ECLI:NL:RBLIM:2022:5687

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
ROE 22/1523 en ROE 22/1524
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing voor zomerkamp en oplegging preventieve last onder dwangsom

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting Anders Vrienden. De stichting had een aanvraag ingediend voor een ontheffing van het verbod in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Vaals, om een zomerkamp te organiseren van 16 juli tot en met 20 augustus 2022. De gemeente weigerde deze ontheffing en legde een preventieve last onder dwangsom op, omdat de stichting op korte termijn het terrein wilde inrichten zonder de benodigde vergunning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de stichting niet aannemelijk had gemaakt dat zij de beslissing op haar bezwaarschrift niet kon afwachten. De rechter oordeelde dat de gemeente terecht had geweigerd de ontheffing te verlenen, gezien de regels in de APV en het Aanwijzingsbesluit. De voorzieningenrechter merkte op dat de situatie in 2022 niet vergelijkbaar was met die in 2021, toen vanwege COVID-19 uitzonderingen waren gemaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente bevoegd was om de ontheffing te weigeren en dat de preventieve last onder dwangsom gerechtvaardigd was, gezien de kans op overtreding van de APV. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 22/1523 en ROE 22/1524

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2022 in de zaken tussen

Stichting Anders Vrienden, te Leusden, verzoekster

(gemachtigde: mr. C.J. van der Have)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals, verweerder

(gemachtigden: [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4])

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2022 (het bestreden besluit I) heeft verweerder geweigerd om een ontheffing van het verbod in artikel 4.18, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Vaals (APV) te verlenen.
Bij afzonderlijk besluit van 5 juli 2022 het (bestreden besluit II) heeft verweerder aan verzoekster een (preventieve) last onder dwangsom opgelegd wegens de te verwachten overtreding van artikel 4.19 van de APV en artikel 3.2 van het Aanwijzingsbesluit kamperen bij de boer & groepskamperen en nadere regels met betrekking tot kamperen bij de boer en groepskamperen (Aanwijzingsbesluit).
Verzoekster heeft tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2022. De stichting Anders Vrienden was vertegenwoordigd door [naam 5], bijgestaan haar gemachtigde. Tevens is [naam 6] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 31 mei 2022 heeft verzoekster bij de gemeente Vaals een aanvraag ingediend voor een ontheffing van het verbod om ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan of exploitatieplan is bestemd of mede is bestemd (een verbod als bedoeld in artikel 4.18, eerste lid van de APV). Verzoekster wil, net als vorig jaar, een zomerkamp organiseren op het perceel, ongenummerd te Vijlen, kadastraal bekend gemeente Vaals, [kadastrale nummers] (het perceel). Dit perceel is in eigendom van [naam 6]. Het is de bedoeling dat het zomerkamp zal plaatsvinden van 16 juli 2022 tot en met 20 augustus 2022 (exclusief een week opbouw en een week afbouw). Aangevraagd is een periode van maximaal vijf weken groepskamperen.
2. In het Aanwijzingsbesluit zijn nadere regels opgenomen met betrekking tot groepskamperen. Uit artikel 3.2 van het Aanwijzingsbesluit volgt dat uitsluitend voor een periode van zeven aansluitende overnachtingen kampeermiddelen mogen worden geplaatst. De aangevraagde periode is daarmee langer dan het Aanwijzingsbesluit toestaat. Verweerder ziet geen aanleiding af te wijken van de APV en het Aanwijzingsbesluit en heeft daarom geweigerd ontheffing van het verbod in de APV te verlenen (het bestreden besluit I). Dat verweerder in 2021 wel groepskampeeractiviteiten van zes weken heeft toegestaan en daarmee is afgeweken van de genoemde frequentie in het Aanwijzingsbesluit, doet hier niet aan af volgens verweerder. Dit was destijds toegestaan in verband met COVID19. De situatie in 2022 wordt voor wat betreft COVID19 niet vergelijkbaar geacht met de situatie in 2021. Daarbij neemt verweerder in overweging dat naar aanleiding van de voor 2021 verleende APV-ontheffing meerdere klachten zijn ontvangen over de aard en omvang van de activiteiten en de invloed op het woon- en leefklimaat, alsmede de situering daarvan in het landschap.
3. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit II bevoegd geacht een (preventieve) last onder dwangsom op te leggen, nu verzoekster heeft aangegeven vanaf 9 juli 2022 het terrein te willen gaan inrichten en niet heeft bevestigd dat de aanvraag (dan alsnog) uitsluitend betrekking heeft op maximaal zeven aansluitende overnachtingen, zoals is toegestaan in het Aanwijzingsbesluit. Verzoekster wordt gelast te voorkomen dat het perceel of een ander perceel binnen het grondgebied van de gemeente Vaals wordt gebruikt of dat verzoekster dit laat gebruiken ten behoeve van groepskamperen (waaronder ook wordt verstaan: de op- en/of afbouw van kampeermiddelen en bijbehorende voorzieningen) nu hiervoor geen vergunning (ontheffing) verleend is. Indien verzoekster geen gevolg geeft aan de opgelegde preventieve last verbeurt zij een dwangsom van € 24.000,- voor elke week of een gedeelte daarvan waarin wordt geconstateerd dat het perceel wordt gebruikt of dat u dit laat gebruiken ten behoeve van groepskamperen en/of de op- en/of afbouw van kampeermiddelen en/of bijbehorende voorzieningen, met een maximaal te verbeuren bedrag van € 168.000-.
Is er sprake van strijd met de goede procesorde?
4. Naar aanleiding van de door verzoekster één dag voor de behandeling van het verzoek ter zitting ingediende nadere gronden en stukken, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op de inhoud van de stukken welke niet dermate afwijkt van de daarvóór ingediende stukken, de gehanteerde argumenten en de bekendheid van de stukken bij verweerder, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel de stukken buiten beschouwing te laten. Dit geldt echter niet voor het (beweerdelijke) transcript van een gespreksverslag met de burgemeester. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit stuk (op een dergelijke korte termijn) niet verifieerbaar is. Dat betekent dat dit stuk niet meer bij de beoordeling wordt betrokken wegens strijd met de goede procesorde.
Het karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
5. Het gaat hier dus om een verzoek om een voorlopige voorziening. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Awb). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de beslissing op bezwaar. De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
Onverwijlde spoed?
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat zij de beslissing op bezwaar niet kan afwachten, omdat zij op korte termijn duidelijkheid wenst over de houdbaarheid van het standpunt van verweerder om de ontheffing voor het zomerkamp dat oorspronkelijk op 16 juli 2022 zou beginnen, te weigeren. Er is reeds gelet daarop voldoende spoedeisendheid bij haar verzoek tot het treffen van de gevraagde voorziening.
Wat is het standpunt van verzoekster?
7. Verzoekster kan zich met de bestreden besluiten niet verenigingen. Op hetgeen verzoekster heeft aangevoerd wordt hieronder – voor zover van belang – nader ingegaan.
Voorlopig oordeel
Weigering ontheffing
8. Voor het toepasselijke wettelijk kader verwijst de rechtbank naar bijlage 1 bij de
uitspraak.
9. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat verweerder dient te beslissen op
een aanvraag zoals deze aan hem is voorgelegd. Nu de aanvraag ziet op een beoogd gebruik van maximaal vijf weken en maximaal een week per op- en afbouw, heeft verweerder hierop moeten beslissen en dat heeft hij ook gedaan. Gelet op het feit dat de aangevraagde periode langer is dan het Aanwijzingsbesluit toestaat (te weten maximaal zeven aaneensluitende overnachtingen) heeft verweerder de aanvraag naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen weigeren. De voorzieningenrechter concludeert verder dat, anders dan verzoekster betoogt, er geen grond is om het Aanwijzingsbesluit onverbindend te achten. Uit de nadere toelichting van verweerder ter zitting is gebleken dat het Aanwijzingsbesluit is gepubliceerd in het Vaalser Weekblad van 10 juni 2016. Er zijn geen aanwijzingen dat dit niet op de juiste manier is gebeurd. Dat het Aanwijzingsbesluit op 13 juli 2022 nogmaals bekend is gemaakt doet aan het vorenstaande niet af. Daarbij was dit – zo blijkt uit de toelichting ter zitting – met het oogmerk verzoekster (en anderen) te faciliteren, gelet op de wet elektronische publicaties. Dit betekent dan ook dat de weigering van de ontheffing in stand blijft.
10. De voorzieningenrechter hecht er in dit kader aan ten overvloede op te
merken dat er in de communicatie, met name aan de kant van verweerder, een en ander is misgegaan. Gelet op de veelvuldige contacten die er met verzoekster zijn geweest had het voor verweerder duidelijk moeten zijn dat verzoekster, indien een beoogd gebruik van vijf weken niet mogelijk was, ook graag in aanmerking wilde komen voor een ontheffing voor een kortere periode. Verzoekster heeft immers in de bijlage bij de aanvraag ook aangegeven
“ik verzoek de gemeente Vaals de vergunning te verstrekken voor wat kan”en
“Als u meent moeilijk tot een positief besluit te kunnen komen dan verzoek ik u met klem hierover vooraf het nemen van uw besluit, met mij in contact te treden”.Het had voor de hand gelegen dat verweerder daarom – alvorens tot weigering van de ontheffing over te gaan – hierover in contact was getreden met verzoekster, zeker gelet op de korte periode die nog restte tot het begin van het kampeerseizoen. Hierbij is van belang dat verzoekster reeds in een zeer vroeg stadium contact met verweerder heeft opgenomen over haar plannen. Dit had te meer voor de hand gelegen nu verzoekster in 2021 ook een zomerkamp heeft georganiseerd op het perceel, waarbij verweerder heeft afgeweken van de frequentie zoals genoemd in artikel 3.2 van het Aanwijzingsbesluit. Daarbij heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de APV een gesloten stelsel betreft. Wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden van het Aanwijzingsbesluit, zal worden overgegaan tot verlening van de ontheffing. Dit betekent – toetsend aan het Aanwijzingsbesluit – dat er wel mogelijkheden zijn om, zij het voor een minder lange periode, het zomerkamp toe te staan. Verzoekster heeft reeds aangegeven dat er daarom een nieuwe aanvraag is ingediend, die nog bij verweerder ter beoordeling voorligt. In het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter overigens geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
(Preventieve) last onder dwangsom
11. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) meerdere
keren heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 6 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:935) volgt uit de artikelen 5:2 en 5:7 van de Awb dat een besluit tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom slechts kan worden genomen als zich een gevaar voordoet van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden, indien die overtreding in het besluit kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid die uit een oogpunt van rechtszekerheid is vereist. Een preventieve last onder dwangsom kan derhalve slechts worden opgelegd als het een nieuwe, nog niet gepleegde overtreding betreft.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit het vorenstaande blijkt dat verweerder
heeft kunnen weigeren de ontheffing te verlenen. Nu verzoekster heeft aangegeven van plan te zijn om op 9 juli 2022 het perceel te gaan inrichten, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de overtreding van artikel 4.19 van de APV en artikel 3.2 van het Aanwijzingsbesluit met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden.
13. Verzoekster heeft bezwaar tegen de hoogte van de dwangsom. Verzoekster is geen
commerciële aanbieder van vakanties, maar een non-profit organisatie. De door verweerder te verwachten inkomsten zijn daarom niet in lijn met de € 12.000,00 per week waar verweerder in de last onder dwangsom vanuit gaat.
14. In artikel 5:32b, derde lid, van de Awb is bepaald dat de vast te
stellen dwangsom in redelijke verhouding moet staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. De last moet de betrokkene stimuleren de regels na te leven. De voorzieningenrechter acht het bedrag, gelet op de toelichting van verzoekster hoog. Verweerder dient in bezwaar nader te onderbouwen hoe het bedrag zich verhoudt tot het standpunt van verzoekster. De voorzieningenrechter ziet hierin, nu dit dient te worden meegenomen in de bezwaarprocedure tegen de last onder dwangsom, echter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Wat is de conclusie?
15. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 juli 2022.
De griffier is verhinderd te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 juli 2022.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage 1

De APV
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
1.het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan of exploitatieplan is bestemd of mede is bestemd.
3.Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.
4.Het college kan nadere regels stellen.
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
1.het verbod van artikel 4:18 eerste lid, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
2.Het college kan daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 4:18 vijfde lid, onder a en b.
Het Aanwijzingsbesluit
Artikel 3.2 Groepskamperen
3.2.1. Groepskamperen is alleen toegestaan voor groepen van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sportieve, culturele, educatieve, religieuze of wetenschappelijke aard
3.2.2. de kampeermiddelen mogen voor maximaal 7 aansluitende overnachtingen worden geplaatst;
3.2.3. het aantal keren in een kalenderjaar dat op de betreffende locatie kampeermiddelen mogen worden geplaatst is gemaximeerd op 3;
3.2.4. organisaties die willen groepskamperen, dienen hiertoe 6 weken voorafgaand aan de eerste kampeerdag een ontheffing aan te vragen bij de gemeente Vaals, Klantcontactcentrum info@vaals.nl, waarbij zij aangeven om welke locatie het gaat, hoeveel kampeermiddelen men wil plaatsen en de aankomst- en vertrekdag.