijvingskaart. Hierna heeft verdachte zijn eigen, Belgische, kentekenplaten op de auto gemonteerd. Zij (de rechtbank begrijpt: aangever en [slachtoffer 8] ) hebben verdachte nog een setje zomerbanden meegegeven. Hierna is verdachte vertrokken. Aangever ging vervolgens naar de bank om de kaart in te leveren en het geld te innen. De kaart werd geaccepteerd en het geld zou binnen vijf werkdagen op de rekening staan.
Op 17 januari 2020 heeft aangever een bericht naar verdachte gestuurd dat het geld nog niet op de rekening stond. In de vele berichten die daarop volgden bleef verdachte aangeven dat hij niet begreep waar het geld bleef.
Na het raadplegen van de naam [verdachte] op internet, kwam een bedrijf in Geulle in beeld. Aangever en [slachtoffer 8] zijn naar dit bedrijf gegaan. Daar aangekomen bleek dat ze te maken hadden gehad met de neef van de eigenaar van het bedrijf, die zich vaker uitgaf als zijnde eigenaar van het bedrijf.
De camerabeelden van het bedrijf [naam bedrijf] zijn bekeken door verbalisant [verbalisant 2] .
Op de beelden was een zilver of grijskleurige Mercedes te zien en twee mannen. Man 1 had een normaal postuur en een bril en man 2 had een corpulent postuur en kort zwart haar. Halverwege de beelden was tevens een garagemedewerker met een Indisch uiterlijk te zien.
Uit deze beelden, in combinatie met de aangifte, leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 8] de garagemedewerker is met het Indisch uiterlijk en derhalve aanwezig was bij de verkoop en de afgifte van zijn Mercedes-Benz GLK 220 aan verdachte.
Door zich uit te geven als eigenaar van [naam bedrijf neef] in Geulle en te betalen met een Europese Overschrijvingskaart waarvan hij wist dat deze niet te innen was, heeft verdachte aangever ertoe bewogen om zijn Mercedes-Benz GLK 220 aan verdachte mee te geven, in de veronderstelling dat het geld binnen enkele dagen op zijn rekening zou staan en zich daarmee schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 16 juni 2020 in Maasbracht, gemeente Maasgouw.
Hij was de eigenaar van een Rib van het merk Capelli met een daarbij behorende trailer. Hij bood deze boot te koop aan via diverse kanalen voor € 59.750,-. Verdachte was de hoogste bieder en bood € 55.000,-. Na telefonisch de koop te zijn overeengekomen heeft verdachte een foto van zijn identiteitskaartverzonden aan aangever. Daarop heeft aangever op 2 juni 2020 een koopcontractopgesteld en dit verzonden aan verdachte. Verdachte heeft dit dezelfde dag nog ondertekend en teruggestuurd naar aangever. Hierna heeft aangever de boot laten overkomen vanuit Spanje en deze gestald bij De Spaanjerd te Kinrooi. Verdachte gaf aan dat hij middels een cheque zou betalen.
Op 12 juni 2020 ging aangever naar een ING-loket in Beek en daar heeft verdachte de Europese Overschrijvingskaart ingevuld en ondertekend. Aangever heeft foto’s gemaakt van de overschrijvingskaart, het rijbewijsen de bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer 1]op naam van [verdachte] . De overschrijvingskaart zou naar het hoofdkantoor van de bank worden gestuurd, waarna het geld naar de rekening van aangever zou worden overgemaakt. Tevens werd de overschrijving van de motorboot geregeld, die verdachte contant betaalde. Hierna reden ze samen naar Kinrooi. Afgesproken werd dat aangever de boot naar Roosteren zou brengen, waar een vriend van verdachte de boot zou overnemen. Daar aangekomen werd de boot achter de auto van de vriend van verdachte gekoppeld en heeft aangever alle papieren van de boot en de trailer aan verdachte overhandigd.
Op 13 juni 2020 werd aangever gebeld door verdachte dat de douane of belastingdienst zijn boot had tegengehouden. Verdachte vroeg aangever om met € 1.000,- naar het ING kantoor in Beek te komen om het beslag op te heffen. Dit bedrag heeft aangever verdachte contant overhandigd.
Op 15 juni 2020 belde verdachte dat dat het beslag was opgeheven. Het bleek een misverstand te zijn. Hij zou de € 1.000,- terugstorten en vroeg aangever om zijn bankrekeningnummer. De € 55.000,- voor de boot en de € 1.000,- heeft aangever niet ontvangen. Hij vroeg aangever ook nog of die een bootje te koop wist voor ongeveer
€ 35.000,-. Iemand had hem benaderd om een boot te kopen voor dit bedrag. Verdachte deed zich ook voor als opkoper en verkoper van boten en auto’s.
Op 16 juni 2020 werd aangever door de politie gebeld met de mededeling dat verdachte de boot te koop had aangeboden voor een bedrag van € 15.000,-.
De boot van aangever bleek later door verdachte te zijn aangeboden aan [koper 2]en
[koper 3].
De boot werd op 16 juni 2020 aangetroffen op het terrein van het bedrijf [bedrijf koper 4] te Echt.
[koper 4] verklaarde dat [verdachte] bij hem kwam met een jeep en een trailer met daarop een boot. Die boot had [koper 4] pas een paar dagen bij hem op het terrein staan, toen de politie kwam. Verdachte heeft [koper 4] verteld dat hij de papieren had en dat hij binnenkort zijn pasje binnen zou krijgen. [koper 4] zou de boot voor € 30.000,- van de verdachte kopen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij degene is geweest die de koop voor de boot heeft gesloten voor € 55.000,- en toen later nog heeft gebeld over de btw.
Verdachte geeft zich uit als opkoper en verkoper van boten en auto, tekent de koopovereenkomst, gebruikt als betaalmiddel een naar later blijkt niet gedekte Europese Overschrijvingskaart die hij uitschrijft aan de balie van een ING-loket en laat aangever kopieën dan wel foto’s maken van zijn identiteitskaart, rijbewijs en bankpas. De verklaring van verdachte dat hij de boot cash zou hebben betaald, is in het licht van de bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht verdachte daarom ook ten aanzien van dit feit schuldig aan oplichting.
Op 27 januari 2020 heeft [slachtoffer 11] in België aangifte gedaan van oplichting.
Hij heeft een advertentie geplaatst op de website www.marktplaats.nl waarin hij zijn Landrover Defender te koop aanbood. Een man genaamd [verdachte] had hier interesse in en op 13 januari 2020 zijn zij samen naar de ING bank te Maastricht gegaan om een cheque ter waarde van € 15.000,- in te dienen. [verdachte] ondertekende de cheque, waarna op verzoek van aangever door de medewerker van de bank nog werd gecontroleerd of de cheque goed was ingevuld. [verdachte] deponeerde deze cheque hierna in de brievenbus. Op 27 januari 2020 had aangever zijn geld nog steeds niet ontvangen. Bij navraag bij de bank bleek dat [verdachte] mogelijk niet voldoende saldo op zijn bankrekening had om de cheque te kunnen innen. Omdat [verdachte] een autogarage in Nederland zou hebben heeft aangever navraag gedaan bij verschillende garages in Nederland waar de naam direct werd herkend en werd gezegd dat [verdachte] een oplichter is. Zijn garage is [naam bedrijf neef] in Geulle. zijn gsmnummer is [telefoonnummer 1] . [verdachte] is van Nederlandse afkomst aldus aangever.
De Belgische politie relateert dat zij met [verdachte] telefonisch contact hebben opgenomen. Ze hebben [verdachte] in dit telefoongesprek gevraagd de € 15.000,- over te maken aan [slachtoffer 11] , waarop [verdachte] aangaf dat hij al € 15.000,- had overgemaakt, maar dat hij dit nog zou nakijken en dat het bedrag aan het einde van de week op de bankrekening van [slachtoffer 11] zou staan.
In deze zaak zijn door aangever geen (kopie) van de gebruikte overschrijvingskaart overgelegd of kopieën van ID bewijzen of bankpas van de verdachte. De door aangever beschreven gang van zaken komt evenwel overeen met door de verdachte in andere zaken gehanteerde werkwijze. Daarbij heeft de politie contact opgenomen op het door aangever opgegeven nummer dat door [verdachte] ook in andere zaken is gebruikt. De inhoud van het gesprek ondersteunt de aangifte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook in geval van [slachtoffer 11] wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 11] heeft opgelicht. Verdachte heeft zich voorgedaan als garagehouder en bonafide koper van, in dit geval, een auto.
Hij heeft hiertoe in een ING-kantoor een, niet gedekte, overschrijvingskaart uitgeschreven. Hierdoor heeft hij aangever ertoe bewogen om zijn auto, een Landrover Defender, aan verdachte mee te geven en zich zodoende schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 12] heeft in België aangifte gedaan van oplichting.
Op 19 januari 2020 heeft aangever zijn kampeerauto, merk Rimor, te koop aangeboden op de website www.tweedehands.be voor een bedrag van € 19.500,-.
Daarop kreeg hij een telefoontje van verdachte. Hij is op 22 januari 2020 naar de kampeerauto komen kijken en samen hebben ze een prijs van € 18.000,- afgesproken.
De dag erna kwam verdachte naar de woning van aangever en liet zijn rijbewijs en ING bankpas met IBAN: [rekeningnummer 1] zien, waar aangever foto’s van maakte. Tevens overhandigde verdachte aangever een chequemet zijn naam en rekeningnummer erop. Deze gegevens kwamen overeen met de gegevens op de bankpas. Verdachte vertelde aangever dat hij al 25 jaar een garage heeft in Geulle, net over de grens. Aangever controleerde dit op internet en dit bleek te kloppen. Daarop heeft aangever zijn nummerplaat van de kampeerauto gehaald en heeft verdachte een Nederlandse kentekenplaat erop bevestigd. Aangever is naar de bank gegaan en heeft daar de cheque ingeleverd. Enkele weken later zou hij zijn geld ontvangen.
Achteraf bleek dat bij ‘IBAN ontvanger’ het rekeningnummer van aangever had moeten worden ingevuld, in plaats van het kaartnummer.
Aangever is vervolgens naar het bedrijf in Geulle gereden waar hij ontdekte dat deze zaak inderdaad al 25 jaar bestond, maar dat de eigenaar niets te maken had met oplichtingszaken.
Op 27 januari 2020 heeft aangever telefonisch contact gehad met verdachte die beloofde dat hij het geld zou storten op de rekening van aangever. Aangever heeft verdachte opgezocht op Facebook en herkende de man op de profielfoto als zijnde verdachte.
Door zich voor te doen als eigenaar van de reeds 25 jaar bestaande garage van zijn naamgenoot, door gebruik te maken van een niet te innen cheque en door aangever foto’s te laten maken van zijn rijbewijs en bankpas heeft hij aangever ertoe bewogen om zijn kampeerauto af te geven en zich daarmee schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 13] heeft op 30 januari 2020 in België, namens [bedrijf so 13] , aangifte gedaan van oplichting.
[slachtoffer 13] is eigenaar van de Mercedes Garage [bedrijf so 13] in Peer, België. Op 27 januari 2020 kwam verdachte naar zijn garage. Verdachte was geïnteresseerd in een Mercedes-Benz C220 Bluetec. Verdachte gaf zich uit als autohandelaar. Samen kwamen ze een prijs overeen van € 20.000,-. Verdachte toonde zijn rijbewijs, waar aangever een kopie van maakte. Verdachte wilde betalen met een cheque omdat hij al een klant had voor deze auto. Verdachte is toen de cheque gaan halen bij de bank en kwam terug met een cheque van ING.Aangever heeft daarop ING gebeld om te vragen of zij werkten met dit soort cheques. ING bevestigde dat zij hier ook mee werken. Verdachte verzekerde aangever dat hij het geld onmiddellijk in zijn bezit zou hebben. Op 29 januari 2020 stond het geld nog niet op de bankrekening van aangever. Aangever is toen met de cheque naar ING gegaan. Een medewerker van de ING bank meldde aangever dat, in geval van gebruikmaking van overschrijvingsformulieren, het anderhalve week zou kunnen duren voordat het geld op de rekening zou staan. Aangever heeft verdachte gevraagd om langs te komen om een andere betaalmogelijkheid te zoeken. Hij zou 29 januari 2020 bij aangever langskomen, maar hij is niet gekomen. Aangever heeft vervolgens geprobeerd telefonisch in contact te komen met verdachte, maar hij nam niet op. Op 30 januari 2020 heeft verdachte een voicemailbericht ingesproken dat hij zou komen betalen, maar dat heeft hij niet gedaan.
Door zich voor te doen als autohandelaar, zich te legitimeren met zijn rijbewijs, aangever voor te houden dat hij al een klant had voor de auto zodat hij graag met een cheque wilde betalen waarbij het geld onmiddellijk op de rekening van aangever zou staan en een Europese overschrijvingskaart aan aangever te overhandigen voor het aankoopbedrag, heeft verdachte aangever ertoe bewogen om zijn Mercedes-Benz C220 Bluetec af te geven en zich derhalve schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 14] heeft op 18 februari 2020 in België aangifte gedaan van oplichting.
Hij bood zijn BMW 740 I personenauto op de website www.marktplaats.nl te koop aan en kreeg onder andere een reactie van verdachte. Verdachte heeft telefonisch contact opgenomen met aangever en kwam dezelfde dag kijken naar de auto. Ze kwamen overeen dat de wagen aan hem zou worden verkocht.
De dag erna, 4 februari 2020, zijn aangever en verdachte naar de ING bank aan het Vrijthof in Maastricht gegaan waar ze samen de bankcheque hebben ingevuld. Vervolgens heeft de bankmedewerker de cheque in ontvangst genomen, bekeken en in een bakje gelegd om te verzenden naar het hoofdkantoor van ING in Arnhem. De week erna stond het geld niet op de rekening van aangever en daarop heeft hij met verdachte gebeld met de vraag om na te gaan wat er mis was gegaan. De week daarna stond het geld nog niet op de bankrekening van aangever. Verdachte heeft daarop contact met aangever opgenomen met de mededeling dat hij problemen had met zijn vrouw en dat zijn rekening geblokkeerd was, maar dat hij het geld zeker ging storten. Het geld zou 21 februari 2020 op de rekening van aangever staan.
Verdachte heeft aangever verteld dat hij een demontagebedrijf had in Geulle. Daar is aangever op 18 februari 2020 naar toe gegaan. Daar ontmoette hij een andere [verdachte] , die vertelde dat er meer mensen naar hem toe waren gekomen die hetzelfde probleem hadden met verdachte. Verdachte was dus geen houder van een demontagebedrijf, maar zijn naamgenoot wel.
Aangever heeft een foto gemaakt van het rijbewijs en de bankpas met IBAN: [rekeningnummer 1] op naam van verdachte, alsmede van de Europese Overschrijvingskaart. Aangever heeft verdachte het voertuig, alsmede het inschrijvingsbewijs, het gelijkvormigheidsattest en de 2 sleutels gegeven.
Door zich voor te doen als eigenaar van een demontagebedrijf in Geulle, te betalen met een niet gedekte cheque bij een ING-kantoor, aangever foto’s te laten maken van zijn rijbewijs en bankpas heeft verdachte aangever ertoe bewogen zijn BMW 740I af te geven aan verdachte en zich derhalve schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 15] heeft op 22 september 2020 in België aangifte gedaan van oplichting.
Half januari 2020 heeft hij zijn Audi RS4 Avant te koop aangeboden op de website www.marktplaats.nl voor een bedrag van € 36.000,-. Verdachte was geïnteresseerd in deze auto en kwam ergens in februari 2020 naar de woning van aangever. De auto zou een verjaardagscadeau zijn voor zijn zoon. Hij bood een bedrag van € 35.500,-. Op 17 februari 2020 kwam verdachte wederom bij aangever en wilde met een chequebetalen. Samen zijn zij naar de ING bank gegaan om deze te innen. De bankmedewerker nam de cheque aan en vertelde dat de verwerking 1 tot 2 dagen kon duren, waarna het geld op de rekening van aangever zou staan. Aangever werd niet verteld dat deze cheque niet geïnd zou kunnen worden als bleek dat er onvoldoende saldo was. Hierna heeft verdachte een Belgische nummerplaat [kenteken] op de auto bevestigd, waar aangever een foto van maakte. Verdachte vertelde dat hij in Maaseik woonde. Aangever overhandigde verdachte alle papieren. Toen aangever het geld maar niet ontving heeft verdachte hem nog zeker vier maanden aan het lijntje gehouden, het laatste bericht dateerde van 11 juni 2020.
De Belgische politie relateert dat op de kentekenplaat op de foto het officiële stempel tussen de 1 en de C ontbreekt en dat de nummerplaat werd opgevraagd maar niet voorkomt bij de Dienst voor Inschrijving van Voertuigen.
Verdachte heeft zich voorgedaan als bonafide koper van de Audi RS4 Avant waarbij hij aangaf dat het een verjaardagscadeau zou zijn voor zijn zoon. Door samen naar de ING bank te gaan en daar financieel de zaken te regelen kreeg aangever het vertrouwen dat het geld binnen enkele dagen op zijn rekening zou staan. Hierdoor heeft verdachte aangever ertoe bewogen om zijn Audi RS4 Avant aan verdachte mee te geven en zich derhalve schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 16] heeft, namens [bedrijf so 16] , in België aangifte gedaan van oplichting.
Zij heeft via een advertentie haar Range Rover Evoque te koop aangeboden.
Eind januari toonde een man interesse in de auto en liet zijn gegevens achter. Het betrof [verdachte] , [adres verdachte] , zijnde verdachte. Hij was bereid
€ 18.000,- te betalen. De overdracht vond plaats bij La Place in Weert. Verdachte vertelde dat hij voortdurend auto’s aankocht en verkocht en een bedrijf in Maaseik of Dilsen had, een tweede bedrijf in Geulle en een bedrijf in Duitsland. Op de Range Rover Evoque bevestigde hij de Belgische kentekenplaten [kenteken] .
Ter plekke tekende hij alle documenten, waaronder twee facturen van € 4.000,-en
€ 14.000,-en de verkoopovereenkomst. Aangeefster maakte hier foto’s van. Het voorschot kon hij niet cash betalen, aangezien er, volgens verdachte, in Nederland gewerkt werd met een Europese Overschrijvingskaart. Hij liet aangeefster foto’s maken van zijn rijbewijs en zijn bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer 1].
Verdachte overhandigde aan aangeefster twee Europese Overschrijvingskaarten, één met een bedrag van € 4.000,- en één met een bedrag van € 14.000,-. Het geld zou binnen twee tot tien dagen op de rekening van aangeefster staan, aldus verdachte.
Nadat aangeefster het geld niet ontving heeft zij verschillende malen met verdachte gebeld, maar altijd had hij smoesjes of vertoonde hij uitstelgedrag.
De Belgische politie heeft telefonisch contact met de verdachte gehad, waarin hij aangaf dat het normaal was dat het geld niet direct op de rekening van aangever stond, dat dit tien dagen kon duren en dat het geld zonder probleem zou worden overgemaakt.
Door aangeefster te vertellen dat hij auto’s aankocht en verkocht en een bedrijf in Maaseik of Dilsen had, een tweede bedrijf in Geulle en een bedrijf in Duitsland, aangeefster foto’s te laten maken van zijn rijbewijs en bankpas, aan te geven dat in Nederland werd gewerkt met Europese Overschrijvingskaarten en deze aan aangeefster voor de overeengekomen bedragen over te leggen, heeft hij bij aangeefster het vertrouwen gewekt dat zij te maken had met een bonafide koper van haar Range Rover Evoque en heeft hij haar op die manier ertoe bewogen om haar voertuig mee te geven aan verdachte, in de veronderstelling dat het geld op haar rekening zou worden overgemaakt. Verdachte heeft zich door deze handelingen schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 17] heeft op 25 april 2020 in België aangifte gedaan van oplichting.
Hij had sinds februari 2020 zijn BMW 520D te koop aangeboden op de website www.2dehands.be en www.autoscout.be voor een bedrag van € 22.500,-. Op 6 februari 2020 kreeg hij een telefoontje van een geïnteresseerde, die uiteindelijk niet kwam. Op 3 april 2020 belde diezelfde persoon, verdachte, dat hij een klant had voor deze auto. Samen kwamen ze een prijs van € 21.500,- overeen die verdachte zou betalen middels een cheque. Hij vertelde dat hij handelaar was en al 25 jaar auto’s opkocht en daarom niet anders kon betalen. Ze spraken af bij het winkelcentrum in Stein waar ze naar een ING kantoor gingen. Verdachte gaf de winkelbediende een chequedie deze invulde en verdachte ondertekende deze cheque. De winkelbediende vertelde dat het geld binnen drie tot vier dagen op de rekening van aangever zou staan. Aangever stelde een verkoopovereenkomstop die verdachte ondertekende en gaf zijn rijbewijs, waar aangever een foto van maakte. Het voertuig en de bijbehorende papieren met de twee sleutels overhandigde aangever aan verdachte. Verdachte bevestigde de Belgische kentekenplaten [kenteken] op de auto, waar aangever ook foto’s van heeft genomen. Uiteindelijk heeft aangever het bedrag nooit ontvangen.
Door zich voor te doen als een handelaar die reeds 25 jaar auto’s inkocht en verkocht en daarom niet op een andere manier kon betalen dan met een cheque, door aangever voor te houden dat hij een klant had voor zijn auto en door aangever foto’s te laten maken van zijn rijbewijs en een Europese Overschrijvingskaart voor het verkoopbedrag uit te schrijven in een ING kantoor, heeft hij aangever ertoe bewogen om zijn voertuig aan verdachte mee te geven, alvorens hij beschikte over het door verdachte te betalen geldbedrag en zich derhalve schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 18] heeft aangifte van oplichting gedaan in België en Nederland.
Hij heeft een zoekertje geplaatst op de website truckscout24 waarop hij zijn mobilhome van het merk Volkswagen, type California, aanbood voor een bedrag van € 49.500,-. Op 24 juni 2020 kreeg hij een reactie van verdachte dat hij hier interesse in had en € 50.000,- wilde betalen als aangever deze mobilhome naar Stein zou komen brengen.
Op 25 juni 2020 is aangever naar Stein gereden en is hij samen met verdachte naar de bank gegaan om de overschrijving te regelen. Verdachte beweerde toen dat deel 2 van het inschrijvingsbewijs niet bij de papieren zat zodat de transactie niet door kon gaan. Verdachte heeft vervolgens zijn zoon gevraagd om met aangever naar zijn huis te rijden om dit deel te zoeken. Verdachte is met de camper weggereden. Aangever kon dit inschrijvingsbewijs vervolgens nergens vinden. Uiteindelijk bleek, later op de avond, dat verdachte deel 2 wel reeds in zijn bezit had. Verdachte belde 26 juni 2020 met de vraag of aangever een papier wilde tekenen dat hij de nieuwe eigenaar was. Dit heeft aangever niet gedaan. Verdachte verzekerde aangever dat de betaling in orde was. Toen bleek dat de betaling nog niet binnen was, stelde verdachte aangever gerust en vertelde hij aangever dat zijn zoon had gezegd dat zij lieve mensen waren en dat hij zo niet in elkaar zat. Verdachte stuurde aangever als bewijs van betaling een foto van een ingevulde cheque. Toen het geld hierna nog niet was ontvangen door aangever heeft hij verdachte gebeld, maar hij nam niet op. Op 14 augustus 2020 had aangever zijn geld nog steeds niet ontvangen.
Aangever had een verkoopovereenkomstopgemaakt die door aangever en verdachte was ondertekend.
[slachtoffer 18] heeft nadien de politie nog laten weten dat verdachte hem zijn identiteitskaart heeft laten zien. Hij heeft hier geen foto van gemaakt.
Ook in deze zaak heeft verdachte zich opgeworpen als bonafide koper van de camper van aangever en hij bood zelfs meer dan de vraagprijs in ruil voor het transport van de camper en heeft een door aangever opgestelde verkoopovereenkomst getekend. Verdachte stelt voor om de overschrijving samen bij de bank te regelen. Met een smoesje heeft hij vervolgens de beschikking gekregen over de camper, waarna hij nadien liet voorkomen dat hij had betaald door een foto te sturen van een Europese Overschrijvingskaart zoals bij veel andere feiten in dit dossier. De rechtbank acht dan ook ten aanzien van dit feit bewezen dat verdachte zich ook hier schuldig heeft gemaakt aan oplichting van aangever door zich voor te doen als bonafide koper en met smoesjes en leugens hem ertoe te bewegen zijn camper af te geven.
[slachtoffer 19] heeft op 28 juli 2020 in België aangifte gedaan van oplichting.
Hij heeft op 14 juli 2020 afgesproken met verdachte in Beek voor de overdracht van zijn mobilhome, merk Adria Matrix. Zij hadden een prijs afgesproken van € 55.000,- en € 1.000,-omdat aangever de mobilhome naar Nederland bracht.
Die dag zijn aangever en verdachte naar het ING kantoor in Beek gegaan. Verdachte zou betalen met een Europese Overschrijvingskaart, die door de bankmedewerker zelf werd ingevuld en door verdachte ondertekend. Dit moest worden opgestuurd naar het hoofdkantoor. Het leek aangever veiliger de overschrijvingskaart mee te nemen en in te dienen in België maar daar bleek dat je in België geen Europese overschrijvingskaart kan indienen. Aangever heeft de kaart toen per post verzonden naar het hoofdkantoor in Nederland.Verdachte reageerde niet meer op berichten en nam zijn telefoon niet meer op.
Aangever heeft een foto gemaakt van de Belgische kentekenplaat die verdachte op het voertuig heeft gemonteerd, [kenteken] .Tevens heeft aangever een foto gemaakt van de bankpas op naam van [verdachte] met het rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
In deze zaak heeft verdachte zijn bankpas en kentekenplaat laten fotograferen en aangever met het uitschrijven van de Europese overschrijvingskaart op een ING locatie de indruk gewekt dat hij een bonafide en solvabele koper was waardoor [slachtoffer 19] bewogen is tot afgifte van zijn mobilhome. De Europese overschrijvingskaart is oninbaar vanwege onvoldoende saldo. De rechtbank acht verdachte dan ook eveneens schuldig aan de oplichting van [slachtoffer 19] .
[slachtoffer 20] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de periode van 30 maart 2021 tot en met 2 april 2021.
Op 30 maart 221 kwam een man die hij kende als [verdachte] bij hem in zijn zaak, Beels Motors BV in Valkenswaard. [verdachte] was al eerder in de zaak geweest om informatie in te winnen over oldtimers. Hij had interesse in een Ford Escort MK1, omdat hij zelf autohandelaar was en een klant had voor deze auto. Tijdens het kennismakingsgesprek heeft verdachte een Mercedes 190 SL personenauto gekocht voor € 105.000,- bij een collega van aangever en daarvoor een koopovereenkomst ondertekend. De klant voor de Ford Escort zou naar vakantiepark De Kempervennen komen om de auto te bekijken. Die zelfde dag reed aangever de auto naar De Kempervennen en sprak met verdachte af dat de auto pas het terrein af mocht als er betaald was. Aangever heeft de autosleutels aan verdachte gegeven. Later die avond belde verdachte dat de auto verkocht was en aangever en verdachte kwamen een prijs van € 49.000,- overeen. Dit bedrag heeft de klant overgemaakt naar de Belgische bankrekening van verdachte en hij zou dit onmiddellijk door zijn vrouw naar aangever over laten maken. Op 1 april 2021 stond het geld nog niet op de bankrekening van aangever, maar verdachte stelde aangever gerust dat dit bedrag werd overgemaakt. Na enkele bedreigingen te hebben geuit naar aangever heeft aangever vervolgens niets meer van verdachte vernomen.Aangever heeft een kopie gemaakt van het rijbewijs van verdachte.
Door zich voor te doen als vermogende autohandelaar, een verkoopovereenkomst te sluiten voor een andere, zeer kostbare auto en door te melden dat hij reeds een klant had voor deze auto, heeft verdachte aangever ertoe bewogen om de Ford Escort MK1 aan verdachte mee te geven en zich derhalve schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 21] heeft, namens Autostad Verhuur BV, aangifte gedaan van oplichting gepleegd in de periode van 16 tot en met 30 april 2021.
Op 15 april 2021 kwam verdachte bij hem op de zaak, autobedrijf [naam autobedrijf 1] in Nijmegen.
Hij was op zoek naar een Mercedes E63 AMG. Op dat moment had het bedrijf die auto niet staan, maar wel een ander model, een Mercedes-Benz GLE 400 dMatic Coupé. Verdachte heeft voor dit model een koopovereenkomstgetekend. Aangever maakte een kopie van zijn rijbewijs. Ze kwamen een prijs van € 141.000,- overeen. Tot het moment dat deze auto er zou zijn, wilde verdachte een leenauto. Deze auto zou hij op 16 april 2021 ophalen. Hij moest hiervoor € 1.000,- aanbetalen op de auto die hij zou kopen. Hij vertelde dat zijn vrouw bij een autobedrijf werkte en dat vanaf daar € 1.000,- was overgemaakt. Aangever is dit nagegaan en er bleek € 1.000,- overgemaakt door [naam autobedrijf 2] in Sittard. De leenauto, een Mercedes-Benz C 180, heeft hij meegekregen. Leenauto’s huurde [naam autobedrijf 1] bij Autostad Verhuur. Verdachte kwam deze leenauto op 16 april 2021 ophalen en de huur van deze auto zou op 30 april 2021 aflopen.
Na deze datum heeft aangever diverse malen contact met verdachte gezocht en telkens beloofde verdachte dat hij het geld voor de GLE 400 d-4Matic Coupé zou overmaken. Dit is echter niet gebeurd. In de tussentijd kwamen bij Autostad Verhuur wel boetes binnen ten aanzien van deze leenauto.
Gelet op de modus operandi van verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte reeds het vooropgezette plan had om aangever ertoe te bewegen de leenauto mee te geven. Hij heeft aangever ervan overtuigd dat hij deze leenauto nodig had totdat zijn zogenaamd aangekochte auto beschikbaar was. Door een aanbetaling te doen voor de auto van
€ 141.000,-, te suggereren dat hij een vrouw had die (ook) bij een autobedrijf werkte en een aanbetaling van € 1.000,- daarvoor te doen, heeft verdachte aangever ertoe bewogen om de leenauto aan hem mee te geven. Derhalve heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting.
[slachtoffer 22] heeft, namens Adrem BV, aangifte gedaan van verduistering gepleegd in de periode tussen 18 februari 2021 en 23 april 2021.
Op 18 februari 2021 huurde verdachte een Peugeot 108. De huurperiode liep tot 22 maart 2021. Hiervoor was een huurcontract afgesloten en een borg betaald van € 751,98. Toen verdachte op 23 maart 2021 de auto niet had teruggebracht, heeft Adrem een nieuw huurcontract opgesteld voor de periode van 22 maart 2021 tot 23 april 2021.Verschillende malen is getracht met verdachte in contact te komen. Iedere keer had verdachte een andere verklaring waarom hij de auto nog niet had teruggebracht. Middels track and trace is de auto opgespoord. Deze was geparkeerd bij Autoservice Sittard aan de Handelsstraat 2 in Sittard. De eigenaar van dit bedrijf vertelde dat hij de auto van verdachte had gekocht. Aangever heeft de auto uiteindelijk retour ontvangen van Autoservice Sittard.
Door de auto te lenen en niet meer terug te brengen en zelfs te verkopen, als ware het zijn auto, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering.
[aangever 5] heeft, namens autobedrijf [naam autobedrijf 3] in Son, aangifte gedaan van verduistering gepleegd in de periode van 23 tot en met 28 april 2021.
Op 23 april 2021 kwam verdachte, die zich legitimeerde met een op zijn naam gesteld rijbewijs, langs om een proefrit te maken met een Volkswagen Golf. Hiertoe werd er een proefritformulier opgesteld met als begintijd 10:19 uur en als verwachte eindtijd 11:45 uur, welk formulier door aangever en verdachte werd ondertekend.Verdachte gaf als adres op de [adres 1] in Geulle. Tevens vertelde verdachte dat hij een autodemontagebedrijf had aan de [adres 2] in Geulle. Tijdens het maken van de proefrit belde verdachte naar aangever dat hij de auto wilde kopen en dat hij dezelfde dag zou komen betalen. Dit is echter nooit gebeurd.
Door de auto te lenen en niet meer terug te brengen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering.
[aangever 6] heeft, namens Automobielencentrum De Uiver, aangifte gedaan van verduistering gepleegd op 7 mei 2021.
Op 7 mei 2021 kwam verdachte een proefrit maken met een Range Rover Evoque. Verdachte zei: “maak de offerte maar op”. Deze offerte heeft aangever opgesteld.Verdachte legitimeerde zich met een op zijn naam gesteld rijbewijs. Tevens werd er een kopie gemaakt van een op zijn naam gestelde bankpas van de ING bank met IBAN: [rekeningnummer 1] .Er werd afgesproken dat hij die dag om 17:00 uur terug zou zijn, maar om 17:30 uur was verdachte er nog niet. Na telefonisch contact te hebben gehad, waarin verdachte beloofde op de terugweg te zijn, was hij om 17:50 uur nog niet gearriveerd. Daarna was hij ook telefonisch niet bereikbaar.
De Range Rover Evoque is uiteindelijk teruggevonden bij een autopoetsbedrijf in Wijchen, waar verdachte het voertuig had achtergelaten, maar niet meer had opgehaald.
Door de auto te lenen, niet meer terug te brengen en achter te laten bij een autopoetsbedrijf, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering.