ECLI:NL:RBLIM:2022:5683

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
C/03/303146 / HA ZA 22-136
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen

Op 20 juli 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een vennootschap onder firma, eiseres in de hoofdzaak, en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gedaagde in de hoofdzaak. De eiseres vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de gedaagde ernstig tekort was geschoten in de zorgplicht en dat zij schadevergoeding diende te betalen. De eiseres stelde dat de gedaagde haar onvoldoende had geïnformeerd over de verzekeringsovereenkomst, wat leidde tot schade na een brand op 16 januari 2021. De gedaagde vorderde op haar beurt om een derde, genaamd [naam], in vrijwaring op te roepen, omdat deze mogelijk verantwoordelijk was voor de tekortkomingen. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot oproeping in vrijwaring toewijsbaar was, omdat de gedaagde voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een rechtsverhouding bestond die de oproeping rechtvaardigde. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 31 augustus 2022 opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/303146 / HA ZA 22-136
Vonnis in incident van 20 juli 2022
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident],
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. S.D. Worotikan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. M.B. Esseling.
Partijen zullen hierna “ [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] ” en “ [handelsnaam 1] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 21.
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties 1 t/m 3.
  • de incidentele conclusie van antwoord zonder producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[handelsnaam 1] is door een portefeuilleoverdracht per 1 augustus 2019 een handelsnaam van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] Daarvoor was [handelsnaam 1] de handelsnaam van [naam] .
2.2.
[handelsnaam 1] is sinds 1 juli 2014 de tussenpersoon van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en heeft als zodanig bemiddeld bij de totstandkoming en het oversluiten van een aantal verzekeringsovereenkomsten. Het betreft onder meer de bij de verzekeringsmaatschappij [naam verzekeringsmaatschappij] afgesloten verzekeringsovereenkomst “totaalpakket voor ondernemers”.
2.3.
Op 16 januari 2021 is brand ontstaan bij [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , waardoor zij schade heeft geleden.

3.Het geschilin de hoofdzaak3.1. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- verklaart voor recht dat [handelsnaam 1] jegens ‘ [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] ernstig tekort is geschoten in de door haar in acht te nemen zorgplicht;
- [handelsnaam 1] op grond van dit tekortschieten in de jegens ‘ [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in acht te nemen zorgplicht, veroordeelt tot betaling aan ‘ [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet;
- [handelsnaam 1] veroordeelt om, als voorschot op de nader bij staat op te maken schadevergoeding, aan ‘ [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] te betalen een bedrag van € 30.000,00;
- [handelsnaam 1] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van
€ 2.454,47, dan wel tot betaling van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2021, dan wel de dag van betekening van onderhavige dagvaarding, dan wel een nader door de rechtbank te bepalen dag over € 2.454,47 (buitengerechtelijke kosten), althans over dat bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal bepalen, tot en met de dag van algehele voldoening van dit bedrag;
- [handelsnaam 1] veroordeelt in alle kosten vallend op deze procedure, geen uitgezonderd.
3.2. ’
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt dat [naam verzekeringsmaatschappij] dekking met betrekking tot de brandschade heeft geweigerd, omdat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] niet voldaan zou hebben aan de uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende vereisten. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt dat [handelsnaam 1] haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de clausules op het polisblad en de polisbladen niet tijdig aan haar zou hebben verstrekt. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betoogt dat [handelsnaam 1] haar zorgplicht jegens haar heeft geschonden, waardoor zij schade heeft geleden.
in het incident
3.3.
[handelsnaam 1] vordert dat haar wordt toegestaan [naam] , mede handelend onder de naam [naam] (hierna: “ [naam] ”) in vrijwaring op te roepen. Zij stelt daartoe dat [naam] in juli 2014, destijds handelend onder de naam [handelsnaam 1] , voor [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] de destijds lopende polissen heeft overgesloten. [handelsnaam 1] heeft per 1 augustus 2019 de portefeuille van [naam] overgenomen. Dit blijkt uit de tussen hen op 8 april 2019 getekende koopovereenkomst (productie 1 bij de incidentele conclusie). In (onder meer) artikel 5.7 van de koopovereenkomst hebben [handelsnaam 1] en [naam] afgesproken dat, als zich na de leveringsdatum klachten voordoen, die hun oorzaak hebben in (rechts)feiten van voor de leveringsdatum waarbij [naam] toerekenbaar tekort is geschoten, alle daaruit voortvloeiende schade voor rekening en risico van [naam] komt. Per 1 augustus 2019 is [naam] als ZZP’er werkzaamheden voor [handelsnaam 1] gaan verrichten. In dat kader is een overeenkomst van opdracht gesloten tussen [handelsnaam 1] en [naam] (productie 2 bij de incidentele conclusie). In die overeenkomst is (onder meer) afgesproken dat [naam] de volle verantwoordelijkheid aanvaardt voor zijn werkzaamheden als opdrachtnemer van [handelsnaam 1] en daarvoor ook de benodigde verzekeringen afsluit. Op grond van de koopovereenkomst, althans de overeenkomst van opdracht dient een aanspraak door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] jegens [handelsnaam 1] , in de verhouding tussen [handelsnaam 1] en [naam] , voor rekening en risico van [naam] te komen.
3.4. ’
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] voert verweer. Zij voert aan dat [handelsnaam 1] voor de periode vanaf 1 augustus 2019 tot en met de laatste prolongatietermijn van de betreffende verzekeringsovereenkomst zelfstandig in de nakoming van de overeenkomst van opdracht jegens [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] tekortgeschoten is. Volgens [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] kan [handelsnaam 1] geen beroep doen op de vrijwaring. Voor de periode voor 1 augustus 2019 voert [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan dat het mogelijk zo kan zijn dat [naam] door [handelsnaam 1] in vrijwaring kan worden opgeroepen, maar dat dit pas kan worden beoordeeld aan de hand van de inhoudelijke stellingen van [handelsnaam 1] in de hoofdzaak en dat tot dat moment geen oordeel kan worden geveld over de vordering tot oproeping in vrijwaring.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring in beginsel toewijsbaar is, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met een derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen, dit in een zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen vrijwaringszaak.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen. De rechtbank is immers van oordeel dat de stellingen van [handelsnaam 1] voldoende aannemelijk maken dat de rechtsverhouding tussen haar en [naam] met zich mee kan brengen dat [naam] gehouden zal zijn om [handelsnaam 1] vrij te houden van de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling in deze (hoofd)zaak. De oproeping in vrijwaring zal derhalve worden toegestaan.
4.3. ’
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, op de wijze zoals in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat
[naam] , mede handelend onder de naam [naam] , kantoorhoudende aan de [adres] te ( [postcode] ) [vestigingsplaats] , door [handelsnaam 1] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
31 augustus 2022,
5.2.
veroordeelt [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [handelsnaam 1] tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
31 augustus 2022voor conclusie van antwoord alsmede voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen voor een mondelinge behandeling over de maanden maart 2023 tot en met juni 2023.
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH