ECLI:NL:RBLIM:2022:5681

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
C/03/271520 / HA ZA 19-599
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verdeling van nalatenschap tussen erfgenamen na overlijden van ouders

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Limburg, is een tussenvonnis uitgesproken op 20 juli 2022 in een civiele procedure betreffende de verdeling van een nalatenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.Th.J. van der Klei, heeft een vordering ingediend tegen haar broer, gedaagde 1, en haar niet verschenen broer, gedaagde 2, met betrekking tot de verdeling van de erfenis van hun overleden ouders. De procedure is gestart met een dagvaarding op 18 november 2019, en er zijn verschillende processtukken en producties ingediend, waaronder een akte van eiswijziging en proces-verbaal van mondelinge behandelingen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de vader van de partijen is op 23 september 2015 overleden, en de moeder op 2 mei 2018. Beide ouders hebben bij testamenten over hun nalatenschap beschikt, waarbij de drie kinderen de enige wettelijke erfgenamen zijn. De erfenis is door hen zuiver aanvaard, en er resteert enkel het saldo op de bankrekeningen van de moeder dat nog verdeeld moet worden. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juli 2022 hebben de partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van het saldo, waarbij aan gedaagde 1 een bedrag van € 10.000,- wordt uitgekeerd, en het resterende saldo gelijkelijk wordt verdeeld.

De rechtbank heeft in het vonnis bepaald dat de eiseres in staat wordt gesteld om de gewijzigde eis aan de niet verschenen gedaagde 2 te betekenen. De zaak is vervolgens aangehouden voor overlegging van de exploten die moeten aantonen dat de gewijzigde eis en het vonnis aan gedaagde 2 zijn betekend. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat deze exploten zijn overgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/271520 / HA ZA 19-599
Vonnis (bij vervroeging) van 20 juli 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil te Maastricht-Airport,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde 1] genoemd. De niet verschenen gedaagde sub 2 wordt hierna [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 november 2019 met drie producties,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 20,
  • het tegen [gedaagde 2] verleende verstek,
  • de akte van eiswijziging, ter griffie ontvangen op 20 mei 2020,
  • de aan [gedaagde 2] betekende akte van eiswijziging, ter griffie ontvangen op 27 mei 2020,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 26 juni 2020, waarin staat dat partijen het geschil willen beslechten middels mediation en waarbij de zaak is verwezen naar de parkeerrol van 7 april 2021,
  • het B-15 formulier van [eiseres] met het verzoek de zaak te verwijzen naar de volgende parkeerrol, ter griffie ontvangen op 29 maart 2021,
  • het B-15 formulier van [gedaagde 1] , ter griffie ontvangen op 6 april 2021,
  • de akte van [gedaagde 1] , ter griffie ontvangen op 2 november 2021,
  • de rolbeslissing van 10 november 2021 waarbij voortzetting van de mondeling behandeling is bepaald,
  • de nagestuurde producties 11 tot en met 13 van [eiseres] , ter griffie ontvangen op
20 juni 2022,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 juli 2022,
  • de ter zitting door [eiseres] overgelegde ‘korte aantekeningen ter zitting’.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] , [eiseres] en [gedaagde 1] zijn broer en zussen van elkaar. Op 23 september 2015 is hun vader, [naam vader] , overleden. Hij heeft bij testament van 13 januari 1978 over zijn nalatenschap beschikt (productie 1 bij de conclusie van antwoord). Het testament voorzag - kort gezegd - in een ouderlijke boedelverdeling.
2.2.
Op 2 mei 2018 is de moeder van [gedaagde 2] , [eiseres] en [gedaagde 1] , [naam moeder] , (verder: moeder) overleden. Zij heeft bij testament van 13 januari 1978 over haar nalatenschap beschikt (productie 2 bij conclusie van antwoord). Partijen zijn de drie (enige) wettelijke erfgenamen van moeder. De erfenis is door alle drie de erfgenamen zuiver aanvaard, en ieder heeft recht op een derde erfdeel.
2.3.
Alleen het saldo op de bankrekening(en) van moeder moet nog door de erfgenamen worden verdeeld.
2.4.
In het proces-verbaal van 7 juli 2022 staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Aan de zijde van [eiseres] wordt voorts naar voren gebracht:
(…)
Wij trekken de vorderingen, als genoemd in de dagvaarding, onder I, II, V en VI in. Evenals de vorderingen als opgenomen in de akte eiswijziging.
We verzoeken de rechtbank uitspraak te doen ten aanzien van de vorderingen III, IV en VII als opgenomen in de dagvaarding. De vorderingen III en IV dienen, met het oog op hetgeen partijen ter zitting zijn overeengekomen, als volgt te worden gewijzigd:
III. de verdeling vast te stellen conform hetgeen partijen ter zitting zijn overeengekomen, zijnde dat - voordat wordt overgegaan tot verdeling van het saldo, zijnde het enige nog te verdelen vermogensbestanddeel - vooreerst aan [gedaagde 1] wordt uitgekeerd € 10.000,- met het oog op de schenking van vader (conform het briefje van
20 september 2015),
IV. de bank te bevelen het restant saldo per datum uitbetaling (na uitvoering van het onder III. bepaalde) gelijkelijk (ieder voor 1/3) uit te keren aan [eiseres] , [gedaagde 2] en [gedaagde 1] .
Wij handhaven de gevorderde proceskosten als opgenomen onder VII.
Aan de zijde van [gedaagde 1] wordt naar voren gebracht:
(…) Wij stemmen in met de gewijzigde vordering, dit is conform hetgeen partijen ter zitting zijn overeengekomen.
Wij handhaven onze vordering met betrekking tot de proceskosten, met inbegrip van de kosten die in relatie tot de volmacht zijn gemaakt. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank, na eiswijziging als opgenomen in het proces-verbaal van 7 juli 2022, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de verdeling vaststelt conform hetgeen partijen ter zitting zijn overeengekomen, zijnde dat - voordat wordt overgegaan tot verdeling van het saldo, zijnde het enige nog te verdelen vermogensbestanddeel - vooreerst aan [gedaagde 1] wordt uitgekeerd € 10.000,- met het oog op de schenking van vader (conform het briefje van 20 september 2015),
2. de bank beveelt het restant saldo per datum uitbetaling (na uitvoering van het onder 1. bepaalde) gelijkelijk (ieder voor 1/3) uit te keren aan [eiseres] , [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ,
3. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , althans [gedaagde 1] , veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde 1] voert verweer tegen de gevorderde proceskostenveroordeling.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De overwegingen

4.1.
Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt tussen alle partijen één vonnis op tegenspraak gewezen, nu [gedaagde 1] in de procedure is verschenen en tegen [gedaagde 2] verstek is verleend.
4.2.
[eiseres] heeft haar vorderingen III. en IV. gewijzigd conform hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling op 7 juli 2022 zijn overeengekomen. De gewijzigde eis valt binnen het bereik van de woorden ‘verandering of vermeerdering van eis’ in
artikel 130 lid 3 Rv en moet dus bij exploot kenbaar worden gemaakt aan de niet verschenen gedaagde. [eiseres] zal daartoe in staat worden gesteld, waarbij zij tevens moet meebetekenen dit vonnis.
4.3.
De rechtbank begrijpt voorshands dat [gedaagde 1] geen bezwaar heeft tegen de gewijzigde vordering die dus, wat haar betreft, kan worden toegewezen.
4.4.
In afwachting van exploten waaruit blijkt dat de gewijzigde eis - als opgenomen in het proces-verbaal van 7 juli 2022 - en dit vonnis is betekend aan de niet verschenen gedaagden zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt [eiseres] in staat om bij exploot aan de niet verschenen gedaagde sub 2, [gedaagde 2] , kenbaar te maken (te betekenen) de vermindering/wijziging van eis als opgenomen in het proces-verbaal van 7 juli 2022 en dit vonnis,
5.2.
verwijst de zaak naar de rol van 31 augustus 2022 voor overlegging zijdens [eiseres] van exploten waaruit blijkt dat aan gedaagde sub 2, [gedaagde 2] , zijn betekend het
proces-verbaal van 7 juli 2022 en dit vonnis,
5.3.
stelt gedaagde sub 2, [gedaagde 2] , in staat zich ter rolle van 31 augustus 2022 desgewenst uit te laten over het hiervoor onder 4.3. gegeven voorshandse oordeel,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM