ECLI:NL:RBLIM:2022:5671

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
C/03/267485 / HA ZA 19-416
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van de verklaring van de derde-beslagene in geval van conservatoir beslag

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de eiseres, Lauka Holding B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagden, Vrebamelkvee B.V. en Stichting Administratiekantoor 4 Generaties (STAK), met betrekking tot een conservatoir beslag dat is gelegd op de gedaagden. De eiseres vordert onder andere dat de gedaagden een deugdelijke verklaring van derdenbeslag overleggen en dat zij informatie verstrekken over hun rechtsverhouding met de schuldenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van Lauka Holding niet kunnen worden toegewezen, omdat de wettelijke voorwaarden voor de betwistingsprocedure niet zijn vervuld. De rechtbank oordeelt dat artikel 477a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing is, aangezien er geen executoriale titel is en de betrokken bevoegdheid alleen is toegekend aan de executant. De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt Lauka Holding in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 1.765,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is gewezen op 27 juli 2022 door mr. R. Kluin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/267485 / HA ZA 19-416
Vonnis van 27 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAUKA HOLDING B.V.,
gevestigd te Heeze,
eiseres,
advocaat mr. P.C. van Nielen te Helmond,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VREBAMELKVEE B.V.,
gevestigd te Vredepeel,
2. de stichting
STICHTING ADMINSTRATIEKANTOOR 4 GENERATIES [schuldenaar],
gevestigd te De Rips,
gedaagden,
advocaat mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen.
Partijen zullen hierna ook (eiseres) Lauka Holding en (gedaagden) Vrebamelkvee en STAK genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord van Vrebamelkvee
  • de conclusie van antwoord van STAK
  • de conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis
  • de conclusie van dupliek van Vrebamelkvee
  • de conclusie van dupliek van STAK.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lauka Holding heeft bij dagvaarding van 3 mei 2019 een vordering ingesteld tegen [schuldenaar] (hierna: [schuldenaar] ), welke kort samengevat strekt tot veroordeling van [schuldenaar] tot betaling van € 375.000,- met rente uit hoofde van borgtocht dan wel onrechtmatige daad (hierna: de beweerde vordering). Deze zaak is bij deze rechtbank aanhangig onder zaaknummer C/03/264009 / HA ZA 19-230. In deze zaak is nog geen eindvonnis gewezen.
Noot rechtbank: hierboven is geschreven “de beweerde vordering” waarmee de rechtbank tot uitdrukking wenst te brengen dat sprake is van een door de ene partij gestelde vordering die door de andere partij is betwist; de strekking van de gebruikte formulering is niet daarmee enig (voorshands) oordeel te geven omtrent de gegrondheid van die gestelde vordering.
2.2.
Lauka Holding heeft op basis van een daartoe verleend verlof van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant op 3 mei 2019 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Vrebamelkvee en STAK (hierna: de beslagen). Deze beslagen strekken tot bewaring van de rechten van Lauka Holding uit hoofde van de beweerde vordering op [schuldenaar] .
2.3.
Vrebamelkvee en STAK hebben op 13 juni 2019 per post aan de deurwaarder doen toekomen hun respectieve verklaringen derdenbeslag (hierna: de verklaringen derdenbeslag). Deze verklaringen derdenbeslag bestaan uit de door de deurwaarder aan Vrebamelkvee en STAK overhandigde modelformulieren als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv, waarop - in beide gevallen - is aangekruist optie A, inhoudende dat er tussen ondergetekende (respectievelijk Vrebamelkvee en STAK) en de schuldenaar ( [schuldenaar] ) geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende hadden te vorderen, nu te vorderen heeft of nog in de toekomst te vorderen zal krijgen.

3.Het geschil

3.1.
Lauka Holding vordert - na eiswijziging - bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. STAK en Vrebamelkvee ieder afzonderlijk te veroordelen tot het overleggen van een deugdelijke en gemotiveerde verklaring derdenbeslag die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 476a Rv en 476b Rv en voorzien van de nodige verificatoire bescheiden/bijlagen binnen twee dagen nadat het vonnis te dier zake aan hen is betekend.
B. STAK en Vrebamelkvee in dat kader ieder afzonderlijk te veroordelen aan te geven dat er wel degelijk een rechtsverhouding is met [schuldenaar] , hoe deze rechtsverhouding met [schuldenaar] gekwalificeerd is en STAK en Vrebamelkvee te veroordelen om daarbij
bewijsstukken te overleggen zoals (management)overeenkomsten, salarisstroken etc. waaruit blijkt welke vorderingsrechten [schuldenaar] op grond van die rechtsverhouding heeft op STAK/Vrebamelkvee en STAK en Vrebamelkvee te veroordelen aan te geven hoe groot het bedrag is dat door het beslag is geraakt en waarmee het elke maand oploopt, een en ander binnen twee dagen nadat het vonnis te dier zake aan hen is betekend.
C. Vrebamelkvee BV te gebieden om opgave te doen van haar aandeelhouder(s) en/of certficaathouders, alsmede haar aandeelhouders- c. q. certificaathoudersregister te overleggen, alsmede het aandeelhouders- c. q. certficaathoudersregister van Vreba Holding I
te overleggen, alsmede haar laatste statutenwijziging met datum 01-07-20 te overleggen e.e.a. binnen twee dagen nadat het vonnis te dier zake aan haar is betekend.
D. Vrebamelkvee en STAK te gebieden om opgave te doen van hun uiteindelijk belanghebbenden (UBO ‘s) onder opgave van:
a. het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, indien dat aan hen is toegekend;
b. een fiscaal identificatienummer van een ander land dan Nederland waarvan hij ingezetene
is, indien dat door zijn woonstaat aan hem is toegekend;
c. de naam, de geboortemaand en het geboortejaar, de woonstaat en de nationaliteit,
d. de geboortedag, de geboorteplaats, het geboorteland en het woonadres;
e. de aard van het door de uiteindelijk belanghebbenden gehouden economische belang en
de omvang van dit belang,
e.e.a. binnen twee dagen nadat het vonnis te dier zake aan hen is betekend.
E. STAK en Vrebamelkvee te gebieden om schriftelijk en verfieerbaar met onderbouwende
bescheiden op te geven bij wie of welke andere vennootschap, al dan niet onderdeel uitmakend van de groep vennootschappen en stichtingen van de familie [schuldenaar] , [schuldenaar] nog meer in dienst is c.q. werkzaamheden verricht en bij welke vennootschap hij salaris en/of dividend en/ofwinstuitkeringen of enig ander inkomen en/ofkostenvergoeding geniet, aan te geven hoe groot de vordering is c.q. om hoeveel het gaat en te gebieden dat te onderbouwen met bewijsstukken, zoals in elk geval (een) arbeidsovereenkomst(en,) en/of
managementovereenkomst(en,), alle salarisstroken van 2019 en 2020 waaronder de meest
recente, belastingaangiften etc. binnen twee dagen nadat het vonnis te dier zake aan hen is
betekend.
F. STAK en Vrebamelkvee ieder afzonderlijk te veroordelen tot betaling aan Lauka van een
dwangsom van € 100.000 per overtreding van de hiervoor genoemde veroordelingen /geboden en € 25.000 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, dan wel enig ander bedrag aan dwangsommen door uw rechtbank in goede justitie te bepalen.
G. STAK en Vrebamelkvee hoofdelijk te veroordelen, des dat de een betaalt de ander gekweten zal zijn, in de proceskosten alsook in de nakosten van deze procedure met de bepaling dat hij daarover de wettelijke rente verschuldigd is, vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis te dezer zake.
3.2.
Vrebamelkvee en STAK voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak is inhoudelijk verwant met de onder rechtsoverweging (rov.) 2.1 genoemde zaak tussen Lauka Holding en [schuldenaar] , waarin nog geen eindvonnis is gewezen. De zaken zijn niet formeel gevoegd. Partijen hebben beide na beraad in deze zaak vonnis gevraagd, waaruit de rechtbank heeft afgeleid dat zij niet wensen te wachten op de uitkomst in de verwante zaak. Derhalve zal in de zaak heden vonnis worden gewezen.
eiswijziging
4.2.
Lauka Holding heeft bij haar conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis haar eis gewijzigd als bedoeld in artikel 130 Rv. Gedaagden hebben hiertegen bezwaar gemaakt en gesteld dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank is van oordeel dat dit bezwaar moet worden gepasseerd omdat (a) niet is gebleken van enige benadeling van gedaagden in hun mogelijkheden om verweer te voeren en (b) niet is gebleken van onredelijke vertraging van de procedure als gevolg van de eiswijziging. Dat hiervan niet is gebleken volgt reeds uit de omstandigheden dat gedaagden bij hun respectieve conclusies van dupliek inhoudelijk verweer hebben gevoerd en dat beide partijen vervolgens na beraad vonnis hebben gevraagd.
4.3.
Uit het bovenstaande volgt dat de eiswijziging kan worden toegelaten en dat ter beoordeling voorliggen de vorderingen zoals reeds hierboven onder rov. 3.1. zijn weergegeven.
inhoudelijke beoordeling
4.4.
De vorderingen sub A en B strekken kort samengevat tot het (door gedaagden) doen van een deugdelijke en gemotiveerde verklaring van een derde als bedoeld in de artikelen 476a en 476b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en zijn gebaseerd op de stelling dat gedaagden ondeugdelijk onderbouwde en evidente onjuist verklaringen hebben afgelegd (waarmee wordt gedoeld op de verklaringen genoemd onder rov. 2.3). Lauka Holding stelt dat artikel 477a Rv - althans de daarin geregelde mogelijkheid om een verklaring derdenbeslag te betwisten - hier analoog dient te worden toegepast omdat - zo begrijpt de rechtbank de stellingen - het nalaten van het nakomen van de uit de artikelen 476a en 476b Rv voortvloeiende inlichtingenplicht kwalificeert als onrechtmatige daad jegens Lauka Holding in de zin van artikel 6:162 BW, zodat laatstgenoemd artikel kan dienen als grondslag voor het gevorderde.
Gedaagden hebben als verweer aangevoerd dat artikel 477a Rv hier niet (analoog) toepasselijk is.
4.5.
De rechtbank is met gedaagden van oordeel dat voor toewijzing van het gevorderde onder A en B geen plaats is en heeft daartoe als volgt overwogen.
Artikel 477a, tweede lid, Rv geeft een bevoegdheid aan de executant (degene die overgaat tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel) om een door een derde beslagene afgelegde verklaring te betwisten (hierna: de betwistingsprocedure). De betwistingsprocedure kan alleen worden gevoerd indien executoriaal beslag is gelegd (art. 477a Rv wordt immers in art. 720 Rv niet van overeenkomstige toepassing verklaard) of nadat het conservatoir beslag executoriaal is geworden (op grond van het bepaalde in art. 704 lid 1 Rv) en vier weken zijn verstreken nadat de executoriale titel aan de derde is betekend (zoals is geregeld in art. 723 Rv).
In dit geval staat vast dat de beweerde vordering onderwerp is van een nog aanhangige procedure. Van een voor tenuitvoerlegging vatbare titel is derhalve geen sprake; aan de eisen die zijn gesteld aan de toepasselijkheid van artikel 477a Rv is derhalve niet voldaan, zodat het artikel niet direct van toepassing is.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor analoge toepassing geen plaats, reeds omdat de betrokken bevoegdheid (tot betwisting van de verklaring van de derde) door de wetgever uitdrukkelijk alleen is toegekend aan de executant en niet ook aan de legger van conservatoir beslag, wat blijkt uit de artikelen 702 en 720 Rv. Met Lauka Holding is de rechtbank van oordeel dat denkbaar is dat het afleggen van een onjuiste verklaring onder omstandigheden een onrechtmatige daad zou kunnen opleveren van de derde-beslagene jegens de beslaglegger. Dit kan evenwel - anders dan Lauka Holding heeft bepleit - niet leiden tot het aannemen van een procesrechtelijke bevoegdheid van de conservatoir beslaglegger die de wetgever niet - dat wil zeggen: niet in het stadium waarin het geschil tussen partijen zich thans bevindt - heeft gewild.
De vorderingen sub A en B dienen derhalve te worden afgewezen.
4.6.
De vordering sub C strekt tot het door Vrebamelkvee doen van opgave van haar aandeelhouder(s) en/of certficaathouders, alsmede haar aandeelhouders- c. q. certificaat-houdersregister te overleggen, alsmede het aandeelhouders- c. q. certficaathoudersregister van Vreba Holding I te overleggen, alsmede haar laatste statutenwijziging met datum 01-07-20 te overleggen.
De feitelijke en juridische onderbouwing van de vordering sub C door Lauka Holding is voor de rechtbank niet duidelijk. Duidelijk is wel dat Lauka Holding stelt dat op enig moment na de datum beslaglegging sprake is geweest van wijziging van de statuten en de eigendomsverhoudingen in/rond Vrebamelkvee en dat Lauka Holding meent dat dit is gedaan om verhaal te bemoeilijken of onmogelijk te maken. Dat dit zo is en door wie dit is gedaan, is evenwel niet of nauwelijks uitgewerkt. Wel uitdrukkelijk gesteld is dat na de bedoelde wijziging enig bestuurder en enig aandeelhouder van Vrebamelkvee is geworden Vreba Holding II BV en dat van laatstgenoemde vennootschap Vreba Holding I BV enig bestuurder en enig aandeelhouder is. In dit verband figureert kennelijk Vreba Holding I BV in het gevorderde.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Lauka Holding ten aanzien van het gevorderde sub C niet aan haar stelplicht voldaan. Kernprobleem is dat uit de aangevoerde feiten en omstandigheden niet valt af te leiden op welke feitelijke en juridische grondslag Vrebamelkvee jegens Lauka Holding gehouden zou zijn de gewenste informatie te verstrekken. Hierbij is met name van belang dat de vordering door Lauka Holding is ingesteld in het kader van haar zoektocht naar verhaalsmogelijkheden betreffende haar beweerde vordering op [schuldenaar] . Vrebamelkvee is een derde ten opzichte van die beweerde vordering en is (in eerste instantie, zoals blijkt uit de dagvaarding) door Lauka Holding in rechte betrokken naar aanleiding van het onder haar gelegde derdenbeslag. Hetgeen nu (na eiswijziging) sub C wordt gevorderd kan niet worden betrokken op de positie van Vrebamelkvee als derde-beslagene (want staat los daarvan). Op welke voor het gevorderde sub C rechtens relevante grondslag Vrebamelkvee dan wel door Lauka Holding zou kunnen worden aangesproken is niet dan wel onvoldoende duidelijk aangevoerd. Reeds om die reden ligt het gevorderde sub C voor afwijzing gereed.
4.7.
Het gevorderde sub D strekt tot opgave door Vrebamelkvee en STAK van hun uiteindelijk belanghebbenden, waarmee Lauka Holding doelt op het bepaalde in artikel 15a Handelsregisterwet 2007, waarin - kort samengevat - is bepaald dat in het handelsregister moet worden opgenomen wie uiteindelijk belanghebbende is van vennootschappen of andere juridische entiteiten als bedoeld in artikel 10a van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsgrond aanwijsbaar is op grond waarvan gedaagden gehouden zouden zijn om aan Lauka Holding opgave te doen van vorenbedoelde uiteindelijk belanghebbenden. Het gevorderde sub D ligt daarmee voor afwijzing gereed.
4.8.
Het gevorderde sub E strekt kort samengevat tot het door gedaagden verstrekken van informatie over de juridische/financiële betrekkingen tussen [schuldenaar] en derden. Met gedaagden is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien op welke grondslag gedaagden daartoe gehouden zouden zijn. Het gevorderde sub E ligt daarmee voor afwijzing gereed.
4.9.
Hierboven is geoordeeld dat de vorderingen sub A tot en met E moeten worden afgewezen, zodat voor de sub F gevorderde dwangsommen en voor de sub G gevorderde proceskostenveroordeling geen plaats is. Het gevorderde ligt daarmee integraal voor afwijzing gereed. De hierna te noemen beslissingen zijn gebaseerd op de overwegingen die hierboven staan. Hetgeen partijen meer of anders hebben aangevoerd kan als niet langer ter zake doende verder buiten beschouwing worden gelaten.
4.10.
Lauka Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
1.126,00(2 punten× tarief € 563,00)
Totaal € 1.765,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Lauka Holding in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.765,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt Lauka Holding in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Lauka Holding niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.type: RK